In Franstalig België beheersen de liberalen het politieke debat. Een gesprek met Didier Reynders, PRL-fractieleider in de Kamer en de sterke man achter voorzitter Louis Michel. “Wij willen klaar zijn.”
“Het moet een sterke band zijn die CVP-premier Jean-Luc Dehaene met SP-voorzitter Louis Tobback bindt. De vorige rooms-blauwe regering van Wilfried Martens ging in 1987 onderuit, zogenaamd omdat José Happart geen burgemeester van Voeren kon worden. Nu, meer dan tien jaar later, is Happart nog altijd geen burgemeester. Maar intussen hebben we de moord gehad op een minister van Staat; de politieke omkoopschandalen met het ontslag van een secretaris-generaal van de Navo en van vice-premiers tot gevolg; financiële affaires zonder voorgaande; de vermiste meisjes met als traumatisch hoogtepunt de Dutroux-zaak en de complete ontwrichting van politie en gerecht. In elk normaal land zou een regering door elk van die stormen omvergeblazen zijn. Niet zo bij ons. Ik vraag me vaak af welke band, welk politiek akkoord tussen Dehaene en Tobback, deze regering overeind houdt.”
De bedenking komt van de leider van de liberale PRL-fractie in de Kamer, Didier Reynders. Een Luikse advocaat met ministeriële ambities. Federale ambities. Hij heeft zich dan ook met volle overgave op de studie van het Nederlands gestort.
Reynders, die dit jaar veertig wordt, heeft nochtans al een loopbaan afgewerkt die voor de meesten zou volstaan om een heel leven te vullen. Deze leerling en protégé van wijlen Jean Gol en van François Perin was amper 28, toen hij voorzitter werd van de NMBS. Voordien was hij gesopt en gekookt in de uitoefening van de macht: eerst als kabinetschef van Jean Gol, daarna als directeur-generaal van de administratie van het Waalse ministerie voor Lokale Besturen. Na zijn stunt bij de spoorwegen werd Reynders voorzitter van de Regie der Luchtwegen. Tussendoor doceerde hij de studenten van de Hautes Etudes Commerciales in Luik.
In 1993 marcheerde hij uiteindelijk de Kamer van Volksvertegenwoordigers binnen als een van de bright young men van de liberalen. Volgens sommigen is hij de echte sterke man van de PRL. Toen gewezen PSC-voorzitter Gérard Deprez voeling zocht met de PRL, was het voor partijvoorzitter Louis Michel in elk geval zaak eerst het nihil obstat van ondervoorzitter Reynders te bekomen.
De afgelopen maanden was PRL-voorzitter Louis Michel druk bezig met het aaneenknopen van allianties en federaties; nu eens met PSC, later met Ecolo en nu met de PS. Waar moet dat eindigen?
DIDIER REYNDERS: Om te beginnen, is er de bestaande federatie van PRL met FDF – een federatie die blijkbaar velen, zeker in Vlaanderen, dwars zit. Die federatie werd opgezet voor de verkiezingen van 1995 en heeft al vruchten afgeworpen. In Brussel is PRL-FDF incontournable, daaraan valt niet meer te tornen.
Wij zijn de enige Franstalige partij die de solidariteit tussen Wallonië en Brussel tot stand bracht. Bovendien is PRL-FDF in de peilingen de tweede partij in het Franstalige landsgedeelte. Dat en ons programma verklaren sommige toenaderingen en contacten van de jongste tijd. In ons programma staan we voor drie eenvoudige maar belangrijke hervormingen: de invoering van het referendum, het afschaffen van de kopstem en het invoeren van het meerderheidsstelsel. Dat laatste houdt de afschaffing in van de proportionele vertegenwoordiging, zodat de kiezer zelf kan bepalen door wie hij wordt geregeerd. Momenteel hebben we eerst de verkiezing door de burgers. Maar bij de tweede stemronde bepalen de partijvoorzitters de samenstelling van de regering. Dan komt de kiezer er niet meer aan te pas.
Bij de PSC geraakte de PRL niet aan boord.
REYNDERS: Omdat ze bij de PSC niet echt uit zijn op veranderingen. Een belangrijke groep van de Franstalige christen-democraten wil dat de partij, zoals dat nu al veertig jaar het geval is, na elke verkiezing zelf uitmaakt met wie ze zal regeren. Een andere, travaillistische groep binnen de PSC is de PRL ronduit vijandig gezind.
Dat is toch niet nieuw?
REYNDERS: Neen, maar in de toekomst willen we de PSC dwingen de keuze te maken vòòr de verkiezingen. Het is toch niet omdat de PSC weigert die keuze te maken, dat wij – liberalen, socialisten – met gekruiste armen moeten afwachten tot een van ons in aanmerking komt voor een meerderheid met de PSC. Alsof dat de enig mogelijke meerderheid is.
Op basis van onze federatie met het FDF, met de voorstellen tot hervorming en ons programma willen we ons bij de kiezer aanbieden. En dan zien we wel met wie we tot de uitvoering van ons programma komen; met de christen-democraten of met de socialisten.
Als de travaillistische vleugel van de PSC al afstand neemt van de liberalen, hoe moet dat dan met de PS waar de syndicale vleugel nog altijd zwaar doorweegt?
REYNDERS: Met wie je ook onderhandelt, met de socialisten of met de christen-democraten; altijd zit een van de grote vakbonden mee aan tafel. Maar die mensen zijn niet verkozen en kunnen dus niet bepalen wie wel en wie niet in de regering mag.
Hoe dan ook, wat kan het probleem zijn met de socialisten? In 1987 stelde Guy Verhofstadt met de liberalen voorzichtig een aantal privatiseringen voor en hij wilde de werklozensteun wel eens opnieuw gaan bekijken.
Wat zien we nu? Werklozen worden uit de steun gegooid alsof het een sport is. Ik hoor soms op radio en tv vertellen dat dit een gevolg is van het heersende liberalisme. Maar dat moet dan het liberalisme van de heer Jean-Luc Dehaene en van Johan Vande Lanotte zijn. Niet het onze, want wij zijn al tien jaar lang niet meer aan de macht. Privatiseringen? Verhofstadt stelde voor: ASLK, Belgacom. Instellingen die intussen zonder verpinken geprivatiseerd werden. Wat aantoont dat er ook bij de socialisten realisten zijn die inzien dat hervormingen noodzakelijk zijn. Met die mensen wil ik praten.
Blijft de PRL met die strategie in de lijn van wijlen Jean Gol? Want het lot van de burger was nooit diens eerste bekommernis, wel macht.
REYNDERS: Louis Michel en Jean Gol verschillen nogal van temperament. Bovendien is de situatie drastisch veranderd. Gol zat met de partij in de regering. Met Louis Michel opereren we vanuit de oppositie. Niettemin slaagt hij erin de partij fors vooruit te jagen in de peilingen en zorgt hij ervoor dat de PRL in het Franstalige landsgedeelte nu al twee jaar de politieke agenda bepaalt.
Wij zijn gesprekken begonnen met de PSC die, als gevolg daarvan, grondig verdeeld is en zelfs op het punt staat uiteen te spatten. Die beweging van Gérard Deprez is niets anders dan een groep PSC’ers die klaarstaat om met de liberalen samen te werken.
Maakt Gérard Deprez nu deel uit van de PRL?
REYNDERS: Bijlange niet! Hij heeft zelf gezegd dat hij nooit een liberaal zal worden. Maar wij willen een meerderheid vormen met alle mensen, het weze christen-democraten als Deprez of socialisten, die mee het liberale project – en het francofone project – willen helpen uitvoeren. Ook Ecolo heeft het gewaagd om een gesprek te voeren met de liberalen. Maar ook de groenen geraakten verdeeld.
Dreigen die pogingen tot samenwerking of federatie met andere groepen niet verstoord te worden door de nog voortdurende discussie tussen de Waalse regionalisten en zij, die de Waalse regio in de Franse Gemeenschap willen laten oplossen?
REYNDERS: Er is daar vanzelfsprekend een probleem omdat de hervorming van 1993 het regionale niveau heeft versterkt. Daarom kwam de federatie PRL-FDF tot stand. Omdat we de band tussen Brussel en Wallonië wilden aanhalen. Daarom ook heeft ons congres in Luik onlangs gekozen om de vage benaming Franse Gemeenschap te wijzigen in Franstalige Gemeenschap Wallonië-Brussel. Want intussen is zowel de Waalse regio als een Brusselse regio een feit. Wij willen Walen en Brusselaars, allemaal Franstaligen, laten samenwerken. Of dat vroeg of laat zal gebeuren door een werkelijke fusie? Ik zou al blij zijn als we er toe komen samen over een aantal problemen na te denken.
De Franstaligen moeten beseffen dat ze een gemeenschap van Walen en Brusselaars vormen. Daarom ontmoeten voorzitters van de Franstalige partijen elkaar geregeld, niet langer als Walen of als Brusselaars, maar als vertegenwoordigers van Franstalige partijen. Dat is een belangrijke evolutie die we moeten aanhouden, voor het geval we ons ooit moeten uitspreken over wat er moet gebeuren met de sociale zekerheid, de schuld, de monarchie, Brussel…
Als Walen en Brusselaars daar niet met een gemeenschappelijke houding uitpakken, dreigen er, onder meer in Brussel, ernstige problemen te ontstaan.
Eigenlijk ligt het probleem van de bestuurbaarheid van Brussel nu al voor. Sommigen, zoals Louis Tobback, vrezen nu al dat het in Brussel in 1999 tot de definitieve breuk komt.
REYNDERS: De PRL wil in elk geval klaar zijn voor de communautaire gesprekken in 1999. We moeten de mensen doen begrijpen dat een aantal problemen dringend moet worden geregeld – en die oplossingen vereisen niet eens constitutionele hervormingen. Er is de werkgelegenheid. Iedereen is het erover eens dat de lasten op arbeid te hoog zijn. Voor de verkiezingen gaf premier Dehaene in zijn boek “Sleutels voor morgen” de vermindering van de arbeidskost aan als een van zijn prioritaire doelstellingen. Philippe Maystadt (PSC) had het zelfs over een vermindering met honderd miljard frank! Zelfs de socialisten hadden op slag de mond vol van de lastenvermindering. Toch gebeurt er niks. Sterker nog: dit jaar worden we opnieuw zwaarder belast op onze arbeid omdat de belastingbarema’s niet geïndexeerd werden.
Daarover, en over de manier waarop de sociale zekerheid voortaan moet worden gefinancierd, willen we praten. De beste manier om te voorkomen dat de splitsing van de sociale zekerheid op tafel komt, is het stelsel te hervormen. Waarom beginnen we niet met een hervorming van de pensioenen? Ik kan nog aannemen dat de meerderheid zich daaraan niet meer waagt op de vooravond van verkiezingen. Maar in 1999 moet die discussie meteen worden aangevat.
Als dan de communautaire dossiers op tafel komen, moeten de Franstalige partijvoorzitters onderling uitmaken welke de mogelijkheden zijn voor Wallonië en voor Brussel, en samen bepalen tot waar ze in dat debat willen of kunnen meestappen.
U heeft zich al vaker verwonderd over de manier waarop Verhofstadt in Vlaanderen geïsoleerd geraakte. Toch is ook de afstand tussen PRL en VLD de jongste tijd fors toegenomen.
REYNDERS: De VLD, opgestuwd in de peilingen, dacht op een bepaald moment dat ze de macht voor het grijpen had. De partij werd naderhand teruggewezen, ondanks het feit dat ze de verkiezingen had gewonnen. Omdat de VLD in Vlaanderen geïsoleerd geraakte, werden onze uitstekende resultaten in Wallonië en in Brussel als het ware weggegomd. Intussen hebben de Vlaamse liberalen een aantal standpunten geformuleerd, onder meer over de splitsing van de sociale zekerheid, die lijnrecht tegenover de onze staan.
Als we op een dag in een federale meerderheid stappen, dan nog het liefst met de VLD. Maar zoals Louis Michel al zei: de PRL laat zich nooit meer uitsluiten omwille van de VLD.
Als de communautaire opstelling van de VLD onder Verhofstadt een zekere afstand van de PRL tot gevolg heeft, vanwaar dan de argwaan destijds van de PRL-top tegenover diens voorganger Herman De Croo, die allerminst van communautair gestook mag worden verdacht?
REYNDERS: Met wie moesten we praten? We merkten dat, ondanks De Croo’s verkiezing, het interne debat bij de VLD over het voorzitterschap bleef voortduren. Bovendien slaagde De Croo er evenmin in de VLD uit het isolement te halen.
Dreigt de alliantie van de PRL met het FDF niet de belangrijkste hindernis te worden in de vorming van een federale regering met de liberalen?
REYNDERS: Bij de PSC waarschuwen ze: het is uitgesloten dat de CVP zonder ons in een federale regering stapt. Wat heeft meneer Jos Chabert (CVP) anders gedaan in Brussel? Bij mijn weten zetelt hij nog steeds, zonder de PSC, naast PRL- en FDF-ministers in de hoofdstedelijke regering. Ik hoor meneer Chabert niet klagen over de manier waarop Brussel wordt bestuurd. SP en VU hebben destijds ook niet geaarzeld in Brussel een meerderheid te vormen met PRL en FDF. Het is maar een vaststelling.
Er is intussen sprake van een geheim akkoord tussen PRL en PS. Het zal toch enige uitleg vergen bij de liberale kiezer waarom de PRL, na een wellicht ontluisterend Cassatie-proces tegen een aantal socialistische kopstukken, uitgerekend met PS-SP wil regeren.
REYNDERS: Dat zij die, zoals enkele PSC’ers, zeggen dat je niet kan regeren met de socialisten, de daad bij het woord voegen. Ik stel alleen vast dat, ondanks de schandalen, PS en SP nog altijd in de regering zitten. Premier Dehaene, Philippe Maystadt, Charles-Ferdinand Nothomb (PSC) namen al die schandalen voor lief en hielden hun regering overeind. Waarom zouden wij dan geen gesprekken mogen voeren met de PS?
Bon, als in Vlaanderen een meerderheid VLD-CVP tot stand komt, zal ik de eerste zijn om me daarover te verheugen. Want dan blijft tenminste de SP aan de kant, die met Louis Tobback serieus begint te ontsporen, en heus niet alleen door de houding van de Vlaamse socialisten in verband met de faciliteiten. Het is erger dan dat: in sommige dossiers, zoals veiligheid en de asielzoekers, staat de SP gevaarlijk dicht bij het Vlaams Blok dat intussen, het weze gezegd, in Vlaanderen blijkbaar als een normale democratische partij wordt beschouwd. Van een cordon sanitaire rond het Vlaams Blok is al lang geen sprake meer.
De aanwezigheid van het Vlaams Blok in de Dutroux-commissie heeft u altijd gestoord.
REYNDERS: Om te beginnen, kon ik me nauwelijks voorstellen dat de commissie koste wat het kost tot een consensus wilde komen, en dat met een partij als het Vlaams Blok aan tafel. Nooit werd daar een opmerking over gemaakt. Is dat niet bizar?
Wie heeft al die perslekken in de Dutroux-commissie veroorzaakt? De Vlaams Blok-vertegenwoordiger heeft zelf toegegeven dat hij een aantal democratische regels gewoon aan zijn laars lapte. Het maakt me niet uit dat meneer Gerolf Annemans een beleefde heer is. Hij blijft voor mij een extreem-rechts sujet.
Vreest u ook niet dat iemand als Marc Verwilghen de electorale exercities van de PRL doorkruist?
REYNDERS: Tot nog toe heb ik niet gemerkt dat de populariteit van Verwilghen afkleurt op de VLD. Verwilghen meet zich momenteel een apolitiek imago aan. Dat hij bereid zou zijn om, gebruikmakend van zijn populariteit, naar het Brusselse te verhuizen om hier Franstalige stemmen weg te zuigen, lijkt me in tegenspraak met dat imago en vooral in tegenspraak met de zogenaamde Nieuwe Politieke Cultuur waar ze in Vlaanderen zo graag over opgeven. Wil Verwilghen het imago dat hij dankzij de onderzoekscommissie heeft verkregen, op zo’n platvloerse manier verzilveren? Voor mij niet gelaten.
Uw waardering voor Verwilghen is blijkbaar nooit erg groot geweest.
REYNDERS: Ik hoorde Verwilghen deze morgen nog op de RTBf-radio vertellen dat hij niet te veel aan politiek wil doen. Wat is dat nu? Als je het politieke debat wil aanmoedigen, ben je toch verplicht om aan politiek te doen. Eerlijk gezegd, ik verwacht veel meer van de concrete conclusies die zijn Dutroux-commissie eerstdaags moet neerleggen. We zullen nu, hoop ik, eindelijk het antwoord kennen op de vraag of er al dan niet sprake is van hoge bescherming van Dutroux en Nihoul.
Waar heeft de Dutroux-commissie volgens u gefaald?
REYNDERS: Ze heeft nooit op een open en correcte manier de hervormingen aangepakt. De commissie heeft niet één – ik zeg wel: niet één – publiek debat gevoerd over de hervormingen. Tijdens urenlange tv-uitzendingen hebben we talloze getuigen zien defileren, allerlei confrontaties en andere nummers zien opvoeren, maar niet één keer werd in het openbaar over de hervorming van politie en gerecht gepraat.
Ondertussen hebben we heel wat tijd verloren. We zijn nu begin 1998 en de hervormingen van politie en gerecht staan nog nergens. Dat zou wellicht niet het geval geweest zijn, mocht men in april ’97 een debat hebben aanvaard, zoals de PRL dat voorstelde.
De grofste ontsporingen van de Dutroux-commissie zijn vooral het gevolg van de houding van overspannen commissarissen zoals Patrick Moriau (PS), die hun onderzoek in de televisiestudio’s opvoerden.
Moriau heeft u ooit genoemd – samen met andere Franstalige liberalen – als een van de schutsheren die Jean-Michel Nihoul en de zijnen de hand boven het hoofd hielden.
REYNDERS: Ik wacht op feiten en bewijzen. Moriau zwaaide ooit met de vaststelling dat mensen van mijn familie tot de magistratuur behoren. Ik geef toe: liever een familielid in de magistratuur dan één die, zoals Patrick Moriau, de geheime Luxemburgse rekening van de PS beheert.
Met de hulp van de Franstalige liberalen heeft de commissie intussen een jaar lang kunnen werken om uit te maken of er al dan niet sprake is van bescherming van Dutroux en Nihoul door hooggeplaatsten – iets wat mensen als Moriau hebben beweerd. En ze moeten nu niet op woorden spelen. Toen er destijds over bescherming van Dutroux en de zijnen werd gepraat, ging het over bescherming door hooggeplaatsten. Dat de commissie nu niet afkomt met een of andere politie-inspecteur of een wachtmeester. Ik wil er even aan herinneren dat Moriau in zijn inmiddels beruchte dagboek zelfs de koninklijke familie in opspraak bracht, dat Vincent Decroly van Ecolo sedert 1996 volhoudt dat er sprake is van bescherming door hooggeplaatsten. Met hooggeplaatsten bedoelen ze politici, magistraten, zakenlui, journalisten, die Dutroux en zijn trawanten hun gang lieten gaan. Ik heb nooit zo begrepen dat Moriau of Decroly het hadden over een of andere gendarme, die verzuimd had een proces-verbaal op te stellen. Het kan zijn dat ik niet goed heb geluisterd. Maar dan eis ik dat al die verklaringen, die sommige leden van de Dutroux-commissie en veelgeprezen specialisten zoals Marie-France Botte hebben afgelegd, opnieuw worden beluisterd. Het antwoord van de commissie zal dus overduidelijk moeten zijn, in de ene of de andere richting, gelet op de geruchten en beweringen die destijds op de publieke opinie werden losgelaten. Ik wil weten of de commissie de beweringen van Moriau, Decroly en Botte kan bevestigen.
“Dat moet dan het liberalisme van de heer Dehaene zijn.”
“Een gendarme die verzuimde een proces-verbaal op
te stellen, is geen hooggeplaatst persoon.”
Rik van Cauwelaert