Wij maken nu een zijsprongetje. …
Wij maken nu een zijsprongetje. ‘Marguerite Yourcenar en graaf Lippens zijn de meest fascinerende mensen die ik in mijn leven heb ontmoet.’ Het dateert van deze zomer op de radio, en aan het woord was Guido Burghgraeve, de conservator van het Zwin. Een mens die men bezwaarlijk van vooringenomenheid kan verdenken. Het was niet duidelijk over welke Lippens hij het had : vader, zoon, of broer. Of Lippens in het algemeen. Maar hoe dan ook, als Burghgraeve beweert dat graaf Lippens de meest fascinerende mens is die hij in zijn leven heeft ontmoet, dan verdient dat onze aandacht.
‘Wat het genie naast zich nodig heeft,’ sprak de grote Bomansdetective Bill Clifford, ‘is een absolute sufferd. Pas dan wordt duidelijk hoe groot het verschil kan zijn.’ Dat is juist, maar er moet aan worden toegevoegd dat slechts een genie bevoegd is om een ander, of zichzelf, een genie te noemen. Een genie weet wel wie een sufferd is, maar een sufferd weet niet wie een genie is. Want voor hem is iemand al een genie indien hij iets minder sufferd is dan hij. Denken wij toch, want zelf behoren wij veeleer tot de tweede categorie.
Maar Burghgraeve is wel een genie. Weliswaar in vogelkunde, maar onder paars-groen is de stap naar de politiek niet groot. Als ornitholoog moest hij enkel het hoofd buigen voor wijlen onze directeur, die hem bij menige gegidste zondagochtendwandeling de duvel kwam aandoen door ongemerkt bij het groepje Zwinbezoekers aan te sluiten, en vanuit de achterste rij telkens tegen te spreken wat de conservator op de eerste rij met zoveel passie stond te beweren.
Als die vooraan op een klein stipje in de verte wees en zelfverzekerd meldde dat daar een ijsduiker wandelde, bracht achteraan onze directeur de mensen rondom hem ervan op de hoogte dat het een parelduiker betrof. Toen de vogel even later opvloog en voor het groepje bewonderaars kwam klapwieken, bleek het inderdaad een parelduiker. Na een kwartier hadden de meeste mensen zich dan ook omgedraaid zodat zonder van plaats te verwisselen onze directeur nu vooraan stond en Burghgraeve achteraan. ‘Het visdiefje’, had onze directeur de rondleiding overgenomen, ‘behoort tot de familie van de sternen.’
Afgezien van dit geval van baas-boven-baas, weet Guido Burghgraeve goed waarover en over wie hij spreekt, als hij de politieke en sociale bewogenheid van de Lippensen prijst. Maar datzelfde geldt voor Frank De Moor, en die houdt er een heel andere mening op na. De gebroeders Lippens zijn in de ogen van onze chef-justitie de verpersoonlijking van Beëlzebub en Lucifer. Vergeleken met de gebroeders Lippens is Osama Bin Laden een vreedzame en rechtschapen bedoeïen. En De Moor zal niet rusten vooraleer hij dat zwart op wit bewezen heeft.
Ligt van ’s morgens tot ’s avonds in Knokke op de loer, op zoek naar onrechtmatigheden. Dwaalt incognito met passer en meter door de gemeente. Is het gemeentehuis geen halve meter te hoog? Voldoet het Hof van graaf Leopold aan alle stedebouwkundige voorschriften? En wat met diens vriendin? Is de dijk niet te breed? Is er op het golfterrein geen hole die zich per ongeluk een half metertje in een natuurgebied bevindt, terwijl hij zich volgens het gewestplan slechts op recreatieterrein mag bevinden?
De Moor praat, nee fluistert, konkelfoest, met de plaatselijke bewoners en peutert naar hun grieven. Controleert elke punt en komma in de besluiten van de gemeenteraad, en in de kasverrichtingen van de Compagnie du Zoute. Registreert elke vogel die het Zwin binnenvliegt en o wee indien zich een vreemde eend in de bijt waagt. Duikt in archieven en bibliotheken, op zoek naar een oorkonde of een rol perkament waaruit zou blijken dat het verboden is om op het grondgebied van Knokke, Duinbergen of Heist, kusttoerisme uit te baten. Trekt de stamboom na van alle voorvaderen Lippens en spiedt met een vergrootglas door eigendomsakten en huwelijkscontracten. Brengt nachten door in het casino, om de croupiers te betrappen op gemerkte kaarten of op een verdachte beweging onder de roulettetafel. Enzovoort.
Heeft klachten lopen bij alle denkbare arbitragecomités en adviesorganen. En heeft een proces aangespannen bij de rechtbank van eerste aanleg, waarin hij het recht van Knokke aanvecht om überhaupt te bestaan. Op gezette tijden komt De Moor juichend het BMC binnen : ‘We zijn aan het winnen.’ Een assistent-griffier van een kamer van de Raad van State heeft dan laten doorschemeren dat de Raad mogelijk negatief zal adviseren in verband met een of andere beslissing van het schepencollege van Knokke.
Op één vraag kennen wij na al die jaren het antwoord niet: waarom ? Waarom is onze chef-justitie zo geobsedeerd door zijn kruistocht tegen de familie Lippens ? Wij weten het niet, niemand kan het ons uitleggen, en De Moor zelf beweert dat hij gedreven wordt door een drang naar eerlijkheid en rechtvaardigheid. Maar als dat zo was, zou hij niet bij Knack werken. Het moet aangeboren zijn. Zoals een ander niet houdt van zwemmen of schorseneren, zo moet De Moor niet weten van een Lippens. Het is meer dan een aversie, het is een fobie. Een dwangmatige neurose.
Hetzelfde gevoel koestert hij sinds kort ook jegens Marc Verwilghen. En nu wil het toeval dat die Dendermonde heeft ingeruild voor een vaste domicilie in Knokke. Weggepest door Karel De Gucht, maar dat is een ander verhaal.
En dus komt nu de vraag der vragen, die wij onze chef-justitie op de man af hebben gesteld : ‘Frank, als je moet kiezen tussen Verwilghen en graaf Lippens, wie kies je dan ?’
Het is graaf Lippens !!