Dit weekend worden in Augsuta (Georgia) de Masters gespeeld. Ter viering van veertig jaar Knack koos de golfdesk, bestaande uit ondergetekende, de beste spelers uit de geschiedenis en kwam unaniem tot onderstaande lijst.

10 Young Tommy Morris (20/4/1851 – 25/12/1875)

Niemand weet hoe hoog Young Tommy Morris in deze top tien had gestaan, zo hij niet op zeer jonge leeftijd was gestorven. Young Tom was de zoon van Old Tom, de twee grote boegbeelden van de club van Saint-Andrews in Schotland, de bakermat van het golf. Vader Morris won vier keer The Open, zijn zoon deed nog beter door vier keer na elkaar te winnen, een stunt die in de majors alleen Walter Hagen hem zou nadoen in de US PGA.

Young Tom won zijn eerste Open in 1868, hij was toen zeventien en is nog steeds de jongste majorwinnaar aller tijden. Hij liet toen ook de allereerste hole-in-one in een officieel toernooi optekenen. De tweede keer, in 1869, won hij nota bene vóór zijn vader, wat ook uniek is. Zijn derde zege was in 1870. Omdat hij na die derde titel de winnaargordel definitief had mogen houden, werd in 1872 een nieuwe trofee ontworpen: de beroemde Claret Jug, een beker die vandaag nog altijd wordt uitgereikt. Tussenin, in 1871 was er geen akkoord over wie mocht organiseren en ging The Open niet door, iets wat later alleen nog tijdens de twee wereldoorlogen zou gebeuren. In 1872 won Young Tommy Morris opnieuw, zijn vierde zege op rij.

Drie jaar later gebeurde het grote drama: zijn zwangere vrouw en haar ongeboren baby stierven terwijl vader en zoon Morris ver weg op een golfbaan stonden. Young Tommy tuimelde in een depressie die hij niet meer te boven zou komen. Vier maanden later, uitgerekend op kerstdag, overleed hij zelf van verdriet. Officieel na een hartaderbreuk, laten we daarover discreet blijven. Aan de kathedraal van Saint-Andrews is een monument voor Young Tommy opgericht, waarin de hiernaast staande foto in dure steen is uitgehouwen. Golfliefhebbers leggen er nog elke week bloemen.

Het lijdt weinig twijfel dat Morris junior, indien hij niet zo ellendig vroeg was gestorven, records zou hebben neergezet die moeilijk te overtreffen waren geweest. Young Tommy Morris is de enige niet-Amerikaan in deze ranglijst, en verdient die eer mede als pionier van het golf en als de grootste ambassadeur van Saint-Andrews, het heiligdom waar alles in deze mooie sport begon. Anders had de Zuid-Afrikaan Gary Player, winnaar van negen majors, op 10 gestaan.

9 Gene Sarazen (27/2/1902 – 13/5/1999)

Gene Sarazen, die eigenlijk Eugenio Saraceni heette, is een van de vijf spelers die alle vier de majors hebben gewonnen. De andere vier zijn Ben Hogan, Gary Player, Jack Nicklaus en Tiger Woods. Gene verwierf ook een plaats in het golfpantheon dankzij een fantastisch shot in de Masters van 1935, toen hij met een houten vier van op tweehonderd en tien meter een albatros scoorde, dat is drie onder par. Meteen goed voor de eindwinst. Sarazen was op dat moment gekoppeld aan de excentrieke Walter Hagen, en de overlevering zegt dat Walter hem net voor het historische shot toesnauwde: ‘Gene, haast u wat, want ik heb een date met een blonde stoot vanavond.’ Toen meteen daarna de albatros binnenviel, sprak een beteuterde Walter: ‘Zo rap moest het nu ook weer niet. We hebben pas om halfnegen afgesproken.’ Sarazen zelf vatte zijn meestershot filosofisch samen: ‘Geluk, zo zeggen wijze mensen, is het gevolg van nauwgezette planning. Maar geluk kan soms ook een gevolg zijn van stom geluk.’

In totaal won Gene zeven majors, en 39 PGA-toernooien. En dat ondanks de concurrentie van twee andere grootheden uit deze top tien: Bobby Jones en de net genoemde Walter Hagen. Sarazen was de uitvinder van de sandwedge met diepe profielen, een club die het makkelijker maakte om de bal uit een zandbunker weg te slaan. Hij was ook een onvoorstelbare gierigaard die op de golfbaan een immense hoeveelheid dollars won, en er daarvan, zo beweerden zijn tegenstanders, niet één had uitgegeven. Volgens Hagen had hij toch ooit een tweedehandskruiwagen gekocht, om zijn geld overal mee naartoe te kunnen slepen.

Sarazen stond daarnaast bekend om zijn ongelooflijke kalmte. Toen journalisten vroegen hoe dat kwam, antwoordde Gene: ‘Ik ben te stom om nerveus te worden.’ De altijd geestige Jimmy Demaret zei: ‘Als er geen golf was geweest, hadden we Sarazen ongetwijfeld aangetroffen op een bananenboot tussen Napels en Sicilië.’ Demaret zelf was van een heel ander kaliber. Toen een reporter eens vroeg wat zijn favoriete drankje was, siste Jimmy: ‘Het volgende.’

8 Sam Snead (27/5/1912 – 23/5/2002)

Sam Snead is met 82 stuks nog altijd recordhouder van het aantal PGA-overwinningen. In totaal won hij meer dan 150 toernooien, waarvan zeven majors. Sam wordt beschouwd als de man die de moderne swing uitvond. In zijn weliswaar niet-geautoriseerde biografie stond te lezen dat hij een eenvoudige jongen was, die nog niet had kunnen zeggen hoe laat het was in een horlogefabriek. Dezelfde bron vermeldde dat hij als kind zo lelijk was dat ze een kotelet rond zijn nek moesten binden om de hond met hem te doen spelen.

Sam kwam van het platteland in Virginia en beweerde dat hij als kind weleens had horen vertellen over grote steden, maar dat hij die nooit met eigen ogen had gezien. Toen hij in 1937 de Oakland Open won en zijn foto in The New York Times verscheen, schijnt hij te hebben uitgeroepen: ‘Hoe zijn ze daaraan geraakt? Ik ben nog nooit in New York geweest.’ Mede door die afkomst was hij een figuur die kleurrijk genoeg werd genoemd om een regenboogbedrijf te beginnen. Zelf koketteerde hij met zijn simpele roots en zijn vermeende domheid: ‘Ik heb pas problemen met golf gekregen toen ze me vertelden hoe ik het juist deed. En toen ik schoenen ben beginnen te dragen.’

Net als Sarazen stond ook Snead bekend om zijn zuinigheid. Arnold Palmer vertelde dat Sam zo veel geld in zijn tuin had begraven dat zijn eekhoorns een abonnement op Fortune hadden genomen. Zijn manager en latere PGA-directeur Fred Corcoran noemde Sam de enige sportman die bekwaam was om één miljoen dollar te verdienen en er twee te sparen. Anderen smaalden dat indien Sam nog slechts één dollar over had, hij er een portemonnee mee zou kopen om hem erin te verbergen.

Maar Snead was vooral vermaard om zijn natuurlijke aanleg. Het ging allemaal vanzelf bij hem, nooit leken zijn shots geforceerd. Zelf beweerde hij dat hij sprak met zijn bal. En toen een verslaggever aandrong: ‘Wat zegt u dan?’ antwoordde Sam: ‘Oh, gewone dingen die ik ook tegen jou zou zeggen. Zoals: ik ga je zo meteen een ferme mep geven, maat.’

Snead zou tot op hoge leeftijd jongeren opleiden, al was hij niet altijd even diplomatisch. Zo zou hij een leerling hebben toegebeten: ‘Jouw probleem is dat je te dicht bij de bal staat. Vooral na het shot.’ In zijn autobiografie gaf hij één goede raad aan de verwanten van een golfer: ‘Als hij thuiskomt met zand in zijn schoenen en allerlei groensel aan zijn broek, vraag dan niet hoe het geweest is.’

7 Walter Hagen (21/12/1892 – 6/10/1969)

Walter Hagen is niet alleen een van de beste, maar zeker een van de markantste golfers uit de geschiedenis. Hij won elf majors, waardoor hij nog altijd derde staat op de eeuwige ranglijst. Hij was in 1922 de eerste in Amerika geboren golfer die de British Open won. Hij zou dat nog drie keer overdoen, en is tot vandaag met vijf stuks, waarvan vier op een rij, de recordhouder van het aantal zeges in de US PGA.

Walter komt de verdienste toe om als eerste een commercieel product te hebben gemaakt van het golf. En van zichzelf. Hij zou in deze tijd fortuinen verdienen, en dat deed hij in zijn eigen tijd trouwens ook. ‘Het is nooit mijn ambitie geweest om miljonair te worden, wel om als een te leven’, was zijn uitleg.

Voor de propaganda van het golf was Hagen onbetaalbaar. Er zijn jaargangen geweest dat hij haast in zijn eentje het boek met geestige quotes vulde. Toen men hem na afloop van een toernooi in Florida vertelde dat het 40 graden in de schaduw was geweest, pufte hij: ‘Dan ben ik blij dat we niet in de schaduw hebben gespeeld.’ Van hem is ook de beroemde oneliner: ‘Geef me een man met grote handen, grote voeten, en geen hersens, en ik maak een goede golfer van hem.’

Walter verzorgde de show, trok de wereld rond met de Australische trickshotsspecialist Joe Kirkwood, en op de vele exhibitietoernooien die hij speelde, moesten ze vaak volk weigeren, wat op de uitgestrekte vlakte van een golfbaan zelden nodig is. Zijn flamboyante levensstijl maakte hem tot een idool van velen. PGA-directeur Fred Corcoran verwoordde het in de jaren veertig zo: ‘Mocht Walter vermist worden, ik zou niet eerst in een kerk gaan zoeken. Hij heeft alle elf de tien geboden met bewonderenswaardige regelmaat overtreden.’

Ondanks die losbandige levensstijl werd Walter wegens zijn grote verdiensten voor de sport in 1967 zelfs erelid van de Royal and Ancient in Saint-Andrews, een eer die voordien slechts voor twee andere professionele golfers was weggelegd: Henry Cotton en de Zuid-Afrikaan Bobby Locke. Als Hagen al van iets last had, dan was het zeker niet van bescheidenheid. Zo sloeg hij op de US Open van 1929 op meesterlijke wijze een onmogelijke bal uit de rough tot net naast de pin, en vroeg toen achteloos aan zijn partner Norman von Nida: ‘Heb ik het wel moeilijk genoeg doen lijken, zoon?’ Spelers als Walter zijn een zegen voor elke sport.

6 Byron Nelson (4/2/1912 – 26/9/2006)

Er is Jack Nicklaus in de majors (zie verder), maar voor een onwaarschijnlijk record in het golf, in de sport in het algemeen, zorgde Byron Nelson. Lord Byron won tussen 8 maart en 4 augustus van 1945 elf golftoernooien op rij. En het heeft weinig gescheeld of het waren er veertien. In het twaalfde werd Nelson vierde, maar daarna pakte hij ook toernooien dertien en veertien en kwam dat jaar aan een totaal van achttien. Ben Hogan en Tiger Woods wonnen er zes na elkaar, maar dichter raakte niemand.

Nelson werd wel enigszins geholpen door de Tweede Wereldoorlog, iets wat behalve de fabrikanten van oorlogstuig en de smokkelaars van boter weinigen kunnen zeggen. Hij hoefde niet in dienst, omdat hij als knaap bijna was gestorven aan een tyfusinfectie, terwijl velen van zijn concurrenten wel onder de wapens werden geroepen. Maar dat is niet meer dan een bemerking in de marge. Wie elf toernooien op rij wint, is een geniaal golfer. Maak hiervan: een geniaal mens. Byron was naar het voorbeeld van zijn ouders ook een overtuigd christen, het kan geen kwaad dat eens te onderstrepen voor diegenen onder u die problemen zouden hebben met de swing of met het putten.

Van Nelson werd verteld dat hij de fairway alleen verliet om in de bosjes te gaan plassen. Zijn destijds innovatieve swing wordt zestig jaar na dato nog altijd als voorbeeld gesteld aan beginnende spelers met enig talent. In het ongeevenaarde standaardwerk The Art of Golf van sir Walter Simpson, eerste druk in 1887, stond: ‘Er is maar één basisregel voor een goede swing: zorg dat je de bal raakt.’ Maar zo soepel als Nelson het deed, konden weinigen het: ‘De enige bruuske beweging die je met een club mag maken, is wanneer je hem na het shot met een woedende smak terug in de tas gooit.’ Hij was ook een meester in de bunkershots, en noemde zijn sandwedge ‘Dubbele Nelson’, omdat hij er iedereen mee kon wurgen.’

Byron won 52 PGA-toernooien waaronder vijf majors. Jammer dat hij al op zijn 34e de sport voor bekeken hield en zich ging toeleggen op de ranch die hij in het Texaanse Roanoke had gekocht. Later zakte hij nog dieper weg door televisiecommentator te worden. Hij was de eerste profspeler naar wie een officieel PGA-event werd vernoemd: het Byron Nelson Championship staat nog altijd op de kalender. Nelson kreeg tal van hoge onderscheidingen, waaronder de Congressional Gold Medal van de regering. In Roanoke heet de State Highway 114 de Byron Nelson Boulevard, en zijn eigen straat werd omgedoopt in Eleven Straight Lane.

5 Bobby Jones (17/3/1902 – 18/12/1971)

Bobby Jones was als amateur een van de beste vijf golfers uit de geschiedenis, anders zou hij niet op vijf staan in deze top tien, maar hij was bovenal een gentleman en een toonbeeld van fair play. Op de US Open van 1925 legde hij zichzelf een penalty stroke op omdat hij bij een shot uit de rough de bal twee keer had geraakt, iets wat niemand had gemerkt. Door die ene strafstroke verloor hij de eindzege aan Willie Macfarlane. Toen hij voor zo veel sportiviteit met eerbetuigingen overladen werd, reageerde hij laconiek: ‘Je prijst toch ook niemand omdat hij geen bank heeft overvallen.’

Jones was jurist en ingenieur, studeerde ook Engelse literatuur en voor de lol sociologie, en beschouwde golf als niet meer dan wat ontspanning. Hij concentreerde zich slechts gedurende een jaar of acht op de sport, maar won in die periode wel alles wat er bij de amateurs te winnen viel. Hij is de enige die de Grand Slam van de belangrijkste vier toernooien op zijn naam heeft staan, al ging het in zijn tijd niet om de vier majors van vandaag aangezien hij een van die vier, de Masters, pas later zelf heeft opgericht, samen met Cliff Roberts.

Beide heren ontwierpen ook de met kleurige azalea’s overladen succulente golfbaan van Augusta. Bobby zei zelf over dit meesterwerk van golfcourse-architectuur: ‘Er is geen enkele hole die je niet in een birdie kunt afwerken. Maar er is er ook geen enkele waarop je geen double-bogey riskeert.’ Augusta is hét voorbeeld van de kunstmatig gecreëerde Amerikaanse golfcourses. Over de Britse banen, allemaal aangelegd door vadertje natuur, zei Jones: ‘Hun grote probleem is dat je ze niet als excuus kunt inroepen.’

Voor zijn succes had Bobby een simpele uitleg: ‘In golf komt het erop aan op je best te spelen wanneer het nodig is, en enkel stommiteiten te begaan wanneer je je dat kunt veroorloven. Ik zal niet proberen uit te leggen hoe je dat precies moet doen.’ Om er daarna nog een goede raad aan toe te voegen: ‘Geloof altijd dat je een uitstekend shot gaat nemen. Alleen als je merkt dat de toeschouwers beschaamd wegkijken wanneer je gaat slaan, moet je de realiteit onder ogen zien.’

Na zijn Grand Slam in 1930 zette Bobby veel te vroeg een punt achter zijn spelerscarrière. Op het einde van het jaar werd hij in het stadhuis van New York gehuldigd door de toenmalige burgemeester James Walker die zijn toespraak begon met: ‘Waarde mijnheer Jones, vandaag zijn de twee uitersten van het golfersspectrum in deze zaal verenigd: u als de beste speler, en ik.’

4 Ben Hogan (13/8/1912 – 25/7/1997)

De enige die zeer dicht bij de echte Grand Slam kwam, de vier majors in een en hetzelfde seizoen, was Ben Hogan. Tiger Woods won ze wel alle vier op een rij, maar niet in hetzelfde jaar. Ben Hogan zou meer dan waarschijnlijk de grootste golfer aller tijden zijn geworden, was er niet dat verschrikkelijke auto-ongeval in 1949 geweest dat hem bijna het leven kostte. Dat was uitgerekend een maand nadat hij in een interview had verklaard: ‘Wat me stoort aan golf is niet de sport maar het vele reizen. Ik zou graag sterven als een oude man, niet als een jonge man.’

Een extra wrange uitspraak als men weet dat Hogans vader voor zijn ogen zelfmoord had gepleegd, en als men weet wat volgde. Op 2 februari 1949 knalde Ben frontaal op een Greyhoundbus. Om zijn vrouw Valerie te beschermen, had hij nog net de reflex om zich op haar te gooien, en dat redde niet alleen haar maar ook hem het leven, want door de klap boorde zijn stuurkolom zich door de bestuurderszetel. ‘Gelukkig bestond de wet op het verplicht dragen van de gordel toen nog niet’, zou Ben later zeggen. Hij werd met een halve encyclopedie aan breuken en bloedingen meer dood dan levend uit het wrak gehaald, en de eerste diagnoses stelden dat hij voor het leven verlamd zou blijven.

Een jaar later stond hij terug op de baan. In The Los Angeles Times stond: ‘Zijn benen waren nauwelijks sterk genoeg om zijn hart te dragen.’ In 1953 pakte Hogan ei zo na als enige in de geschiedenis de echte Grand Slam. Hij won de Masters, de US Open en de British Open, maar moest forfait geven voor de US PGA omdat die op de kalender de British Open overlapte. Het is bijna niet te geloven, maar het was zo. Het jaar nadien werd de PGA een maand later gehouden.

Hogan won 63 toernooien waarvan negen majors, en dat ondanks zijn zware ongeluk dat hem zeker vier seizoenen lang parten speelde. Hij had, en dit niet ten onrechte, geen hoge pet op van journalisten. En al zeker niet van golfverslaggevers, die er niets van kenden en maar nakauwden wat de spelers hen wijsmaakten: ‘Als iemand een atoombom zou gooien op de zesde hole, zouden de reporters in het clubhouse wachten tot er een golfer binnenkwam en het hen vertelde.’

Ben wou altijd winnen. Tijdens een foursome stonden hij en zijn traditionele partner Jimmy Demaret al vijf holes voor, en wou Demaret wat minderen om de spanning voor de toeschouwers erin te houden. Waarna Hogan hem toesnauwde: ‘Wat is er mis met winnen met tien holes verschil?’ En dat, waarde lezer, is de ingesteldheid van de allergrootste sportmannen. Toen Demaret in een onderling duel door Ben weer eens genadeloos was ingepakt, vroeg een reporter wat het kantelmoment van de match was geweest. Waarop Demaret droogweg: ‘Toen ik hem de hand schudde op de eerste tee.’

3 Arnold Palmer (10/9/1929)

Ook Arnold Palmer was de grootste geweest zo hem niet iets ergs was overkomen: de elf jaar jongere Jack Nicklaus. De opgang van Palmer liep parallel met de opgang van golf op televisie, waardoor Arnie een wereldster werd. Hij was een van de eersten met een echte manager: de beroemde Mark McCormack die op hem zijn imperium bouwde, en met een echte supportersschare: Arnie’s Army. Ken Venturi hierover: ‘Als Arnold al die mensen zou vragen om voor hem gekleed in het water te springen, er zou er geen enkele droog blijven.’

Palmer was een extraverte gentleman, een ambassadeur van zijn sport, en viel op door zijn risicovolle speelwijze, volgens critici afgekeken van de voorzichtige manier waarop dokwerkers een baal katoen in het ruim van een schip leggen. Van Arnold werd verteld dat hij nog naar de vlag zou mikken als hij op de rug van een krokodil stond. Hij was aantrekkelijk voor organisatoren en sponsors, en mede dankzij hem deed het echt grote geld zijn intrede in deze voordien al rijkelijk gedoteerde zotternij. Alle redelijk begaafde spelers die na hem kwamen, werden op één been dollarmiljonair.

In de officiële PGA Golf Journal van 1964 staat op bladzijde 1: ‘Golf werd acht jaar geleden uitgevonden door Arnold Palmer, in een klein dorpje in de buurt van Pittsburgh.’ In The World of Golf noteerde Charles Price: ‘Palmer geeft zelden de indruk te beseffen dat er nog andere spelers op de baan lopen. Hij stapt naar de eerste tee zoals een wereldkampioen boksen in de ring klimt. Of zoals Clark Gable de slaapkamer van Scarlett O’Hara binnenviel.’

Alles aan Arnie was magisch. Zelfs zijn caddie, Ironman Avery, is een legende geworden. Avery, die Nathaniel heette, pochte op televisie: ‘Arnold en ik vormen een hecht team. Ik overhandig hem de club, en hij slaat de bal ermee in een gat driehonderd meter verderop.’

Tommy Bolt, die bekendstond om zijn woede-uitbarstingen en die per rondje minstens vijf clubs wegkeilde, schreef in zijn bijzonder geestige boek How to Keep your Temper on the Golf Course: ‘Ik heb Palmer in zijn jonge jaren eens een club zien wegsmijten. Dat leek nergens op. Hij moest nadien wel zo goed spelen, want als clubgooier was hij niet tot aan mijn enkels gekomen.’

Het grootste compliment kreeg Palmer van Bobby Jones: ‘Als ik een putt van vijf meter zou moeten maken en alles wat ik bezat hing ervan af, dan zou ik Arnie vragen om het voor mij te doen.’ Beter kun je de kwaliteiten van Palmer niet samenvatten. Voorbeeldige swing, ijzeren beheersing bij de approach, en chirurgische precisie bij het putten.

Palmer won slechts zeven majors, maar dat was te wijten aan Jack Nicklaus die hem in menig duel versloeg. Vandaag spelen Jack en Arnie, die stilaan op leeftijd beginnen te komen, soms nog een demonstratiepartijtje. Wie dan door de hagen van toeschouwers de kans krijgt beide grootmeesters met eigen ogen aan het werk te zien, prijst zich zijn leven lang gelukkig.

2 Tiger Woods (30/12/1975)

Eldrick ‘Tiger’ Woods was voorbestemd om alle records in het golf te breken. Op de US Open van 2008 boekte hij zijn veertiende majorzege, was ook al zes keer tweede geëindigd, had alle majors minstens drie keer gewonnen en won ze als enige vier keer op rij, zij het niet in hetzelfde seizoen. Daarna stokte zijn veroveringstocht omdat hij twee keer onder het mes moest: eerst van de kniechirurg en daarna van Elin Nordegren. De eerste ingreep werd terugbetaald door de ziekteverzekering, de tweede kostte hem 750 miljoen dollar.

In de nacht van 26 op 27 november 2009 knalde Tiger om halfdrie op zijn eigen oprit tegen een brandkraan en vandaar tegen een boom. Al snel bleek een echtelijke ruzie aan de basis van het merkwaardige incident te liggen. Het was het begin van een gigantische hoop problemen, die eigenlijk hun oorsprong vonden op een kwalijke dag in 2004, toen Tiger in het huwelijk trad met de Zweedse Elin Nordegren, die het golfcircuit was binnengedrongen als kinderoppas van de Zweed Jasper Parnevik. In Tiger Woods zag ze: ( schrappen wat niet past) a) de liefde van haar leven, b) het grote geld.

Blijkbaar moet ze zelf minder te bieden hebben gehad, want na het ongelukje op de oprit kwam aan het licht dat Tiger met tientallen en tientallen minnaressen het bed had gedeeld. De gelukzak. Dat hij, permanent gevolgd door een leger paparazzi, jarenlang verborgen had kunnen houden dat hij niet alleen in het golfspel maar ook in het overspel zeer bedreven was, was nog de grootste stunt van allemaal. Dat zijn prestaties op de course daar niet onder leden, mogen we als een goed advies voor ons allen beschouwen.

Woods, geboren en getogen in Californië, stootte eind jaren negentig door naar de top, en met zijn multiculturele achtergrond en zijn donkere huidskleur zette hij de hele nog altijd wit getinte golfwereld op zijn kop. Sinds zijn tweede was hij door zijn vader Earl Woods, een Vietnamveteraan, getraind en geconditioneerd op golf en niets anders. In zijn kinderkamer hingen de achttien majorzeges van Nicklaus tegen de muur: datum, baan, aantal strokes, voorsprong, en vooral prijzengeld.

Tiger werd professional in 1996, kreeg van Nike en Titleist meteen astronomische sponsorcontracten, en boekte zijn eerste superzege in de Masters van 1997. Vanaf 1999 stond hij tien jaar lang op kop in zowat alle belangrijke golfklassementen en was al die jaren de best betaalde sportman ter wereld. Tot de crash met de brandkraan en met het ego van een Zweedse bimbo.

Na zijn operatie in 2008 won hij geen enkel toptoernooi meer, en eind oktober 2010 werd hij van het nummer één van de wereldranglijst verdrongen door de Engelsman Lee Westwood. Ter gelegenheid van vijftig jaar Knack staat hij misschien op nummer één in deze top 10, anders zal zijn carrière gestopt blijken door drank en vrouwen, wat een heel aangenaam einde is.

1 Jack Nicklaus (21/1/1940)

Jack Nicklaus won achttien majors en was negentien keer tweede, dat is onvergelijkbaar met wat dan ook. Hij boekte 73 PGA-zeges, alleen Sam Snead deed beter. Ben Hogan moet over de jonge Nicklaus gezegd hebben: ‘Mocht die jongen hersens in zijn kop hebben, hij zou het ver kunnen brengen. Maar helaas.’

Jack, the Golden Bear, brak door begin de jaren zestig, toen Arnold Palmer op de top van zijn kunnen was. Die rivaliteit bracht vooral de jonge Nicklaus op een niet te evenaren niveau. Jack kwam uit een welgesteld gezin in Ohio, Arnie uit een arme familie in Pennsylvania. Daarom bleef Arnie altijd geliefder bij het publiek dan Jack. Een kopie van het duel tussen Jacques Anquetil en Raymond Poulidor in het wielrennen. Jack perfectioneerde alle onderdelen van de golftechniek, en speelde in tegenstelling tot Palmer altijd berekend, zoals Anquetil in tegenstelling tot Poulidor fietste. Peter Dobereiner, de golfchroniqueur van The Observer, definieerde dat mooi: ‘Jack speelt met de bedachtzaamheid van een kortgerokte dame die alleen naar huis moet door een wijk vol zatte matrozen.’

Nicklaus werd door al zijn tegenstanders gevreesd, wat hem op voorhand een voorsprong gaf. John Jacobs mekkerde: ‘Je weet dat Jack de zege op zak heeft op het moment dat hij de startlijst tekent.’ En Raymond Floyd, zelf niet bepaald een kneus, jammerde: ‘Ik word al ziek als ik zijn auto op de parkeerplaats zie staan.’ In de laatste ronde van de Masters had Tom Kite eens vier strokes voorsprong op Jack. Toen men onderweg vroeg of dat een comfortabel gevoel gaf, gromde Tom: ‘Ben je gek? Ik zou nog niet gerust zijn als Jack in een rolstoel achter mij kwam.’ Op de achttiende ging Nicklaus over Kite heen en won de Masters.

Nicklaus leefde voor niets anders dan zijn vak. Lee Trevino, die voor veel anders dan zijn vak leefde, zei: ‘Wat Jack verstaat onder plezier maken, is op zaterdagavond om halfacht, net voor hij naar huis gaat, nog een laatste glas chocolademelk drinken.’ Door die discipline kon Nicklaus zijn verblijf aan de top wel meer dan vijfentwintig jaar volhouden. In 1986, op zijn 46e, won hij in Augusta zijn achttiende major, een van de absolute hoogtepunten uit de geschiedenis van het golf.

Zoals veel collega’s ging ook Nicklaus in zijn nadagen golfbanen ontwerpen. Dat waren niet de makkelijkste. Lee Trevino: ‘Het probleem van de courses van Jack is dat ze gemaakt zijn voor spelers als Jack.’ Nicklaus zelf lachte die kritiek weg: ‘Ze zeggen dat ik te weinig rechte lijnen op mijn parcours leg, maar God de Vader heeft in de natuur ook geen rechte lijnen aangebracht.’ Waarna Trevino weer riposteerde: ‘Je kunt beter tegen Jack zeggen dat er iets mis is aan zijn vrouw en zijn vijf kinderen dan aan zijn banen.’

Jack Nicklaus is de grootste golfer aller tijden. Daarover kan geen discussie bestaan, toch niet op Knack.

DOOR KOEN MEULENAERE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content