Jazzpianist Fabian Fiorini (43) schreef het plichtwerk voor de halve finale van de Koningin Elisabethwedstrijd. Wat zijn de gevolgen daarvan voor de klassieke pianisten?
Hoe kwam een instituut als de Elisabethwedstrijd bij u terecht?
FABIAN FIORINI: Jaren geleden liep ik geregeld de secretaris van het concours tegen het lijf. Onze kinderen gingen naar dezelfde school. Ik vroeg hem of ik niet wat composities van me mocht doorsturen. Daar heb ik toen niets meer van vernomen. Maar daardoor kwam jaren later, toen een nieuwe artistieke commissie de wedstrijd een ander elan wilde geven, mijn naam wel op tafel. Zo werd ik dit keer toch uitgenodigd om een stuk aan te leveren. Het is Tears of Lights geworden.
U bent vooral bekend in de geïmproviseerde muziek. Hoe valt dat te rijmen met de wereld van een klassiek concours?
FIORINI: De klassieke muzikanten van vandaag zijn heel veelzijdig. Veel van die jonge mensen leven niet in een cocon. Ze luisteren in hun vrije tijd graag naar jazz of popmuziek. Ook in hun opleiding is er gelukkig steeds minder sprake van die artificiële scheiding tussen genres. Ik ben blij dat de Elisabethwedstrijd in die evolutie meegaat. We mogen niet vergeten dat voor de grote klassieke componisten zoals Bach, Mozart, Chopin of Liszt improvisatie heel gewoon was. Denk bijvoorbeeld aan Beethovens Diabelli Variaties. Een meesterwerk uit de muziekgeschiedenis, ontstaan als een reeks improvisaties rond één thema.
Hoeveel jazz zit er in Tears of Lights?
FIORINI: Mijn composities zijn altijd een distillaat van de beste ideeën waar ik al improviserend op stuit. Maar ik vond niet dat ik ervan uit mocht gaan dat elk van de kandidaten vertrouwd is met improviseren. Een goede uitvoering in klassieke muziek heeft sowieso heel wat weg van een sterke improvisatie in jazz. Het tilt de partituur naar een hoger niveau en laat je soms heel vertrouwde muziek met nieuwe oren ontdekken. Dus heb ik een compositie geschreven die niet zozeer technisch een uitdaging vormt, maar die wel voor interpretatie vatbaar is. De kandidaten konden uit hun ervaring met het klassieke repertoire putten om de muziek naar hun hand te zetten.
U toert met JazzLab Series met de muziek van De Papillons Noirs, uw laatste cd. Wat mogen we verwachten?
FIORINI: Je kunt mijn concerten vergelijken met een wandeling door een onbekende stad. Soms vind je een tof café waar het goed toeven is, en de andere keer beland je in een doodlopend straatje. Voor deze tournee neem ik me voor om altijd dezelfde route te nemen en de volgorde van de stukken op de plaat te respecteren, zoals in een voorgecomponeerde suite. Maar natuurlijk is niet elke uitvoering dezelfde. Niet elke zaal of elke piano klinkt hetzelfde. Ik voel me ook elke avond anders. Als ik dan tegen mijn eigen emoties moet ingaan, wordt musiceren een gevecht. Dat heb ik geleerd van Gary Peacock, de bassist van Keith Jarrett: je moet altijd trouw blijven aan je inner ear.
Frederik Goossens
‘Ik heb een compositie geschreven die niet zozeer technisch moeilijk is, maar die voor interpretatie vatbaar is.’