Keizerlijk bezoek
Na zijn succesvolle eerste rondreis in België bekoelde de relatie tussen Napoleon en onze contreien. Hij zou nog welgeteld drie keer op bezoek komen. Iedere keer stelde hij vast dat Antwerpen maar niet de oorlogshaven wilde worden die hij voor ogen had, en dat de koppige inwoners van deze streek nog altijd heimwee naar de Oostenrijkers leken te hebben. Maar in 1804 behoedde hij wel het paleis van Laken voor de sloop.
In 1804, even voor de keizerskroning, doorkruiste Napoleon Vlaanderen opnieuw. Eerst inspecteerde hij de verdedigingswerken in Oostende, waar hij een belangrijke beslissing in verband met zijn aanstaande kroning nam: de locatie. Aan Grootmeester der Ceremonieën Ségur liet hij vanuit de badplaats weten: ‘Als de kerk van Les Invalides te klein is om tienduizend genodigden te ontvangen, kunnen we haar niet gebruiken. Als de delegaties van de steden en van de legerkorpsen buiten de kerk moeten blijven, zal dat zeer gevoelig liggen. Daarom heb ik de intentie om de ceremonie te laten plaatsvinden in de Notre-Dame.’ Antwerpen bezocht hij deze keer niet, wat niet betekende dat zijn aandacht voor de havenstad verslapt was. Op 21 april had hij nog een nota gestuurd waarin hij zich ontevreden toonde over de slappe voortgang van de werkzaamheden. Slechts één nieuw oorlogsschip lag in het droogdok en niet meer dan vijfhonderd arbeiders waren er aan de slag. Veel te weinig, vond hij. Een stad die zich wel op keizerlijk bezoek mocht verheugen, was Brussel. Al op 11 augustus had generaal Belliard het stadsbestuur gewaarschuwd, en sindsdien waren koortsachtige voorbereidingen aan de gang om alles in gereedheid te brengen. In de Munt werd de keizerlijke loge helemaal in een nieuw jasje gestoken. Op de vermoedelijke datum van het bezoek werd al het koetsverkeer verboden op de Anderlechtsesteenweg, de Grote Markt, de Kunstberg (toen de Overwinningsberg) en de Magdalenastraat tot aan de Hertogstraat.
Paleis van Laken
Toen bleek plots dat Napoleon een bezoek wilde brengen aan het kasteel van Laken, de latere residentie van het Belgische vorstenpaar. Dat was bijzonder. Het kasteel van Schoonenberg – zoals het toen heette – had al sinds het begin van 1804 de bijzonder aandacht genoten van de keizer. Schoonenberg was tussen 1781 en 1785 gebouwd als verblijf voor de Oostenrijkse landvoogden der Zuidelijke Nederlanden. Eerst de hertog van Saksen-Teschen, nadien aartshertogin Maria Christina, die er namens Jozef II regeerde. Het kasteel was in 1803 verkocht. De eigenaar stond op het punt het te slopen en de bouwmaterialen te verkopen, toen Napoleon daar lucht van kreeg. Hij besloot Laken te redden. Vele bomen in het park waren al geveld en de dakgoten waren van de gebouwen gehaald, toen minister Maret aan de prefect van het departement van de Dijle liet weten dat de Franse regering de sloopwerkzaamheden wilde stilleggen en het kasteel wenste te kopen. Net voor de afkondiging van het keizerrijk had Eerste Consul Bonaparte de koop afgesloten voor de som van 501.207 franc. Aan hofmaarschalk Duroc had hij vervolgens laten weten dat Schoonenberg helemaal hersteld en ingericht moest worden. ‘Ik sta u toe om 150.000 franc uit te geven voor de architectuur en 350.000 franc voor de meubilering. Ik wens dat de woning klaar is om mij te ontvangen tegen eind juli. Het is wel te verstaan dat de appartementen zo eenvoudig mogelijk worden ingericht’, had hij Duroc geschreven. Die had toestemming gekregen om meubels en tapijten te laten overbrengen uit de paleizen van Saint-Cloud en Parijs. Duroc moest binnen het budget ook 20.000 franc reserveren voor de bibliotheek, die in de huizen van Napoleon altijd een belangrijke plaats innam.
Weinig van dat alles was gerealiseerd toen eind augustus de melding kwam dat Napoleon het kasteel dat hij van de sloop had gered wilde inspecteren. Het Brusselse stadsbestuur had zelfs in allerijl glasramen moeten bestellen voor de benedenverdieping. In de namiddag van 1 september kwam Napoleon met zijn gevolg aan in Brussel. Onder begeleiding van Mamelukken te paard en een eskadron van de Gardecavalerie reed de koets van Napoleon de stad binnen. Ze werd getrokken door zes witte paarden. Napoleon had haast. Hij wilde Laken zien en dan zo snel mogelijk naar Aken reizen. Veel aandacht voor het Brussels eerbetoon had hij blijkbaar niet, ’tot verwondering van alle burgers en de gehele municipaliteit’, zo schreef een ooggetuige. Voor ze het wisten was hij alweer de stad uit via de Leuvense poort, waar inderhaast de zes saluutkanonnen heen waren gesleept om het staatshoofd een gepaste afscheidsgroet te kunnen brengen.
Derde bezoek, met Marie-Louise
Op 27 april 1810 verliet de keizerlijke karavaan Frankrijk voor Napoleons derde bezoek aan België. Het zou een heel andere aangelegenheid worden dan in 1803. Tijdens de afgelopen zeven jaar was de houding van de inwoners van de negen Belgische departementen van het keizerrijk veranderd. De voortdurende oorlogen waren zeer nadelig voor de economie. Grondstoffen waren peperduur geworden, de overzeese exportmarkten waren onbereikbaar. In sommige bedrijfstakken was het omzetcijfer nog geen tiende van dat voor de afkondiging van het Continentaal Stelsel. Alleen uitzonderingen zoals de Brusselse kantklosserijen deden het nog goed. Nog een steen des aanstoots was de dienstplicht, die elk jaar tienduizenden jongemannen naar het leger stuurde. Steeds meer jongens onttrokken zich aan de dienst, maar werden opgespoord en gevangengezet, net als hun ouders soms. En dan was er natuurlijk Napoleons onenigheid met de paus. In dit diep katholieke land had men verheugd gereageerd op het Concordaat dat in 1801 tussen Parijs en Rome was afgesloten, tot bleek dat de oude kerkelijke gebruiken moesten plaatsmaken voor nieuwe. Problemen rezen rond de invoering van de ‘keizerlijke catechismus’, waarin de gelovigen werd opgedragen Napoleon te eren, en de aanstelling van bisschoppen die trouw waren aan de regering in Parijs. Napoleon had al een paar keer wrevelig gereageerd op het ongehoorzame gedrag van zowel leken als geestelijken. Sommige leiders werden naar Parijs ontboden en moesten daar voor onbepaalde tijd blijven wonen, zodat ze in hun eigen land geen last meer konden veroorzaken.
Het was tegen die achtergrond van ongenoegen en wrevel dat het bezoek van Napoleon door de overheden ter plaatse werd voorbereid. De plaatselijke autoriteiten moesten meer moeite doen dan de vorige keren om de bevolking op de been te krijgen. In Brussel werd het kasteel van Laken in gereedheid gebracht. Bij de Anderlechtsepoort werd een triomfboog opgericht, geflankeerd door twee piramides. Alle gegoede burgers van de stad kregen het verzoek om de huisvesting op zich te nemen van de talrijke Franse hovelingen en hoogwaardigheidsbekleders die in het kielzog van Napoleon en Marie-Louise de stad zouden aandoen.
Op 29 april was het zover. Burgemeester Charles d’Ursel begroette het paar met een officiële speech. Napoleon werd al meteen boos toen hij langs de kant van de weg een spandoek zag hangen waarop hij las: ‘De hemel zegene dit huwelijk. Zij zal voor ons een tweede Maria Theresia zijn. Ze brengt ons de vrede.’ De keizer zag het als een teken dat nogal wat Brusselaars heimwee hadden naar de Oostenrijkse tijd en de keizerin van toen. Dat zou een leidmotief worden tijdens dit bezoek. Napoleons nieuwe Oostenrijkse echtgenote Marie-Louise werd oorverdovend toegejuicht, de keizer zelf kreeg een beleefdheidsapplaus. Pas tegen de avond bereikten ze Laken. De volgende dag ging het per koets naar het Kanaal van Willebroek, waar Napoleon per boot de reis naar Antwerpen wilde voortzetten. Daar begon ongetwijfeld het belangrijkste deel van zijn bezoek. De keizer wilde vooral controleren hoe ver de bouw van de nieuwe oorlogsschepen gevorderd was en hoe het gesteld was met de verdediging van de stad. Sinds 1806 waren er enkele nieuwe scheepsdokken bij gekomen en er waren inderdaad enkele schepen in aanbouw. Op de Schelde vuurden negen oorlogsschepen tegelijk hun kanonnen af om de aankomst van Napoleon te melden. Burgemeester Werbrouck stond het paar op te wachten samen met alle overheden en duizenden Antwerpenaars. De hele stad was opnieuw in feeststemming, net als zes jaar geleden.
Op 2 mei woonde iedereen de tewaterlating bij van de Friedland, een slagschip met een capaciteit van tachtig kanonnen. Het was een groots moment, niet alleen vanwege het grandioze spektakel dat de Friedland bood. Op dat moment was Antwerpen na Toulon het belangrijkste Franse marinearsenaal. Vanwege de ligging en de fortificaties langs de Schelde was het een veilige plek om snel en veel oorlogsschepen te bouwen. Tenminste, daar was Napoleon van overtuigd. Anderen geloofden er veel minder in. Zo had marineminister Decrès al in 1807 gewaarschuwd dat het transport van het hout naar de scheepswerven op grote praktische moeilijkheden stuitte. Ook de beslissing om in Antwerpen grote linieschepen als de Friedland te bouwen was niet de verstandigste. De Schelde was niet diep genoeg om de allergrootste van die driedekkers op een veilige manier te water te laten. Napoleon heeft nooit aandacht gehad voor dit soort bezwaren. De eindbalans stelde hem dan ook in het ongelijk. Op het einde van het keizerrijk zouden er in de Antwerpse scheepswerven zeventien onafgewerkte oorlogsbodems liggen. In Toulon waren er dat slechts twee. Over de hele periode 1803-1815 genomen werden er slechts tweeëntwintig grote schepen voltooid in Antwerpen. Niet meer dan twee van die oorlogsbodems hebben de oceaan bereikt, de andere lagen meestal in de dokken. Daaronder ook de Friedland, die Napoleon en Marie-Louise op die fameuze tweede mei 1810 in de Schelde zagen ploffen. Na afloop van de feestelijke ceremonie bood de stad aan het keizerlijke paar een prachtig gedecoreerde staatsiesloep aan, die gepolychromeerd en met fonkelend goudbeslag versierd was. Daarna reed de keizer te paard tot aan het Steen. Ook op 3 mei was het feest, een echt Antwerps feest deze keer, want de Ommegang liep door de straten.
Na een bezoekje aan Gent bezocht het keizerspaar ook Brugge en Oostende. En overal waar de keizer kwam, regende het ook tijdens deze rondreis brieven, bevelen en instructies. In Brussel had hij bijvoorbeeld opdracht gegeven om de oude wallen af te breken en er een cirkelvormige boulevard aan te leggen: de allereerste ringweg rond de stad.
Laatste bezoek aan Antwerpen
In de herfst van 1811 vertrok de keizer samen met Marie-Louise nog een keer naar het noorden, om de Belgische departementen en voor de eerste keer ook de Hollandse te bezoeken. Opnieuw bezocht de keizer Antwerpen, om er vast te stellen dat de scheepsbouw niet vorderde zoals hij het zich had voorgesteld. Er volgde druk overleg om de zaken te bespoedigen. Hoezeer de keizer door de stad gefascineerd was, bleek ook uit zijn aankoop van een prachtig pand aan de Meir, het Hof van Roose. Tot dan had hij tijdens zijn verblijven in Antwerpen het bisschoppelijk paleis op de Schoenmarkt gebruikt, maar nu gaf hij opdracht om zijn nieuwe paleis op de Meir te verbouwen en nam hij zich voor er het jaar daarop ook echt te resideren. Die kans zou hij nooit meer krijgen. De ironie van het lot wil dat het paleis voor de allereerste keer werd bewoond door niemand minder dan zijn voormalige vriend tsaar Alexander, die er in 1814 even zijn thuis van maakte.
Tijdens dit laatste bezoek werd ook het lot bezegeld van de Antwerpse burgemeester Werbrouck. In Vlissingen – waar hij op inspectiebezoek was – had Napoleon een bezwarend rapport over hem gelezen. Werbrouck werd beschuldigd van corruptie, bovendien in verband met smokkel van Engelse goederen. Hij werd geschorst en vervangen door de piepjonge Jean Cornelissen. Bovendien liet Napoleon de burgemeester ook berechten. Twee jaar later zou Werbrouck door een jury in Brussel worden vrijgesproken en in triomf door de straten worden gedragen. Napoleon vocht op dat moment in Noord-Frankrijk de eindstrijd uit.