Henry James op pellicule: het beste, het ergste en het overbodige op een rijtje.

De beste Henry James-verfilming is ook een van de vroegste: “The Heiress” uit 1949 van William Wyler, naar het gelijknamige, op “Washington Square” gebaseerde toneelstuk van Ruth en Augustus Goetz. Olivia De Havilland won een oscar voor haar rol van de onaantrekkelijke, vreugdeloze erfgename Catherine Sloper. Geen enkele regisseur wist de wreedheid van James zo sterk te dramatiseren als Wyler in deze ijzersterke klassieker, gedrenkt in een beklemmende, schaduwrijke zwartwitfotografie. De wijze waarop Catherine door haar vader ( Ralph Richardson) met de grond wordt gelijkgemaakt, bezorgt je koude rillingen. Het einde is voor die tijd ongelofelijk compromisloos: de fortuinjager Montgomery Clift bonkt wanhopig op de deur die gesloten blijft, hij is voor altijd uit de societykringen gebannen die hij hoopte te veroveren, dit terwijl De Havilland roerloos de trap bestijgt, olielamp in de hand, wat haar gezicht de hardheid van een Maya-masker geeft.

“The Heiress” was niet voor niets een van de inspiratiebronnen van Martin Scorsese bij het maken van “The Age of Innocence” (1993) naar de roman van de vaak met James vergeleken Edith Wharton.

Een tweede meesterlijke filmbewerking is “The Innocents” (1961), een adaptatie van het spookverhaal “The Turn of the Screw” waarvoor niemand minder dan Truman Capote het scenario schreef. Deborah Kerr is onvergetelijk als de neurotische gouvernante die tot haar grote ontsteltenis ondekt dat de kinderen op wie ze past, bezeten zijn door demonen. Hallucineert ze of is het echt? De Britse regisseur Jack Clayton bewaart zowel de intrigerende ambiguïteit als de zenuwslopende suspens van de oorspronkelijke korte roman.

Als “The Innocents” een van de allerbeste James-verfilmingen is, dan is de wanstaltige follow-up “The Nightcomers” (1962) beslist de meest groteske. Deze prent van de vulgaire Michael Winner is in feite een prequel avant-la-lettre: een dramatisering van de gebeurtenissen die tot het mysterie van “The Term of the Screw” zouden geleid hebben – met James heeft het bijgevolg niks meer te maken. In plaats daarvan krijgen we een catalogus van horreurs en sensaties, het schrikbarend Iers accent van Marlon Brando en de zo mogelijk nog angstaanjagender zoomlenseffecten.

CURIOSITEITEN

Volgens James-kenner Claude Chabrol blijft “The Innocents” de beste verfilming van de Amerikaanse auteur. De Franse regisseur gelooft dat alleen de kortverhalen van James verfilmbaar zijn – “toute tentative d’adaptation de ses romans est à pleurer de rire”, zei hij in een interview in de “Cahiers du Cinéma”. Om dat te bewijzen, adapteerde hij in 1974 zelf twee kortverhalen voor de Franse televisie: “De Grey: A Romance” en “The Bench of Desolation”, twee films van vijftig minuten die nu zelden geziene curiositeiten zijn.

Chabrols nouvelle vague-collega François Truffaut dweepte evenzeer met Henry James. Dat leidde in 1978 tot “La Chambre Verte”, een zeer vrije adaptatie van James waarin de handeling verplaatst is naar de jaren vlak na de Eerste Wereldoorlog, het gedroomde fysieke en mentale decor voor deze bespiegeling over een bijna liturgische verering van de herinnering aan een vroeg gestorven geliefde. Jean Gruault haalde in zijn script de mosterd bij de novelle “The Altar of the Dead” maar ontleende ook elementen uit andere novellen, onder meer “The Beast in the Jungle”.

Enkele jaren eerder verraste Peter Bogdanovich vriend en vijand met zijn chique verfilming van “Daisy Miller” (1974), naar de eerste roman die James in 1879 internationale erkenning bracht. James schreef de roman vlak na zijn reizen naar Italië en hij bepeelt hierin een favoriet thema: hoe een onschuldige en babbelzieke jonge Amerikaanse ten offer valt aan de machinaties van beschaafde Europese intriganten. Bogdanovich maakte deze film als een liefdesverklaring voor steractrice en levensgezellin Cybill Shepherd, die fraai oogt in de negentiende-eeuwse kostuums maar over haar dialogen struikelt.

Het was bijna onvermijdelijk dat het in literatuur en antiek zwelgend duo Merchant Ivory zich vroeg of laat op James zou storten. In 1979 was het prijs met “The Europeans”; vijf jaar later gevolgd door “The Bostonians”. Telkens was het resultaat in het beste geval academisch, maar evenzeer overbodig en snel vergeten.

Een tijdlang bleef het James-repertoire onaangeroerd, maar twee jaar geleden zorgde “The Portrait of a Lady” van Jane Campion voor een mini-hausse in Henry James-verfilmingen.

P.D.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content