Wat maakt een oude foto de moeite én geld waard?

‘Als ik in de buurt van een goede foto kom, ruik ik dat. Ik weet die terug te vinden onder dikke lagen boeken’, zegt Tristan Schwilden, die al 25 jaar lang foto’s te koop aanbiedt in zijn Brusselse boekhandel in de Galerie Bortier. De prijs van een foto bepalen, is een complex gebeuren. Het heeft met enkele meetbare gegevens te maken _ de kwaliteit van de print, de leeftijd, het formaat _, maar ook met een cumulatief gevoel voor fotografie en geld. Het is het resultaat van jarenlange ervaring.

Schwilden is mede-auteur van Directory of Photographers in Belgium 1839-1905 (1997). De twee boeken ( Volume I- text en Volume II- album) zijn het resultaat van monnikenwerk: het bestuderen van tienduizenden foto’s, het ontcijferen van namen en adressen, het opzoeken van gegevens, het invullen van fiches, het bewaren en catalogeren. In de bestudeerde periode telde hij 5400 fotografen, van wie iets minder dan de helft beroepsfotografen waren. De aanmaak van het boek was echter niet alleen stapelwerk. Het was tegelijk een wolk van aandacht voor de Belgische fotografie. Zo werden de oude Belgische foto’s bekend en dus ook meer waard.

Het werk van bekende fotografen is immers duidelijk duurder. De naam van de fotograaf is dan ook belangrijk. Dat lijkt onrechtvaardig, want foto’s worden niet alleen gemaakt door de fotograaf, maar ook door het onderwerp. Een kunstschilder vertrekt van een wit doek en is verantwoordelijk voor elke veeg die hij erop aanbrengt, daarvan hangt de kwaliteit af. We kunnen aannemen dat er een tamelijk zuivere relatie bestaat tussen de faam van de kunstschilder en de kwaliteit van zijn werk. Dat geldt in mindere mate ook voor foto’s. De fotograaf knipt een stukje uit wat hij waarneemt, een stukje beeld en een stukje tijd. Daarbij is de manier van knippen heel belangrijk. Veel fotoliefhebbers beweren inderdaad dat alles van de fotograaf afhangt, dat hij _ zoals een kunstschilder _ de maker is van het beeld. Toch valt op dat de naam van de fotograaf minder belangrijk wordt naarmate het onderwerp imposanter of bekender is. De foto van een niet meer bestaand gebouw of van een heel bekende, schaars geklede en al lang overleden actrice is ook veel waard, zelfs als de fotograaf een volslagen onbekende is.

VIJFTIG KILOMETER MUUR

Wat de schilderkunst betreft, is niemand, geen museum en geen land, rijk genoeg om een representatief historisch verantwoord oeuvre aan te kopen. Er is te veel en het kost te veel. Maar in de fotografie kan dat wél. Velen waren verwonderd toen Paul Getty van het gelijknamige museum in Los Angeles in 1984 de ene collectie na de andere opkocht. Het ging om de kleinere collecties van André en Marie-Thérèse Jammes, Samuel Wagstaff (met werk van Nadar, Julia Margueret Cameron, Carlton Watkins, André Kertesz), en de Arnold-Cranecollectie. Toen Paul Getty in 1976 stierf, liet hij zijn stichting voor 32,9 miljoen frank (815.569 euro) petroleumwaarden na. Maar in 1999 besteedde die 1,41 miljard frank (34,95 miljoen euro) aan de uitbreiding van zijn collectie. De fototentoonstellingen die Getty organiseert, behoren tot de beroemdste in de Verenigde Staten. Het museum beschikt nu over 60.000 betere foto’s. Er zou vijftig kilometer muur nodig zijn om die behoorlijk te exposeren. De waarde van de collectie is niet meer te schatten. Eigenlijk hebben ze winst gemaakt.

In 1999 werd de grote fotografiecollectie van André en Marie-Thérèse Jammes geveild. Die Parijse boekhandelaars verzamelden decennialang foto’s. Tegelijkertijd organiseerden ze tentoonstellingen en boden ze kleinere partijen te koop aan. Ze bewaarden het beste werk, lieten er boeken mee drukken en besteedden veel aandacht aan de keuze van de foto’s. De collectie was niet ordinair, de verzamelaars hadden er met hart en ziel aan gewerkt. Op de veiling waren de prijzen vaak tien keer hoger dan verwacht.

Sindsdien is de markt zenuwachtig. Er zijn oliesjeiks die roekeloze aankopen doen. Op serieuze veilingen kopen ze gewoon alles, tegen welke prijs dan ook. De fotografie is zo in een nieuw straatje beland. Tristan Schwilden blijft er koel bij. Mensen krijgen de indruk dat de oude foto’s die ze in de kast hebben liggen nu plots vreselijk veel waard zijn, maar dat is volgens hem niet zo. Het gaat alleen om het exclusieve en beste werk. Schwilden beweert dat alleen deskundigen goede aankopen kunnen doen. Als er van hetzelfde negatief twee afdrukken bestaan, is het mogelijk dat de betere afdruk 100.000 frank (2479 euro) waard is en de mindere afdruk slechts 20.000 frank (495 euro). Het is dan belangrijk om te weten dat er een betere afdruk bestaat en vooral hoe die eruitziet. Daarom worden er hoge prijzen betaald voor de collecties van deskundigen, want die garanderen een goede kwaliteit.

In het buitenland zijn Belgische foto’s niet echt onbekend. Leonard Misonne, bijvoorbeeld, fotografeerde tot diep in de twintigste eeuw _ toen dat al lang niet meer in de mode was _ dromerige picturale landschappen. Het waren combinaties van verschillende negatieven, die met de oude technieken waren verwezenlijkt. Op die manier heeft hij een betrouwbaar en gaaf oeuvre gecreëerd. De afdrukken kosten zelden minder dan 100.000 frank (2479 euro).

Na de incidenten van 11 september in New York zijn de fotohandelaars benieuwd naar de evolutie van de prijzen. Uit enkele veilingen is immers al gebleken dat de prijzen van het ‘bijna-topwerk’ zakken. De ultieme betere beelden behouden hun waarde.

UIT LIEFDE

Theoretisch zijn zelfs de oudste foto’s niet echt oud. De fotografie werd officieel pas in 1839 ‘uitgevonden’. Eigenlijk is het dus nog een jong medium en toch lijken foto’s snel oud. Dat is een apart verschijnsel. Foto’s zijn heftig, direct, ze tonen iets dat geweest is, geen verzinsel maar een herkenbare realiteit. Heftige dingen verouderen snel. Elk beeld bevat een zee van informatie, elementen in de achtergrond, kleren, accessoires en technieken, al die dingen zijn sterk aan tijd gebonden.

Het is opvallend dat oude foto’s technisch gezien toch goed bewaard blijven: ze overleven gemakkelijk de mensen die erop afgebeeld staan. Papier _ en dus ook fotopapier _ kan verkleuren. Je hangt foto’s beter niet in het licht. Ze moeten bewaard worden in dozen van zuurvrij karton en in een koele en relatief droge omgeving. Als de zwart-witfoto’s op barietpapier gemaakt zijn en goed gespoeld werden, kunnen ze volgens Tristan Schwilden eindeloos bewaard blijven. Kleurenfoto’s en vooral kleurenpolaroidfoto’s zijn kwetsbaarder, en moeten onder een luchtdichte beschermlaag.

Ronny Van de Velde, die op dit moment foto’s tentoonstelt en verkoopt in zijn huisje vlakbij de Antwerpse Sint-Pauluskerk, kocht in de jaren zeventig veel foto’s in Londen. Hij deed dat in opdracht van professor Jan Vanderhoydoncks van de VUB. Zo kwam hij in het vak terecht. Het was toen nog mogelijk om voor een paar honderd frank goed werk te kopen, zelfs daguerrotypes. In 1940 al organiseerde het Museum voor Moderne Kunst in New York een veiling onder de titel Photography for 10$, en beroemde fotografen waren dolblij als een van hun beelden verkocht raakte. Soms werden foto’s als bladwijzer gebruikt, soms lagen ze bij een handelaar in een map. In die tijd hoorden foto’s niet bij de fotografie, maar bij het onderwerp. Architectuurfoto’s hoorden bij de boeken en de specialisten van de architectuur, theaterfoto’s vond je bij de literatuur over theater en etnografische foto’s aan de universiteiten en instellingen waar de etnografie bestudeerd werd. Nu hoort fotografie meestal bij fotografie, het onderwerp is niet altijd meer het belangrijkste. De foto is niet alleen een afbeelding, het is ook een object. Ronny Van de Velde denkt dat de betere foto’s bij de particulieren ondertussen op zijn: het betere werk wordt frisjes bewaard of het circuleert via openbare veilingen.

Van de Veldes eigen tentoonstelling in zijn huis aan de Antwerpse Nosestraat is prachtig. Het huis is klein, de kamers liggen boven elkaar en zijn bereikbaar via een steile trap. Oude foto’s passen dan ook niet in grote ruimtes, ze horen bij een zekere intimiteit. Er is veel architectuurfotografie bij _ de oude gebouwen laten zich gewillig fotograferen _ en ook enkele merkwaardige groepsportretten. Van de Velde wijst naar een portret van koning Leopold I, een foto in een ovalen lijst die in 1856 door Louis Joseph Ghémar werd gemaakt. De foto is maar twintig centimeter hoog en kost 180.000 frank (4462 euro). De koning poseert in profiel, en dat is een beetje ongewoon. Het gave beeld is een zoutdruk die door de fotograaf zelf werd geretoucheerd. Zo zien de betere foto’s eruit. Ze zijn simpel, delicaat en klein. Volgens Van de Velde zullen die foto’s steeds duurder worden.

Zo kocht hij ook de collectie Couvreur: met veel Belgisch werk, vooral foto’s van Edmond Fierlants. Dat zijn architectuuropnamen van Antwerpen en Brussel halverwege de jaren zestig van de negentiende eeuw. De foto’s hebben iets prikkelends omdat Fierlants onverwachte standpunten innam, niet zomaar de pronkerige voorgevel van een pand. Van de Velde verkoopt het beste werk niet, maar bewaart het voor zichzelf. We kunnen ons afvragen in welke mate de foto’s uit interesse worden gekocht of uit ‘liefde’ voor het ding. Worden ze niet alleen uit winstbejag gekocht, verdwijnen ze niet in kluizen van rijke lieden en krijgt het kunstminnende publiek ze niet meer te zien, tenzij in de catalogi van veilinghuizen? Of erger nog: verliest België op die manier zijn fotografiepatrimonium?

NAAR HET BUITENLAND

Pool Andries, wetenschappelijk medewerker van het Museum voor Fotografie, is ervan overtuigd dat de collectie van het museum tegelijk chaotisch en waardevol is. Maar er zitten ook belangrijke gaten in. Zo mankeren er bijvoorbeeld Engelse foto’s. Zonder meer en ander werk kan het museum de geschiedenis van de fotografie niet behoorlijk laten zien. Andries voelt zich machteloos. Tot nu toe kon het museum jaarlijks 3,5 miljoen frank (86.762 euro) aan de aankoop van nieuw werk besteden. Vanaf volgend jaar wordt dat slechts 500.000 frank (12.394 euro). Insiders weten immers hoe slecht het met het Museum voor Fotografie gaat, niettegenstaande _ of juist als gevolg van _ de grootse verbouwingen. Hoe dan ook, met dat bedrag kunnen ze maar één belangrijke foto per jaar meer kopen. In de jaren tachtig kocht het museum nog een uitzonderlijke maar kleine foto van Stieglitz voor 300.000 frank (7436 euro), nu is die zeker vijf keer zoveel waard.

De mensen van de Belgische musea volgen de veilingen wel, maar ze moeten de privéverkopers laten voorgaan. Vroeger schaften ze zich via Tristan Schwilden werk aan. Nu wordt dat onmogelijk: de foto’s worden voor meer geld in het buitenland verkocht, komen in privéhanden terecht en verdwijnen. Ronny Van de Velde wijst er wel op dat er een reglementering bestaat voor de uitvoer van foto’s die minstens vijftig jaar oud zijn, niet meer in het bezit zijn van de maker en een waarde van meer dan 600.000 frank (14.873 euro) hebben. Het voorschrift heeft echter weinig betekenis, want de vergunning kan niet geweigerd worden wegens gebrek aan uitvoeringsbesluiten.

Toch betekent dat niet dat ons Belgische patrimonium verdwijnt. Het blijft mogelijk om op de buitenlandse markten Belgische foto’s te kopen, maar dan wel tegen die hoge, door de internationale markt bepaalde prijzen. En dan is er nog de 21 procent btw op foto’s die minstens honderd jaar oud zijn. Tristan Schwilden klaagt daarover. Hij moet de btw aan zijn klanten doorrekenen en kan die zelf niet recupereren. Ook op dat punt bevinden de Belgische kopers en verkopers zich in een slechte situatie. Maar Van de Velde houdt vol: de markt van de oude foto’s is de beste die er is. Het is dan ook eigenaardig dat veel mensen die foto’s niet durven kopen. Op dat vlak zijn velen conservatief: ze hechten meer belang aan schilderijen en zwaarder antiek, ze willen meer gewicht en spektakel voor hun geld. Dat zou typisch Belgisch zijn.

In Kortrijk liep onlangs een kleine tentoonstelling van hedendaagse foto’s in een relatief nieuw antiquariaat. De uitbater, Xavier Debeerst, verkoopt oude foto’s via het net en beweert per dag zeshonderd bezoekers over de vloer te krijgen. De kasten en rekken liggen vol foto’s en de bezoekers mogen ze betasten en bekijken. Hij verkoopt ook het ‘zijdelingse’ werk. Anonieme naakten voor een paar duizend frank, oude foto’s uit Turkije en foto’s die de gebroeders Zangaki rond de vorige eeuwwisseling maakten om te voldoen aan de behoefte aan exotisme van rijke lieden. Sinds tien jaar is het een levendige handel met her en der ook zeer waardevolle foto’s.

In feite worden vaak algemene foto’s verkocht en weinig portretten, tenzij van bekende mensen. De openbare en dure fotografie is nogal vrijblijvend, van een officiële schoonheid, zonder al te veel dissonanten. Als het om erotiek gaat, is het de algemene erotiek. Ondertussen vinden we in onze eigen albums en dozen al die onverkoopbare foto’s. Ze liggen daar gratis mooi te wezen, omdat er honderdduizenden en nog eens honderdduizenden van zijn. Een verre tante aan het strand van Blankenberge, op uitstap in Spa of voor het muurtje van de tuin.

Johan De Vos

Boekhandel Schwilden, Galerie Bortier 5 in Brussel (www. Biblioroom.com/librairie-schwilden).

Foto-antiquariaat AnamorFose in Kortrijk (www.Anamorfose.be).

In het Antiquariaat Rossaert aan de Nosestraat 7 in Antwerpen toont Ronny Van de Velde nog tot 15/12 fotografie uit de 19de en 20ste eeuw (03-216 30 47).

De naam van de fotograaf wordt minder belangrijk naarmate het onderwerp imposanter of bekender is.

Oude foto’s blijven technisch gezien goed bewaard. Ze overleven gemakkelijk de mensen die erop afgebeeld staan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content