Wijd en zijd staat Molenbeek bekend als een verloederd migrantengetto. En sinds kort ook als een broeihaard van moslimextremisme. Maar er wonen ook gewoon mensen.
Ahmed Elkhanouss is bereid mij wegwijs te maken. Het is marktdag in Sint-Jans-Molenbeek, en dan zijn de straten er nog voller dan anders. Men kan zich geen betere gids wensen, zo zal blijken. Ahmed kent haast iedereen in de wijk persoonlijk. Hij is al vele jaren de drijvende kracht achter buurthuis ‘Bonnevie’. Sinds kort werkt hij ook deeltijds op het kabinet van Brussels minister van Werkgelegenheid Benoît Cerexhe (CDH).
Buurthuis Bonnevie ligt pal in het centrum van het historische Molenbeek, ook wel ‘le bas-Molenbeek’genoemd, dat door de metrohalte ‘Weststation’ geografisch wordt gescheiden van ‘hoog Molenbeek’ met zijn mooie lanen.
We treffen elkaar voor het buurthuis van Ahmed. Een oud bestelwagentje met kapotte ruit verspert de ingang tot Ahmeds garage. De auto van de buren, zegt Ahmed. Na drie keer bellen steekt een jonge vrouw met hoofddoek het hoofd door het raam. Haar vader heeft de autosleutels, maar die is bij de bakker. Terwijl Ahmed naar de man op zoek gaat, sta ik op het trottoir te kijken hoe de buurt ontwaakt en de Marokkaanse mannen en vrouwen zich naar de markt reppen.
Na een minuut of tien keert Ahmed terug met een vriendelijke Marokkaanse opa. Voor die zijn auto kan verplaatsen, moet hij eerst een indrukwekkend en nagelnieuw stuurslot verwijderen. ‘Zijn auto werd onlangs gestolen’, verklaart Ahmed.
Tijdens onze wandeling door Molenbeek moet Ahmed om de haverklap halt houden om mensen te groeten of een praatje te maken. De gesprekken verlopen meestal in het Arabisch, met hier en daar een woordje Frans als het typisch westerse begrippen of voorwerpen betreft. Ook zijn telefoon staat zelden stil.
Enkele dagen eerder hebben een paar jongeren uit de buurt de politie in een hinderlaag gelokt en met molotovcocktails bekogeld. De daders zijn meerderjarig. ‘Poging tot moord luidt de aanklacht’, zucht Ahmed. ‘Dat wordt dus assisen.’
Ahmed verliest er de moed niet bij. Hoewel hij al ontelbare keren jonge boefjes naar het politiekantoor heeft vergezeld, omdat hun ouders het Frans niet of slecht beheersen. Ook de slachtoffers probeert Ahmed te helpen. Hij gaat op huisbezoek bij vrouwen die de dupe werden van gewelddadige handtassendiefstallen. ‘Een traumatiserende gebeurtenis’, weet hij op grond van zijn ervaring. Een vrouw bewaart immers ‘ toute son intimité‘ in haar tas.
Ahmed is geboren en getogen in Molenbeek en kent zijn actieterrein als zijn broekzak. Wandelend door de drukke straatjes onder de eerste lentezon, iedereen druk met elkaar aan de praat, terwijl marktkramers heerlijk verse groenten tegen bodemprijzen aanbieden, kan men zich best voorstellen waarom iemand hier, ondanks de onveiligheid en de verpaupering, toch graag woont. Het geheel doet denken aan een echte Marokkaanse bazaar, maar dan vlakbij het stadscentrum van Brussel. Loop de hippe Dansaertstraat uit tot het eind, steek het kanaal over, en je bent er. Klein-Marokko wordt dit stuk van de hoofdstad ook genoemd. Een op de drie inwoners is van buitenlandse, in grote meerderheid Marokkaanse origine. De werkloosheid is er torenhoog, en hoewel het Brussels Gewest geen cijfers per gemeente vrijgeeft, mag toch worden aangenomen dat het aantal werkloze allochtonen er nog een stuk hoger ligt dan het gewestelijke gemiddelde van 35 procent.
Er was een tijd dat het Molenbeek voor de wind ging, toen er nog veel fabrieken in het noorden van de hoofdstad gevestigd waren, waar eerst de Vlamingen, en later de Marokkanen kwamen werken. Maar de industrie heeft Molenbeek inmiddels reeds lang verlaten, en de meeste Vlamingen ook. Wie historische belangstelling heeft, kan wel nog een rondleiding krijgen langs het industriële patrimonium van de gemeente en haar prachtige arbeiderswijken, met identieke en goedbewaarde huisjes, zoals in de Jules Delhaizestraat, jawel, die van de supermarkten.
Che Guevara
Vandaag de dag gooit het handelsmerk ‘Molenbeek’ niet bepaald hoge ogen. Wijd en zijd staat Molenbeek bekend als een verloederd migrantengetto. En sinds kort ook als een broeihaard van moslimextremisme. Journaliste Hind Fraihi kwam na twee maanden ‘undercover’-onderzoek tot de conclusie dat Molenbeek een klein islamreservaat is, waar moslims geen enkele wil tot integratie vertonen, radicale imams actief straatjongeren voor de jihad rekruteren, en blanke Belgen niet meer welkom zijn.
Burgemeester Philippe Moureaux (PS) haalde boos de schouders op. Volgens hem had een op sensatie beluste journaliste zich door de typische grootspraak van straatjochies te grazen laten nemen. Ook mensen uit de integratiesector, de buurt- en de jeugdwerkers, vonden het geschetste beeld ‘nonsens’.
‘Maar de feiten spreken de kritiek tegen’ zegt Tarik Fraihi, filosoof, SP.A-medewerker en broer ván. ‘Bij een aantal terreurdaden heeft men duidelijk het verband met Molenbeek kunnen leggen. Denk aan de moordenaars van commandant Massoud.’
Tarik Fraihi was zelf ooit jeugdwerker in het Molenbeekse jeugdhuis Centrum-West. ‘Er is een harde kern religieuze zeloten, die zich hermetisch van de buitenwereld heeft afgesloten, maar wel een grote actieradius heeft’, zegt hij. ‘Steeds meer mensen doen op die harde kern een beroep om bepaalde zaken voor elkaar te krijgen, schijnhuwelijken, valse papieren, zwartwerk… Vergelijk het met de situatie een eeuw geleden in de Verenigde Staten. De Italiaanse maffia voorzag daar toen ook in een sociaal vangnet.’
Mijn ervaren gids Ahmed Elkanouss ziet die dingen toch enigszins anders. Zeker, er is een groot veiligheidsprobleem in Molenbeek: handtassendiefstallen, carjackings, drugshandel, dat soort criminaliteit is er schering en inslag. Een aantal jongeren is inderdaad geheel het spoor bijster. ‘Ze hebben een gevoel van straffeloosheid’, zegt Ahmed. ‘Ten onrechte, want eenmaal meerderjarig, lopen ze tegen de lamp.’
Maar het doen voorkomen alsof journalisten in Molenbeek aan dezelfde risico’s blootstaan als Florence Aubenas in Bagdad, dat Molenbeekse moslimextremisten op elk moment tot terroristische aanslagen kunnen overgaan, dat er heuse filières zijn waarin op drift geraakte migrantenjongeren worden omgeschoold tot Afghaanse of Iraakse moslimstrijders – ‘leugens’, noemt Ahmed dat. Probeert Ahmed niet gewoon de problemen onder het tapijt te vegen? ‘Allerminst’, zegt hij verontwaardigd. ‘Maar je mag bepaalde incidenten ook niet misbruiken om een hele bevolkingsgroep te stigmatiseren. En wat sommigen een moslimenclave noemen, is gewoon een sociologisch feit.’
Sensatiezoekende journalisten of harde realiteit, wie zal het zeggen?
De federale antiterrorismepolitie heeft ook sterk gemengde gevoelens over de recente berichtgeving. ‘Als Hind Fraihi echt een terroristisch netwerk ontdekt zou hebben, waarom blijft ze dan zo extreem vaag? En waarom is ze met haar informatie dan niet naar de politie gestapt?’ vraagt een politiecommissaris die anoniem wil blijven zich af.
De bewering dat de veiligheidsdiensten van het land niet op de hoogte zijn van wat er zich in Molenbeek afspeelt, klopt volgens hem al evenmin. ‘Wij hebben onze informanten in de moskeeën.’ In een aantal moskeeën wordt wel degelijk zeer radicale taal gesproken, geeft hij toe. Maar de werkelijke verleidingskracht van de jihad relativeert hij sterk. ‘Vergelijk het met extreem-links, in de jaren 1970 zeer populair aan onze universiteiten. Hoeveel studenten dweepten er niet tot in de vroege uurtjes met de gewapende revolutie van Che Guevara? Maar hoeveel van hen zijn uiteindelijk ook echt naar Zuid-Amerika vertrokken?’
Moslimzieltjes
Op straat lopen Ahmed en ik Ben Amidou tegen het lijf. Ben Amidou is acteur en stand-up comedian. Hij geniet ook in Vlaanderen enige naambekendheid dankzij zijn samenwerking met de KVS. We lopen een café binnen, waar thee en sterke Marokkaanse koffie in hoge glaasjes wordt geschonken. Geen alcohol uiteraard. Verder zie ik alleen maar mannen. Hier komen zelden vrouwen over de vloer, laat staan westerse vrouwen.
Sterke verhalen over Molenbeekse islamsoldaten zijn ook aan Amidou niet besteed. ‘U weet toch hoe dat gaat. Die gastjes ’s avonds op het plein, die roepen maar wat. Het is een spelletje, om buitenstaanders de stuipen op het lijf te jagen.’
Kort na de aanslagen van 11 september trokken Vlaamse journalisten naar Molenbeek om er reacties te sprokkelen bij migrantenjongeren. Op openingsvragen als ‘hoe heet je?’ kregen ze meermaals ‘Osama’ als antwoord, ‘Osama Bin Laden’.
Volgens Ben Amidou liggen de echte problemen van de Marokkaanse migrantengemeenschap een heel stuk dichter bij huis. ‘Het ouderlijke gezag laat het te vaak afweten’, vindt Amidou. ‘Een vader die de hele dag in het koffiehuis zit en zijn zoon van acht ’s avonds op straat laat rondhangen, dát kan niet.’
Amidou is boos over de in zijn ogen ‘bijeen gefantaseerde’ verslaggeving uit Molenbeek. ‘Over het racisme op de huur-en arbeidsmarkt hoor ik nauwelijks wat. Men blijft ons ook consequent ‘allochtonen’ noemen. Terwijl wij gewoon Belgen zijn.’
Toch erkennen ook de politiediensten dat er in Molenbeek wel degelijk een aantal ‘giftige elementen’ aan het werk zijn, ‘die hun numerieke zwakte weten te compenseren door een grote bedrijvigheid’. Gevreesd wordt dat zich uitgesloten voelende migrantenjongeren, zonder diploma en met sombere toekomstvooruitzichten, wel eens een gemakkelijke prooi voor die islamitische heethoofden kunnen vormen.
Berucht in Molenbeek is het groepje rond de Frans-Syrische sjeik Bassam Ayachi, stichter en bezieler van het controversiële en intussen verdwenen (de lokalen werden in brand gestoken om precies te zijn) Centre Islamique Belge. Bassam is al enkele jaren een trouwe klant van de media en duikt vaak op in met moslimsterrorisme gelieerde dossiers.
Maar er is iets vreemds aan de hand met de sjeik. Hij behoort tot de strekking van de salafisten (extremistische soennieten), zo valt te horen in Molenbeek, en daarmee tot de ergste vijanden van het regime van de Syrische president Bashar Al-Assad. Toch kan hij vrij heen en weer reizen tussen ons land en Syrië. Vermoed wordt dan ook dat Bassam voor de Syrische geheime dienst werkt. Dat zou verklaren waarom hij hier redelijk ongemoeid wordt gelaten. Ondanks onmiskenbare doodsbedreigingen aan het adres van de toenmalige Franse minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy, als die het hoofddoekverbod in Frankrijk niet zou intrekken. In een tekst met de sprekende titel ‘Lorsque la mort devient belle, Monsieur Sarkozy’betoogt Bassam dat terrorisme in dergelijke situaties geoorloofd is, meer nog, het is de plicht van elke goede moslim.
Toch was de sjeik niet altijd de religieuze fanaticus die hij vandaag is. In zijn Franse jaren, meer bepaald de periode dat hij restauranthouder was in Aix-en-Provence, schonk hij naar verluidt ook alcohol, en zou hij zelfs een paar van zijn moslimbroeders hebben opgelicht.
Intussen houdt Bassam er in Molenbeek een kleine harem op na. Zijn volgelingen proberen zo veel mogelijk dwalende moslimzieltjes voor de zaak te winnen. Als Jehova-getuigen gaan ze van deur tot deur. Bebaarde mannen praten lang in op de dealers van het Hertoginnenplein om hen opnieuw op het rechte pad – dat van Allah – te krijgen.
Hun succes lijkt tot nu toe beperkt, maar buurtwerkers geven wel toe dat er de laatste jaren opnieuw meer gesluierde vrouwen in het straatbeeld opduiken. Zelf heb ik er twee gezien die letterlijk van kop tot teen waren ingepakt, ook het gezicht helemaal bedekt. Het is de eerste keer dat ik zulke spookwezens zie en ik woon al heel lang in Brussel.
SP.A-medewerker Tarik Fraihi: ‘De sociale ellende in Molenbeek is vandaag nog even erg als tien jaar geleden. Wat er is bijgekomen, is de islam. Die is vele malen belangrijker geworden in het dagelijkse leven van de mensen. Vanuit emancipatorisch oogpunt vind ik dat verontrustend.’
Flamanisé
Opmerkelijk genoeg hebben de laatste jaren toch nogal wat Vlamingen zich in Molenbeek gevestigd. ‘Je n’ai que des flamands‘ liet Moureaux zich vorig jaar schertsend ontvallen. Stadsvernieuwingsprojecten in de Molenbeekse kanaalzone, waarbij stadskankers verbouwd werden tot lofts en woningen voor jonge gezinnen met een gemiddeld inkomen, bleken vooral op Vlaamse belangstelling te kunnen rekenen. Nog anderen verlieten de te duur geworden Dansaertwijk, en gingen in het naburige Molenbeek zelf op zoek naar een van die typische Brusselse herenhuizen.
Gert Walraevens en Wanja Vanhaelen hebben drie kinderen en kochten vier jaar geleden voor ongeveer 160.000 euro, een koopje naar Brusselse normen, een groot huis in de Opzichtersstraat. Net om de hoek ligt de gevreesde Ribaucourtstraat, ‘de gevaarlijkste straat van het land’. Wie er te blank uitziet, wordt er met huid en haar opgegeten, als je sommige krantenberichten mag geloven. ‘Ik kom elke dag in de Ribaucourtstraat’, glimlacht Gert Walraevens. ‘Ik ga er naar de bakker, naar de slager, en ik heb er nog nooit problemen gehad.’
‘Overigens is deze buurt vrij gemengd’, zegt hij. ‘Er wonen niet alleen Marokkanen, maar ook Belgen, Polen, Afrikanen enzovoort. Van moslimextremisme heb ik hier nog nooit iets gemerkt.’
Is hij niet bevreesd om zijn kinderen in deze toch wel moeilijke buurt te laten opgroeien? ‘Eigenlijk niet’, antwoordt hij. ‘Wij speculeren er natuurlijk een beetje op dat de buurt erop vooruit zal gaan. Maar dan denk ik eerder aan de netheid van de straten dan aan zware criminaliteit.’
Ook Mark Rooman, de geëngageerde directeur van de Vaartkapoen (een van de 22 Vlaamse Gemeenschapscentra in Brussel) woont graag in Molenbeek. ‘Maar deze gemeente lijdt aan onderinvestering’, zegt hij. ‘Op het vlak van sociale huisvesting, onderwijs, werkgelegenheid, vrijetijdsbesteding en ga zo maar door. De jongeren hebben hier niets om handen.’
‘Desondanks heeft Molenbeek ook veel sterke punten’, benadrukt Rooman. ‘De gemengde en jonge bevolking bijvoorbeeld, en de vaste wil van heel veel mensen uit de buurt om er iets van te maken.’
Wat dan met de vaststelling dat ‘flamand’(soms ook ‘flamani’) voor veel jonge Marokkaantjes een regelrecht scheldwoord is? Dat klopt wel, maar met dien verstande dat ‘flamand’niet alleen op Vlamingen slaat, maar op alle Belgen die niet van Marokkaanse of Turkse afkomst zijn. Een (te zeer) verwesterde Marokkaan heet ‘flamanisé’te zijn, en dat is inderdaad geen compliment.
Onzuiver
Ik word hartelijk begroet door meneer Abdelmajid Hakkam en zijn goedlachse medewerkster Fathia. Meneer Hakkam is de directeur van ‘Radio Médi 1’, een van de radiozenders van de ‘Fréquence Arabe’ (106.7) in de hoofdstad. Hakkam heeft de garage van zijn grote huis in Molenbeek tot een radiostudio verbouwd. Elke middag om vier uur beginnen de uitzendingen. Luisteraars worden onderhouden over religie, politiek en over maatschappelijke kwesties. Wie vragen heeft, mag altijd bellen.
‘Om te beginnen is Molenbeek heel gezellig’ zegt Fathia, een vrijgevochten moslima van een jaar of veertig (maar ze ziet er tien jaar jonger uit). Voor we daar dieper kunnen op ingaan, moet ik me aan de luisteraars voorstellen en vertellen wat kinderen (het thema van de dag) voor mij betekenen. Nadien zet meneer Hakkam een cassettebandje met Arabische muziek aan, en kunnen we rustig praten.
Gezellig dus. Toch durft ook Fathia na zeven uur ’s avonds niet meer alleen de straat op. ‘Het probleem zijn die hangjongeren, die vanaf zonsondergang in kleine groepjes bij de publieke telefooncellen postvatten.’ Hoewel ze zeker niet op haar mondje gevallen is. ‘Ik ben de enige radiopresentatrice die hardop durft te zeggen dat vrouwen geen slaven zijn en ook rechten hebben’, zegt ze ferm. ‘Laatst werd ik in de Kortrijkstraat aangesproken door drie van kop tot teen gesluierde vrouwen. “Zuster, jij bent onzuiver”, zeiden ze. “Jij draagt geen hoofddoek.”‘
‘Ik heb me anders goed gewassen vanochtend’, heeft Fathia hen geantwoord. Breed glimlachend: ‘Ik durf van me af te bijten hoor.’
‘De islam heeft niets met baarden of hoofddoeken te maken’, vult meneer Hakkam aan. ‘Maar sommige jongeren worden gebrainwasht.’
Hoewel ook Hakkam het uitgesloten acht dat Osama Bin Laden achter de aanslagen van 11 september zit. Doorgestoken kaart van de Amerikanen was dat, om de moslims en de Europeanen tegen elkaar op te zetten.
Hét probleem in Molenbeek zijn de scholen, vindt Hakkam. Dat zijn echte vuilnisbakken. ‘Er zijn sociale woningen en buurthuizen om de mensen kalm te houden, maar er zijn geen goede scholen en er is geen werk.’
‘De leraren kan het allemaal niets meer schelen, de leerlingen al evenmin. Op het eind van het jaar hebben de kinderen – tenminste, degenen die nog niet hebben afgehaakt – bijna niets geleerd. En de ouders beheersen de taal onvoldoende om het allemaal goed te kunnen volgen.’ Zijn eigen kinderen houdt meneer Hakkam heel kort. Geen sprake van dat die ’s avonds de straat op gaan.
De radiozender draaiende houden, is ook niet altijd even gemakkelijk. ‘Ik ben al 25 jaar onafhankelijk en overleef dankzij reclame-inkomsten van lokale handelaars.’ Nu ja, onafhankelijk. Hakkam heeft een tijdje bij de MR aangeleund, nu voelt hij politiek wel wat voor de Vlaamse partijen. ‘De Vlamingen hebben veel meer voor hun migranten over’, vindt hij. ‘Maar als ik het mezelf écht gemakkelijk zou willen maken, dan ga ik bij de PS. Dan krijg ik subsidies en ondersteuning en alles wat ik maar vraag.’ Het liefst van al zou Hakkam echter zijn grote huis in de Vanderstichelenstraat verkopen en met zijn gezin naar Wezembeek-Oppem verhuizen.
De PS van burgemeester Philippe Moureaux (ook wel ‘le Patron’) controleert in Molenbeek bijna alles, met name het netwerk van gemeentelijke vzw’s waar in de marge van de politiek aan buurt- en jeugdwerk wordt gedaan, en waar nogal wat allochtonen actief zijn.
De openheid van de PS voor allochtonen in de hoofdstad heeft de partij zoals bekend geen windeieren gelegd. Exit polls na de regionale verkiezingen in 2004 hebben aangetoond dat meer dan de helft van de allochtonen voor de PS stemt. De partij hoedt zich er dan ook voor de allochtone gemeenschap tegen de haren in te strijken. ‘Om de Vlaamse extremisten van het Vlaams Belang niet nóg groter te maken, laat de PS de moslimextremisten ongemoeid en worden alle excessen met de mantel der liefde toegedekt’, luidt het harde oordeel van Tarik Fraihi.
Minstens achttien moskeeën telt Molenbeek. Een Pakistaanse, een Turkse, een Bosnische, maar toch vooral Marokkaanse moskeeën. Twee op de drie Marokkaanse imams zou niet over geldige verblijfspapieren beschikken. En ook in hun persoonlijke levenswandel zijn niet alle imams even recht in de leer.
Een anekdote die iedereen zich in Molenbeek nog levendig voor de geest kan halen, betreft Mohammed Toujgani, de vlijmscherpe imam van de Al-Khalil-moskee in de Delaunoystraat. Jaren geleden, bij zijn aankomst in België, had Toujgani een verhouding met de vrouw van een kennis. Die laatste, wantrouwig geworden, nam de telefoongesprekken van zijn vrouw op band op. Een van de Arabische radiostations in Brussel heeft stukken van die gesprekken, waarop duidelijk de stem van Toujgani te horen was, toen uitgezonden. De op heterdaad betrapte Toujgani moest zelfs even zijn biezen pakken. Vandaag houdt de imam donderpreken waarin hij overspelige vrouwen ten strengste veroordeelt.
***
De orde herstellen in Molenbeek, het is niet zo eenvoudig. Migrantenjongeren vinden nu al dat ze door de politie worden ‘geprovoceerd’. Te voet patrouilleren doen de agenten in sommige straten haast niet meer. Voor het overige geldt er een lokale variant van de Marokkaanse moqaddem, waarbij tussenpersonen – handelaars, gemeentelijke parkwachters – als de oren en ogen van politie en gemeentebestuur optreden en de sociale controle uitoefenen. Bij wijze van tegenprestatie wordt er af en toe een oogje dichtgeknepen.
Han Renard