Ons land heeft geen nationale luchtvaartmaatschappij nodig, gromde Jean-Luc Dehaene indertijd. Toch deden politici en andere beleidsmakers er hun voordeel mee, zo blijkt. Hun gratis vliegreizen zouden Sabena in het verleden miljoenen euro’s hebben gekost.
SN Brussels Airlines, het vroegere new DAT, hanteert ze naar eigen zeggen niet. De nationale luchtvaartmaatschappij Sabena maakte wél gebruik van de zogenaamde privilegelijsten: de namenlijsten met ministers, kabinetsleden, leden van de raad van bestuur , die gratis konden vliegen met Sabena. Dat blijkt uit interne nota’s van de nationale luchtvaartmaatschappij. Wie op de lijsten vermeld stond, kreeg een ‘Courtesy Travel Pass’, een pasje dat ‘de houder, zijn echtgenoot en ongehuwde kinderen (tot maximaal 25 jaar) die onder hetzelfde dak wonen de mogelijkheid gaf plaatsen te reserveren op alle Sabena-vluchten’. Een zitje in economy class was sowieso gegarandeerd, maar dat werd automatisch omgezet naar business class als er plaatsen beschikbaar waren. De pass was niet bedoeld voor zakenreizen, alleen voor persoonlijk gebruik.
Jaar na jaar werden de lijsten bijgesteld. In 2001, het jaar van het faillissement, telden ze nog een honderdtal gegadigden (zie kader). Daartoe behoorden onder anderen de premier en zijn ex-kabinetschef Luc Coene, Johan Vande Lanotte en Jannie Haeck, Patrick De Maeseneire – de actoren van het Hotelakkoord. Verder konden het hele koningshuis en zijn kabinetschef, Jacques van Ypersele, maar ook bestuurders en ex-bestuurders, en kabinetsleden op alle Sabenavluchten gratis rondvliegen met het hele gezin: Fred Chaffart, Valère Croes, Jan Huyghebaert, Clair Ysebaert. Een telefoontje met de juiste persoon volstond om een courtesy pass te bemachtigen.
Sabena kende ook kortingen toe aan leden van het federale parlement en hun respectieve partners. Volgens een document geldig vanaf 1 mei 1998 kregen ze een vermindering van een vijfde op de gepubliceerde prijzen voor zowel business als economy class. Europese parlementsleden en hun partners kregen een korting van 50 procent voor alle vluchten naar Straatsburg. Leden van de Belgische diplomatieke diensten (federaal en regionaal), consulaten, kanselarijen en militaire attachés, die in het buitenland gevestigd waren, konden op aanvraag en voor privédoeleinden vliegen voor de helft van de prijs, staat in een document geldig vanaf 1 oktober 1997.
Voor regeringsmedewerkers en leden van de administratie die op dienstreis gingen, gold een korting van 20 procent op de normale tarieven. Voorwaarde was wel dat de tickets betaald werden door de betrokken diensten. Een vreemde regeling gold nog voor rijkswachters die uitgewezen personen begeleidden, aldus een document geldig vanaf 1 oktober 1996 (SSR 101). Ze hadden recht op 50 procent korting. De uitgewezenen zelf kregen een korting van 40 procent – het departement Justitie bepaalde in welke mate ze zelf moesten participeren (document SSR 97 – 1 april 1995). Voor bestemmingen als Marokko en Turkije golden de speciale tarieven voor buitenlandse werknemers. Doorgaans kregen die een korting van 40 procent telkens wanneer ze naar hun vaderland op reis gingen. Volledigheidshalve vermelden we nog dat ook journalisten met een nationale perskaart recht hadden op een korting van 50 procent.
De kortingenlijsten bestonden al jaren. Een uittreksel uit de ‘Specifieke Sabena Reguleringen’ (SSR 57), met betrekking tot de ‘ government requests‘, een regulering die in werking moest treden op 1 juli 1989, vermeldt dat ‘Sabena gratis vluchten of kortingen op vluchten (…) mag toestaan, wanneer de Belgische regering (ministerie of ministerieel departement in België) dat eist…’.
Er vloeide veel geld naar de speciale regelingen die door de regering waren opgelegd. Honderden miljoenen franken per jaar zouden ze Sabena hebben gekost, aldus ingewijden in kringen van de curatoren.
‘Nationaal belang’ of ‘hoog bezoek aan een of andere internationale instelling’ zorgen in Nederland of Engeland op aanvraag voor een uitzondering. Tussen Lufthansa – waar de staat zelfs geen aandeelhouder is – en de Duitse regering zouden afspraken over kortingen of gratis vluchten bestaan. Maar de Duitse luchtvaartmaatschappij ontkent.
Ook de nieuwe luchtvaartmaatschappij SN Brussels Airlines zegt zich niet te bezondigen aan de privilegezitjes. ‘Omdat we geen nationale carrier zijn en dus zijn dergelijke afspraken niet mogelijk’, verklaart een afgevaardigde.
BIJZONDERE MIDDELEN
De tarifiëringsafdeling van Sabena was niet alleen royaal met het toekennen van gratis vluchten en lagere tarieven. Ze hield er ook een eigenaardig systeem van interventie op na. Via wat intern ‘ moyens spéciaux’ werd genoemd, een vorm van financiële steun die Sabena aan haar vertegenwoordigers in de verschillende landen verleende om de ticketverloop te stimuleren, zou ze een geldvoorraad hebben aangelegd die ook voor andere doeleinden werd gebruikt. Van tevoren werd afgesproken hoeveel steun elke vertegenwoordiger voor een lopend jaar nodig zou hebben en dat werd hem toegekend. Tickets werden tegen een lagere prijs verkocht om de concurrentie met andere maatschappijen aan te kunnen. Het verschil werd dan telkens in de boeken bijgepast. Volgens sommigen werd op die manier jaarlijks gegoocheld met een bedrag van 75 tot 100 miljoen euro (3 tot 4 miljard frank). Net voor het faillissement zou dat zelfs nog 175 miljoen euro (7 miljard frank) zijn geweest.
Kwatongen beweren dat het geld in de zakken belandde van kaderleden, piloten, en bruggepensioneerden die onderhandelden over een betere uitkering. Sommige ex-werknemers getuigen inderdaad dat er een ‘officieuze pot’ bestond om bepaalde extra’s te betalen. Sommige piloten zouden geld gekregen hebben om acties te breken. Kaderleden die 17 procent van hun loon moesten inleveren, zouden een deel of het geheel van het verschil toch ontvangen hebben. En piloten die hun tijdschema aanpasten en langer werkten dan aanvankelijk voorzien, zouden daar officieus voor betaald geweest zijn. Filip Van Rossum van BeCa, de Belgische Cockpit Association, ontkent: ‘De fiscus was perfect op de hoogte van de doorbetalingen van het loon en de extra prestaties.’ Van stakingsbrekers die extra geld toegestopt kregen, weet hij niets.
Ook de uitbetalingen aan piloten en kaderleden in het buitenland zou volgens sommigen buiten de fiscus om verlopen zijn. Verschillende ex-werknemers bevestigen dat buitenlandse piloten, onder wie Zweden, in de jaren negentig via offshorecontracten in onder meer New Jersey tewerkgesteld waren, waardoor ze ontsnapten aan sociale lasten en bijdragen, en zo een veelvoud verdienden van hun collega’s uit België.
Sabena maakte in zijn rekruteringspolitiek ook gebruik van intermediaire buitenlandse bedrijfjes, zoals bijvoorbeeld het Ierse Parc Aviation. Begin jaren negentig was naar verluidt zelfs 30 procent van het cockpitpersoneel van DAT op die manier tewerkgesteld. In werkelijkheid ging het om ‘Sabena-piloten’, of door Sabena tewerkgestelde piloten, die vlogen met de grotere toestellen van DAT. Omdat de dochteronderneming niet met de grote vluchten aan de haal zou gaan, was in een ‘akkoord van Luik’ afgesproken dat toestellen van meer dan zeventig stoelen een klus waren voor het Sabena-personeel. Maar in de plaats daarvan werden buitenlandse piloten aan het werk gesteld.
De Belgische Cockpitassociatie ontkent het probleem zeker niet. Eind jaren negentig diende ze zelfs een klacht in bij de arbeidsinspectie, omdat ze van mening was dat het niet kon dat de sociale wetgeving op die manier werd omzeild. Zelf lanceerde ze wel herhaaldelijk een voorstel om de cockpitbemanning uit te vlaggen.
De rekrutering van buitenlandse piloten bleef nog een tijdlang bestaan. De overeenkomst met het Nederlandse Schreiner Airways, een bedrijf dat zich onder meer toelegt op wet lease en vluchten voor zijn rekening neemt – bemanning inbegrepen, bleef doorlopen.
Het principe van wet lease zien we ook vandaag weer opduiken bij SN Brussels Airlines. In november maakte Verhofstadt zich nochtans sterk dat DAT zoveel mogelijk mensen in dienst zou nemen.
Ingrid Van Daele