De ontdekking van Oceanië door nieuws- gierigen, zeevaarders en geleerden.
De Spaanse navigator Vasco Nuñez de Balboa stak in 1513 het nauw van Panama over van oost naar west en was daarmee de eerste blanke die ooit een blik kon werpen op de ?Zuidzee?. Hij nam het gebied meteen in bezit voor de koning van Spanje. Het bestaan van de Stille Oceaan werd in die tijd wel vermoed, maar wat daar allemaal te vinden was, zou nog even een raadsel blijven. Pas aan het einde van de achttiende eeuw, toen de zeelui over precisiemateriaal beschikten om hun positie op zee nauwkeurig te bepalen, kon de Grote Oceaan eiland voor eiland ontdekt en in bezit worden genomen.
Omstreeks het midden van de achttiende eeuw sloegen de Europese filosofen op hun beurt een nieuwe weg in. Le siècle des Lumières of de Verlichting werd een begrip dat stond voor kritisch onderzoek, ondermeer neergelegd in de ?Encyclopédie? van Diderot en d’Alembert. De Zweedse natuurkundige Carl von Linné (Linnaeus) kwam op zijn beurt in 1753 met zijn plantenclassificatie ?Species plantorum? naar buiten. Engeland en Frankrijk wedijverden met elkaar om de nog onbekende gebieden van de wereld in kaart te brengen. Grote expedities naar de Stille Oceaan volgden elkaar op. In 1767 nam Samuel Wallis Tahiti in bezit en even later de archipel die nu nog zijn naam draagt.
De Franse kolonel De Bougainville leidde omstreeks dezelfde tijd de eerste grote Franse expeditie rondom de wereld. Hij werd daarbij geholpen door wetenschapslui van de Académie des Sciences in Parijs. De Engelsman James Cook nam drie expedities voor zijn rekening. Hij zou zijn nieuwsgierigheid trouwens met zijn leven bekopen, want niet overal waren de blanken even welkom. Cook werd gedood toen hij voet aan wal wilde zetten op Hawaï.
De expositie over Oceanië die momenteel in Arras is te zien, draagt niet voor niets de ondertitel Curieux, navigateurs et savants. De drie aspecten komen er ruimschoots aan bod. Met kaarten, maquettes, boeken en prenten worden de diverse reizen opgeroepen. Meer in het oog springen de kastjes met rariteiten die uit het gebied werden meegebracht. De schilder Isidore Leroy de Barde uit Boulogne zette de schelpen, gesteenten, kleurige eieren, opgezette dieren en vogels van de eilanden in de Stille Oceaan nog naast antieke italische vazen en vaatwerk van de Mochita-cultuur uit Latijns-Amerika. Hij legde iets na 1800 zijn verzameling ook vast in gouaches en aquarellen. Aan de hand van deze schilderijen werd in de tentoonstelling geprobeerd de collectie te reconstrueren.
INSPIRATIE VOOR KUNSTENAARS
Latere verzamelaars gingen ietwat systematischer te werk. Hun collecties werden keurig geklasseerd en netjes beschreven. Vanuit hun etnologische interesse gingen zij ook de levenswijze van de bevolking van de eilandengroepen bestuderen. Dat dagelijkse leven werd bijvoorbeeld verkleind uitgebeeld in diorama’s en maquettes in reliëf, zoals die van Alphonse Moillet. Die liet zijn collectie voorwerpen en maquettes in 1851 over aan de stad Rijsel die er een Musée ethnographique mee inrichtte. Die collectie was trouwens niet beperkt tot Oceanië. Ook een ?markt op Java? en het dagelijkse leven van ?de indianen van Guyana? werden afgebeeld en zijn in de tentoonstelling te zien.
Op het einde van de negentiende eeuw gingen de geleerden de vergelijkende toer op. Voorwerpen van hier werden vergeleken met voorwerpen uit de kolonies, wat vaak leidde tot de conclusie dat de Europese beschaving superieur was. In dezelfde periode en nog later waren er ook kunstenaars zoals Paul Gauguin, Henri Matisse en Pablo Picasso die hun inspiratie zochten in de voorwerpen en de natuur van Oceanië. Ook literatoren zoals Robert Stevenson, Victor Segalen en Jules Verne situeerden verhalen op de eilanden van de Pacific.
De bevolking van de archipels en eilanden gebruikten de meest uiteenlopende materialen om hun fetisjen, mantels, harnassen, juwelen en gebruiksvoorwerpen zoals fluiten en peddels te maken. Metaal was er niet, dus gebruikten zij hout, bamboe, veren, boomschors, parelmoer, schelpen, plantenvezels, been en tanden van dieren en mensenschedels. De combinatie van materialen en kleuren evoceert een beetje de paradijselijke schoonheid van Oceanië, van de Fidji-eilanden tot Nieuw-Caledonië en van Hawaï tot de Marquisen-eilanden, waar zowel Paul Gauguin als Jacques Brel ooit hun toevlucht zochten.
De tentoonstelling van zo’n 150 voorwerpen werd samengesteld uit de collecties van zes musea in Noord-Frankrijk. Na Arras zal ze ook nog te zien zijn in Duinkerken, Valenciennes, Rijsel, Nantes en Boulogne-sur-Mer. Tot in de herfst van 1998.
Paul Dossche
?Océanie. Curieux, navigateurs et savants?, in het Musée des Beaux Arts in de voormalige abdij van Sint-Vaast in Arras. Tot 22/6.
Schedel als trofee, Frans Polynesië, Marquisen-eilanden : rariteiten.