Naar aanleiding van het senaatscolloquium over “Justitie en Pers” zetten drie professoren op een rij wat al dan niet moet kunnen.
INDIEN DE PERS niet bestond, dan zou zij best niet uitgevonden worden. ” Zo schreef Honoré de Balzac in “Illusions Perdues. ” Omdat hij vooral uit was op geld en roem zijn kleine de verwierf hij in 1838 , had deze geniale fantast het niet zo begrepen op kritische gazetiers. Geen wonder dat de prokureur-generaal bij het hof van kassatie Jacques Velu sinds juli vorig jaar baron de Velu zijn weinig persvriendelijke mercuriaal op 1 september besloot met Balzacs uitspraak. Uitgerekend over het funktioneren van een kritische pers is het hém en een dertigtal andere gastsprekers op 7, 8 en 9 december tijdens het colloquium over “Justitie en Pers” in de senaat te doen. De nu uitgebrachte adviezen, die de professoren Henri Bosly (UC Louvain), David D’Hooghe (KU Leuven) en Dirk Voorhoof (Universiteit Gent) aan justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) bezorgden, vormen alvast een gedetailleerd referentiekader.
Zo bleek tijdens de voorbije maanden andermaal dat het voor de journalisten in ons land geen overbodige luxe zou zijn, mochten zij zoals in de ons omringende landen het uitdrukkelijke recht krijgen hun bronnenmateriaal en de identiteit van hun informanten ook tegenover het gerecht te beschermen. Mochten zij met andere woorden een wettelijk zwijg- of verschoningsrecht kunnen inroepen wanneer zij als getuige worden verhoord over de oorsprong van bepaalde informatie. Zelfs Velu pleit voor dit journalistiek privilege en ook voor bijkomende waarborgen bij huiszoeking in redaktielokalen. De woning van de journalist daarentegen gunt hij geen extra bescherming. Bovendien zou een journalist zijn zwijgrecht slechts mogen inroepen als het om “wettig” verkregen informatie gaat. En dit is een listige voorwaarde. Velu wil namelijk ook de schending van het geheim van het opsporings- en het gerechtelijk onderzoek in hoofde van gerechtsdienaars strenger laten bestraffen. Om zo de journalist, spijts zijn privilege, toch te kunnen vervolgen als medeplichtige aan de schending van een nochtans illusoir onderzoeksgeheim of wegens heling van overheidsdokumenten, zij het onder de vorm van fotokopies ? Het jongste wetsvoorstel van de VLD-kamerleden Patrick Dewael, Geert Versnick en Marc Verwilghen sluit zo’n vervolging alvast uit.
VRIJE NIEUWSGARING.
Professor Voorhoof pleit in zijn advies aan de minister van Justitie niet zomaar voor een bronnengeheim. Hij wil ook de argumenten beperken die de rechter zou kunnen aanwenden om dat zwijgrecht te doorbreken. Daartoe zou aan drie voorwaarden “kumulatief” moeten voldaan zijn. De gegevens waarvan het gerecht dan toch de oorsprong bij de journalist zou mogen halen, moeten ten eerste betrekking hebben op misdrijven waarbij de fysieke integriteit van één of meerdere personen op het spel staat ; ten tweede cruciaal zijn voor de identifikatie of opsporing van de verdachten of het voorkomen van hogervermelde misdrijven ; én ten derde op geen andere wijze te vernemen zijn dan door het opheffen van het bronnengeheim.
Deze beperkingen, waarmee De Clerck het in het jongste nummer van Kultuurleven moeilijk heeft, zouden ook gelden voor bepaalde onderzoeksdaden, zoals de identifikatie van telefoonoproepen van en naar een journalist, het afluisteren ervan, huiszoeking en inbeslagneming bij een journalist thuis of op zijn kantoor. Toch verhindert de formele erkenning van het journalistiek bronnengeheim geenszins de strafrechtelijke vervolging van een journalist met betrekking tot bepaalde van zijn publikaties. Ook zijn of haar civielrechtelijke aansprakelijkheid blijft bestaan. Voorhoof wordt daarin bijgetreden door zijn kollega Bosly. Minister De Clerck, die enkele maanden geleden al verklaarde dat hij de diskussie over de verhouding tussen pers en gerecht “echt wil zien uitmonden op het grondwettelijk niveau”, kan de grondwettelijke vrijheden van meningsuiting en van drukpers alvast met een journalistiek privilege laten implementeren.
Maar er is meer. De wetgever zou de rechter in kortgeding of op eenzijdig verzoekschrift eindelijk het recht kunnen ontzeggen bepaalde publikaties of uitzendingen preventief te verbieden en als dusdanig censuur uit te oefenen. Voorhoof vraagt daarom een interpretatieve wet. Kamerlid Dirk Van der Maelen (SP) diende daartoe al in maart een wetsvoorstel in. In oktober stelde de SP-volksvertegenwoordiger, samen zijn partijgenoten Renaat Landuyt en Dany Vandenbossche, ook voor de wetten over het recht van antwoord in de schrijvende en audiovisuele media onder dezelfde noemer te brengen en zowel de media als de rechtzoekende meer mogelijkheden te bieden om hun waarheid te doen eerbiedigen. Zo willen de SP-kamerleden elke weigering van een recht van antwoord voortaan laten motiveren. Zij willen dat ook feitelijke verenigingen dit recht verwerven. Voorhoof voegt er terecht aan toe dat de maximumlengte van het recht van antwoord beter gedefiniëerd moet worden en dat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, bij de betwisting van een antwoordrecht, de zaak vlugger ten gronde moet kunnen behandelen.
Zowel Bosly, D’Hooghe als Voorhoof sluiten zich bovendien aan bij Velu om iemand, die buiten vervolging gesteld of vrijgesproken werd, binnen een nieuwe wettelijke termijn minstens een recht van antwoord te gunnen in de media die hem of haar voordien als verdachte, indien niet als schuldige, afschilderden. “Om de aantasting van het vermoeden van onschuld te doen ophouden, ” zoals Velu het zegt.
LEKENRECHTERS.
Of het vermoeden van onschuld, dat ons rechtstelsel al erkent, nog eens in een aparte wet tegenover de pers afdwingbaar moet worden zoals Velu en de CVP-kamerfraktie voorstellen laten de drie professoren onbesproken. Zo’n wet dreigt het zoveelste strafrechtelijk wapen tegen de pers te worden, terwijl alom aangedrongen wordt op depenalizering. Zoals de Leuvense professor in privaat recht, senator Hugo Vandenberghe (CVP), al lang betoogt, bieden de bestaande burgerlijke procedures meer dan voldoende garanties aan al wie denkt door de pers benadeeld te zijn. Ook in dit verband doet Voorhoof enkele konkrete voorstellen opdat iedereen, die bijvoorbeeld zijn privacy, zijn reputatie of zijn onschuld geschaad acht, een beter gebruik zou kunnen maken van artikel 1382 van het burgerlijk wetboek. Voorhoof opent twee routes.
Om te vermijden dat de roep naar echt pijnlijke schadevergoedingen alle mediagenres zou treffen, wijst hij erop dat “de rechtspraak bij machte is een strenger oordeel te hanteren tegenover bepaalde vormen van loutere sensatiejournalistiek dan tegenover onthullings- of onderzoeksjournalistiek waar de pers zijn taak vervult als public watchdog in aangelegenheden met een maatschappelijk, publiek belang. ” Ook daarom denkt Voorhoof in civielrechtelijke perszaken aan een “rechtbank aangevuld met lekenrechters (journalisten, etici en dergelijke). “
Anderzijds stelt hij voor om artikel 150 van de grondwet zodanig te wijzigen dat drukpersmisdrijven niet langer uitsluitend door een assisenjury maar eveneens door een korrektionele rechtbank beoordeeld zouden worden. De feitelijke immuniteit, waarop de pers nu kan rekenen omdat de assisenprocedure voor persmisdrijven vermeden wordt, kan opgeheven worden door de toepassing van artikel 150 van de grondwet voor welbepaalde strafbare meningsuitingen uit te sluiten. Daarbij verwijst Voorhoof naar laster, eerroof, belediging en kwaadwillige ruchtbaarmaking ten nadele van private personen over wie de berichtgeving maatschappelijk irrelevant is. Er wordt ook verwezen naar het aanzetten tot discriminatie, haat of geweld zoals bedoeld in de wet van 1981 ter bestrijding van het racisme, alsook naar het minimalizeren, ontkennen of goedpraten van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s werd gepleegd, zoals de wet van 1995 dit negationisme verbiedt.
Bosly zou de drie rechters van de korrektionele kamer, die dergelijke zaken dan zou vonnissen, graag aanvullen met twee bijkomende rechters. Hij denkt daarbij aan advokaten-plaatsvervangende rechters. Wellicht kan ook hier aan andere beroepsgroepen gedacht worden. Al rijst meteen de vraag welke lekenrechters aanvaardbaar zijn.
Dan nog betekent Voorhoofs voorstel ter beperking van artikel 150 van de grondwet niet dat alle persmisdrijven aan de bevoegdheid van het hof van assisen onttrokken worden. Hij wil het hof van assisen onder meer bevoegd laten voor de drukpersmisdrijven die vermeende aantijgingen tegen publieke personen inhouden, zeker in maatschappelijk relevante aangelegenheden. Hoe dan ook, parlement en regering krijgen hier een piste aangewezen om “de korrektionalizering van persdelikten te onderzoeken”, zoals het regeerakkoord voorziet.
KLEINE HATELIJKHEDEN.
Rest de vraag of de pers zichzelf moet leren reguleren of zich moet laten reguleren. Elk zinnig burger heeft inmiddels begrepen dat het voorstel van De Clerck om een orde van journalisten op te richten, geen steek houdt. De Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten van België (AVBB) wees dat voorstel trouwens prompt af. En, schrijft Voorhoof nu aan de justitieminister, “een orde van journalisten is ongrondwettig, in strijd met artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, onwerkbaar en ongewenst. “
Toch is meer nodig om de raad en het kollege voor deontologie van de AVBB gezag te geven over niet-leden (minstens één vierde van de journalisten). Precies omdat die deontologische organen inter pares in feite uit rivalen zijn samengesteld en dit slechts een van hun zwakten is, verwachten de professoren Voorhoof en D’Hooghe meer van een externe toezichtsraad. Daarin zouden zowel journalisten, magistraten, advokaten, academici als slachtofferhulp- en reklasseringsorganizaties zetelen. Welke code of conduct zij kunnen voorstellen, valt nog te bezien. Balzac zei ook nog dat de journalistiek “une grande catapulte mise en mouvement par de petites haines” is.
En welke moet dan de nieuwe gedragslijn van het gerecht zijn ?
Iedereen zal het wellicht eens zijn met D’Hooghe om zowel parket- als zetelende magistraten tot meer openheid en kommunikatievaardigheid aan te zetten én in elk van de 27 parketten en de vijf parketten-generaal geoefende woordvoerders aan te stellen. De prokureur-generaal bij het hof van beroep in Antwerpen Roger Van Camp en advokaat-generaal Christine Deckers, nu kabinetschef op justitie, ijveren daar al minstens vijf jaar voor. Het wordt dus hoog tijd dat het gerecht, in de plaats van te klagen over de kwaliteit van de gerechtsverslaggeving, de informatie over lopende onderzoeken en de openbaarheid van de rechtszittingen daadwerkelijk garandeert. Dit kan door ook de pers duidelijk te laten volgen wat vooraan in een rechtszaal, in een dagvaarding, in een vonnis of een arrest gezegd wordt. De gerechtsverslaggeving verdient namelijk beter dan wat de paleisratten nu toegeworpen wordt.
Frank De Moor
Het wordt uitkijken in welke mate justitieminister De Clerck (links) prokureur-generaal Velu (rechts) zal volgen.
Een verhoging van de kwaliteit van de gerechtsverslaggeving begint bij een betere informatie en meer openbaarheid door het gerecht.