Twintig jaar geleden ging hij er prat op politiek onafhankelijk te zijn en slikte dan ook nooit een half woord in. Vandaag belet die politieke neutraliteit hem vrijuit te spreken. Oud-journalist Daniël Buyle over de nieuwe lakeien van de Wetstraat, de vluchtigheid van de VRT en de nadagen van Verhofstadt.

Z ondag 13 december 1981. Een beslissende dag voor de formatie van het rooms-blauwe kabinet Martens V. De journalisten troepen samen in een cultureel centrum in de buurt van kasteel Hertoginnedal in Oudergem. Ze kaarten, plunderen de bar en heffen zelfs gregoriaanse gezangen aan om de tijd door te komen. Daniël Buyle, de journalist van dienst van het BRT-radiojournaal, blijft alert. Hij weet dat hij wellicht diezelfde nacht nog een reportage zal moeten maken. Pas om vier uur ’s ochtends geeft premier Wilfried Martens (CVP) tijdens een geïmproviseerde persconferentie uitleg over het pas afgesloten regeerakkoord. Daarna duwt Buyle hem een microfoon onder de neus voor een rist kritische vragen. Veel te kritisch voor de christen-democraten: Buyle wordt te drogen gehangen, en BRT-baas Paul Vandenbussche geeft hem een berisping en haalt hem van de Wetstraat-redactie weg. Buyle, die plots een household name is in Vlaanderen, klaagt die sancties aan bij de Raad van State.

Juni 2005. Na een intermezzo op de kabinetten van de socialisten Robert Garcia, toenmalig voorzitter van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel, Brussels minister Rufin Grijp en staatssecretaris Robert Delathouwer is Daniël Buyle weer politiek neutraal. Maar niet onafhankelijk. Sinds 2001 is hij griffier van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel (VGC). Dat belet hem voor het eerst in zijn loopbaan vrijuit te spreken. Een hele verandering voor een man die sinds begin jaren tachtig het ene conflict na het andere doorspartelde. Een jaar na het beruchte Martens-interview kreeg hij het op de nieuwsdienst aan de stok met eindredacteur Miel Dekeyser. In 1987 kreeg hij problemen omdat hij te scherpe uitzendingen zou hebben gemaakt over de Voerenkwestie en de boerenbetogingen. Dat leidde uiteindelijk tot zijn ontslag, en bracht hem in de opstartfase van VTM naar Vilvoorde. Een paar jaar ging dat goed. Tot hij in 1991 ook daar aan de deur werd gezet nadat er ophef was ontstaan over een uitzending over pedofilie waarin minderjarige slachtoffers niet onherkenbaar genoeg zouden zijn gemaakt. Het was meteen het einde van de journalistieke loopbaan van Daniël Buyle. Een carrière waarin hij nooit harde kritiek schuwde op de politiek, maar ook niet op zijn collega-journalisten. In zijn boekje De lakeien van de Wetstraat uit 1986 schrijft hij zelfs honend over de onderdanigheid waarmee veel van zijn collega’s bewindslieden benaderen. Uit gemakzucht, volgens hem, maar ook uit angst hun baan te verliezen.

Buyle: ‘Van onderdanigheid hebben Wetstraatjournalisten vandaag geen last meer. Ze hoeven dan ook niet meer voor hun job te vrezen als ze een woord verkeerd zeggen. Dat was twintig jaar geleden wel anders. Door de verzuiling van het medialandschap zat de politiek de journalisten dicht op de huid. Veel redacteurs ondergingen die politieke druk heel onderdanig, als een onvermijdelijk keurslijf. Door de ontzuiling van de media is de situatie ondertussen veranderd. Journalisten zijn veel onafhankelijker, en worden daardoor niet meer zo gemakkelijk geïntimideerd door de politieke klasse.’

U klaagde destijds ook de camaraderie tussen journalisten en politici aan.

DANIËL BUYLE: Ja, en die is er ondertussen niet minder op geworden. Ik hoor steeds vaker dat journalisten hand- en spandiensten verlenen aan een bepaalde partij. Ze schrijven boeken voor een politicus, modereren een debat voor een partij… Ik heb het daar na al die jaren nog steeds erg moeilijk mee. Elke journalist moet proberen om zo onafhankelijk mogelijk te zijn, en dat doe je niet door gunsten te verlenen aan de partij van je keuze of geld te aanvaarden om op een partijevenement op te treden.

Begrijpt u dat er onlangs zo veel ophef ontstond nadat VRT-journalist Siegfried Bracke een debat van het Vlaams Belang had gemodereerd?

BUYLE: Als werknemer van de openbare omroep zou hij op dat vlak nog terughoudender moeten zijn dan zijn collega’s uit de private sector. Een debat modereren dat door verschillende partijen wordt georganiseerd, kan wél. Maar je laten inhuren door één partij is volgens mij onaanvaardbaar. Of het nu om het Vlaams Belang gaat of om een andere partij.

Hoe zou u vandaag als journalist met het Vlaams Belang omgaan?

BUYLE: Vandaag ben ik in dienst van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel, en dus politiek neutraal. ( Denkt na) Als oud-journalist vind ik dat de media álle partijen even kritisch moeten benaderen. Op gelijke voet.

Tegenwoordig vindt haast elke partij dat ze door de media wordt benadeeld.

BUYLE: Dat zegt veel over de evolutie van de regering-Verhofstadt. De relatie tussen een regeringsleider en de media evolueert haast altijd op dezelfde manier. Telkens als er een nieuwe premier aantreedt, wordt die door de media op handen gedragen. Na een regeerperiode met dezelfde vertrouwde mensen, treedt er een nieuwe, frisse figuur naar voren met grootse plannen en een schone lei. Maar na een paar jaar sluipt een zekere sleur in de samenwerking en bekoelt de relatie. De regering maakt al eens een fout, en er komt steeds meer kritiek op de dagelijkse politiek die compromissen vereist. Na een tijd is de état de grace definitief voorbij. De premier wordt af en toe in het nauw gedreven, en voelt dat hij over zijn hoogtepunt heen is. Dan begint hij her en der complotten te ontwaren of beweert hij dat de media alles verkeerd interpreteren. Bij de journalisten groeit ondertussen het déjà-vu-gevoel, en daardoor worden ze automatisch kritischer over het optreden van de regering.

In 1999 was het enthousiasme bij het aantreden van de eerste paarse regering na al die jaren van CVP-bestuur wellicht nog groter dan bij eerdere regeringswissels. Alles wat premier Guy Verhofstadt (VLD) deed, werd redelijk positief ontvangen. Hij zat goed in zijn vel en koesterde de grote droom om België vooruit te sturen in de vaart der volkeren. Ons land zou niet minder dan een modelstaat worden. De media zweefden gedeeltelijk met die droom mee. Tot het moeilijker begon te gaan: de economie sputterde, er was niet genoeg geld, en de media herinnerden aan de beloofde 200.000 bijkomende jobs en andere grote plannen. De jongste maanden ontwaar ik steeds meer gecrispeerde reacties van onder anderen Verhofstadt en minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (VLD). Die sfeer vertoont veel gelijkenissen met de nadagen van de regeringen-Martens.

Toen Karel De Gucht het begin deze maand met Nederland aan de stok kreeg omdat hij minister-president Jan Peter Balkenende in een interview ‘een mix van Harry Potter en brave stijfburgerlijkheid’ had genoemd, was zijn eerste reactie dat de journalist zijn woorden had verdraaid. Een teken aan de wand?

BUYLE: Politici die in het nauw gedreven worden, hebben soms de neiging terug te grijpen naar dat adagium uit de Griekse Oudheid: valt de boodschap tegen, doodt dan de boodschapper. In een eerste reactie heeft De Gucht zijn Nederlandse collega zelfs beloofd dat hij de betrokken journalist zou ’terechtwijzen’. Dat riep bij mij meteen herinneringen aan de goeie oude tijd op. (grijnst)

Het incident met De Gucht is vooral interessant omdat het een belangrijk verschil met vroeger aantoont. Waar draaide het om? Een liberaal minister gaf een interview aan Het Laatste Nieuws. Twintig jaar geleden was die krant nog in grote mate een partijkrant, die werd uitgegeven door een liberale stichting. Als een belangrijke liberaal in die tijd problemen had gekregen door een interview in Het Laatste Nieuws, dan zou de hoofdredactie er alles aan hebben gedaan om de plooien weer glad te strijken. Ik ben er zeker van dat de journalist, die dat interview te goeder trouw had gemaakt, alles op zijn kop zou hebben gekregen. Anno 2005 is er helemaal anders op het incident gereageerd. De interviewer heeft zich met de volle steun van zijn hoofdredactie tegen de aantijgingen verweerd en wist met de interviewbandjes in de hand zijn gelijk aan te tonen. Sterker nog: de krant publiceerde een open brief van de betrokken journalist aan Karel De Gucht, waarin de minister op zijn plaats werd gezet. Een héél positieve evolutie, vind ik dat.

De liberale kopstukken zelf blijken nog niet doordrongen te zijn van de journalistieke onafhankelijkheid. Zo zou de premier geregeld hoofdredacteurs op het matje roepen als de berichtgeving hem niet bevalt.

BUYLE: Toch denk ik dat zulke rechtstreekse interventies minder voorkomen dan vroeger. Toen ik op de nieuwsdienst van de openbare omroep werkte, was dat dagelijkse kost. In de jaren zeventig en tachtig werden alle radionieuwsuitzendingen en tv-journaals op het hoofdkwartier van de CVP geregistreerd, en reken maar dat ze het lieten weten als iets hen niet beviel. Dan werd er meteen getelefoneerd naar de hoofdredactie of zelfs naar de journalist in kwestie. Dat gebeurt nu nog, maar toch veel minder frequent.

Sommigen klagen dat de politieke invloed heeft plaatsgemaakt voor commerciële druk. Zijn we van de regen in de drop terechtgekomen?

BUYLE: Concurrentie is op zich een goede zaak, want het houdt de redacties wakker. Dat neemt niet weg dat er ook kwalijke kanten aan zitten: door de commercialisering en de tendens dat alles snel moet gaan, ontstaat er een grote vluchtigheid. Ik stel ook vast dat het aandeel van de politieke berichtgeving op radio, televisie en in de kranten daardoor aanzienlijk is afgenomen. Politiek krijgt alleen nog veel aandacht als het brandt in de Wetstraat, als er grote incidenten of interne ruzies aan de gang zijn, of als de regering op springen staat. Dat is betreurenswaardig.

Had u tijdens uw jaren op de VTM-nieuwsdienst geen moeite met die vluchtigheid?

BUYLE: In het begin speelden commerciële overwegingen niet zo’n grote rol. De nieuwsdienst kon de eerste jaren – tot verbazing van velen – behoorlijk onafhankelijk werken. Dat is pas na een jaar of twee veranderd. Toen begon men ons erop te wijzen welke onderwerpen voor hoge kijkcijfers zorgden en welke niet. Toen begon de tendens om meer populair nieuws, gerechtelijke berichten en faits divers in het journaal te steken. Die evolutie is nadien trouwens ook het VRT-journaal binnengeslopen.

Bij het begin van VTM maakten de christen-democraten er zich naar verluidt zorgen over dat zowel journalisten van ‘De Morgen’ als u op de nieuwsdienst werden aangenomen.

BUYLE: (gniffelt) Dát hadden de christen-democraten niet gewild. Directeur-generaal Carlo Gepts en Jan Schodts, het hoofd van de nieuwsredactie, werden zelfs ontboden bij de toenmalige top van de CVP. Het was de rooms-blauwe regering-Martens die het ontstaan van een commerciële zender in de jaren tachtig mogelijk had gemaakt. Daar hadden de coalitiepartners elk hun eigen reden voor: de liberalen wilden uit ideologische overwegingen commerciële televisie, en de christen-democraten wilden het BRT-monopolie doorbreken omdat ze niet tevreden waren over de zogenaamd linkse berichtgeving van de openbare omroep. Zij dachten dat er in de schoot van de commerciële zender een nieuwsdienst zou worden samengesteld die ‘corrigerend’ zou werken. Ze hoopten zelfs dat ook de openbare omroep daardoor een minder linkse koers zou gaan varen. Maar dat was buiten de VTM-top gerekend. Zelfs de commerciële topfiguren zagen in dat populaire programma’s alleen niet zouden volstaan om de zender te doen slagen. Ze hadden ook een degelijke, onafhankelijke nieuwsdienst nodig om de zender geloofwaardigheid te geven. En dát was een tegenvaller voor de politiek

Al decennialang circuleren verhalen over de rode VRT-nieuwsdienst. Wat is daar eigenlijk van aan?

BUYLE: Dat is een fabeltje. Toen ik bij de openbare omroep aan de slag ging, hadden de meesten onder mijn oudere collega’s een partijkaart op zak of droegen ze toch een duidelijke partijstempel. Sommigen waren via die partij bij de omroep aan de slag gegaan, anderen werkten een paar jaar op een kabinet om dan terug te keren naar hun oude baan en promotie te maken. Maar dat waren echt niet allemaal socialisten: er waren aanhangers van álle partijen vertegenwoordigd. De meesten van mijn generatie, die vanaf het begin van de jaren zeventig via een examen waren binnengekomen, hadden geen enkele politieke aanhorigheid. Daar zaten progressieve mensen tussen, maar ook conservatieve. Ik ben ervan overtuigd dat dat vandaag nog altijd het geval is. Veel mensen, en dan vooral politici, delen iedereen die onafhankelijk en kritisch denkt in het linkse kamp in – ook al horen ze daar niet thuis. Nochtans heb ik de indruk dat er in de media veeleer een verrechtsing aan de gang is. Ik hoor in elk geval steeds meer journalisten er openlijk voor uitkomen dat ze conservatief zijn.

De VRT-nieuwsdienst staat ook bekend als een krabbenmand waar de lange messen nooit helemaal worden opgeborgen. Kunt u dat onderschrijven?

BUYLE: Ach, in welk bedrijf is dat niet zo? Toen ik destijds problemen kreeg na mijn interview met Wilfried Martens, steunden veel collega’s me. Maar niet allemaal. Sommigen hadden problemen met het interview, anderen keerden zich van me af omdat ze dichter bij de machthebbers of bij een promotie of zo stonden. En ik kan me voorstellen dat het vandaag niet anders is.

De raad van bestuur van de VRT is nog altijd politiek samengesteld, maar heeft al jarenlang weinig te zeggen. Nu het gewicht van het management voor sommigen te groot is geworden, gaan er stemmen op om de bestuursleden weer meer macht te geven. Een goed idee?

BUYLE: Nooit zal ik ervoor pleiten de politiek weer een sterkere greep op de openbare omroep te geven. Twintig jaar geleden was de politieke samenstelling van de raad van bestuur nog frappanter, want er zaten zelfs rechtstreekse afgezanten van de respectievelijke partijbureaus in. Het zal u dus niet verbazen dat de partijhoofdkwartieren de teugels van de raad van bestuur stevig in handen hadden. De bestuursleden lieten zich dan ook nog eens met álles in: de programmering, het personeelsbeleid, de nieuwsuitzendingen. Niemand kan in alle eerlijkheid beweren dat het goed zou zijn om naar die situatie teug te keren.

Dat neemt niet weg dat de bevoegde minister de opdracht van de regering moet aflijnen in de beheersovereenkomst. De Vlaamse regering is nu eenmaal de aandeelhouder én hoofdfinancier van de openbare omroep, en dat mag de directie niet vergeten. De VRT werkt met gemeenschapsgeld. Is het dan zo gek om kwaliteitsvolle programma’s te eisen die een meerwaarde bieden ten opzichte van de commerciële omroepen? Vandaag wordt te veel rekening gehouden met kijkcijfers. Wellicht zal dat allemaal een mentaliteitswijziging bij de VRT-top vergen, maar dat is nog geen reden om alle macht weer aan de raad van bestuur te geven.

Ergert u zich eraan dat politici ook op de VRT in allerlei spelletjes en vlotte talkshows opduiken?

BUYLE: Ze gaan daar te ver in. Niet alleen doen politici meer en meer aan infotainment-uitzendingen mee, het infotainment is ook aan een opmars bezig. Het verschil tussen De Laatste Show en De Zevende Dag is flinterdun geworden. Er moet dringend een steviger onderscheid worden gemaakt tussen ontspanningsprogramma’s en informatieve uitzendingen. Zolang De Zevende Dag pretendeert een actualiteitsprogramma te zijn, moeten de makers de nadruk leggen op échte informatie. Vandaag handelen ze snel-snel allerlei ditjes en datjes af. Natuurlijk moet een omroep daarnaast ook programma’s voor een breed publiek maken, en is het niet de bedoeling dat politici zich van die brede laag van de bevolking afschermen. Alleen betwijfel ik of je de politiek daadwerkelijk dichter bij de mensen brengt door politieke onderwerpen te behandelen alsof het weetjes in een quiz zijn. Het lijkt me nuttiger – dat zal wel ouderwets klinken – om politieke onderwerpen in de nieuwsuitzendingen zelf veel begrijpelijker uit te leggen. Neem nu de hele discussie over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Maandenlang ging het elke avond over ‘het probleem-B-H-V’ zonder dat de kijkers wisten wat dat precies inhield. Pas op het allerlaatste moment, toen de regering over het dossier dreigde te vallen, werden de eerste duidingstukjes over de essentie van het probleem door de VRT uitgezonden. Ik blijf ervan overtuigd dat het impact heeft als je dat in de drukst bekeken journaals doet. Met dat Martens-interview uit 1981 heb ik bijvoorbeeld zoveel last gekregen omdat het in het ochtendnieuws op de radio werd uitgezonden. Paul Vandenbussche, de directeur-generaal van de toenmalige BRT, heeft me letterlijk gezegd dat het een minder groot probleem zou zijn geweest als het interview ’s middags in Actueel was uitgezonden. Want daar luisterden minder mensen naar.

Niet alleen Wilfried Martens ergerde zich aan u. Toenmalig SP-voorzitter Louis Tobback dreigde er op een gegeven moment mee u naar Siberië te verbannen. Hoe hebt u hem later het licht doen zien om u in de Leuvense partijafdeling op te nemen?

BUYLE: (lacht) Ik zou graag op mijn palmares kunnen schrijven dat ik Louis Tobback het licht heb laten zien. Maar helaas! Nadat ik bij de VRT was ontslagen en ook bij VTM weg was, heb ik er heel bewust voor gekozen om zelf in de politiek te stappen. Voor alle duidelijkheid: niet met de bedoeling om via een ommetje weer terug te keren naar de journalistiek. Ik heb voor de socialistische partij gekozen, en voilà: aangezien ik in Leuven woonde, kwam ik bij Tobback uit. We zijn het in de zes jaar dat ik in de Leuvense gemeenteraad zat zeker niet over alles eens geweest, maar dat belet niet dat ik mijn werk goed heb kunnen doen.

Heeft die ervaring in de gemeenteraad uw visie op de politiek veranderd?

BUYLE: Ik heb van dichterbij gezien dat aan politiek doen vandaag geen pretje is. Goedmenende politici moeten vechten tegen onbegrip. De mensen verwachten dat een politicus álles kan oplossen. Ze willen onmiddellijk hun eigen gelijk en hebben alleen aandacht voor hun eigen voortuin of hun eigen straat. Ik denk dat daardoor nogal wat politici het na een tijdje voor bekeken houden. Bovendien raken vooral toppolitici tegenwoordig veel sneller opgebrand. Als Steve Stevaert op zijn hoogtepunt uit de nationale politiek stapt, heeft dat niet uitsluitend met zijn liefde voor Limburg te maken.

Bent u daarom niet in de nationale politiek gestapt?

BUYLE: (verstrakt) Dat was niet mijn keuze. Ik was heel graag volksvertegenwoordiger geworden. Maar in de socialistische partij gaf men de voorkeur aan mensen die minder te betekenen hadden en minder van politiek kenden, maar toevallig wel burgemeester of trouwe partijsoldaat waren.

In 1998 zei u in ‘Humo’: ‘Ik hou niet van het recht-en-orde-socialisme van Johan Vande Lanotte; ik hoop dat hij géén partijvoorzitter wordt.’ Dan zult u nu wel teleurgesteld zijn?

BUYLE: Ik doe geen uitspraken over partijpolitiek, want ik moet neutraal blijven. Dat zijn ook mijn zaken niet meer. Ik had destijds vooral moeite met zijn aanpak van het asielbeleid, maar ondertussen is hij geen minister van Binnenlandse Zaken meer.

Hij is nog steeds dezelfde man.

BUYLE: Een man kan sterk veranderen.

Door Ann Peuteman

‘Nooit zal ik ervoor pleiten de politiek weer een sterkere greep op de openbare omroep te geven.’

‘Het is onaanvaardbaar dat een journalist zich door een politieke partij laat inhuren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content