Club zat in een dipje. Toen klom Club uit het dipje. Daarna tuimelde Club er weer in. Zaterdag komt La Louvière, dinsdag wacht Juventus Turijn. Philippe Clement maakt een tussenbalans op.
Er gaat niets boven een eenvoudige redenering. Philippe Clement raakte geblesseerd aan de knie in de terugmatch tegen Valerengen, tweede voorronde Champions League en een van die legendarische Europese avonden van Club Brugge. Thans een overzicht van de resultaten van Club gedurende de zeven weken inactiviteit van Clement: twee keer heel krappe winst, twee keer gelijk, en vier keer verloren.
Let op, want nu komt het. Philippe Clement is genezen! We schrijven 15 oktober, en Club speelt tegen Westerlo: 2-1 gewonnen. Hierna Rapid Wenen: 0-1 gewonnen. Uit op Anderlecht: 2-2 gewonnen. Thuis tegen Gent: 2-1 gewonnen. Thuis tegen Rapid Wenen: 3-2 gewonnen. Daar moet geen tekening meer bij, of wel?
‘Uit op Zulte-Waregem hebben ze, mét Clement, 2-1 verloren’, zullen de vele pietjes-precies onder onze lezers nu al hebben opgeworpen. Dit is juist, maar uit op Zulte-Waregem telt in geen enkele ernstige opsomming mee, dus ook niet in deze. Zulte-Waregem valt buiten het normale, en dient niet in overweging te worden genomen. Spoorslags naar Brugge, om in het Jan Breydelstadion meteen uit te pakken met een van die mokerslagen van openingsvragen, waarop Knack het patent heeft.
Hoe is het, Philippe?
PHILIPPE CLEMENT: Met mij goed. Ik heb zeven weken knarsetandend zitten toekijken. Als het dan wat minder gaat met de ploeg, wil je des te sneller terugkeren, maar een blessure mag je niet forceren. Het was de slechtst mogelijke periode om uit te vallen, en net voordien had ik nog een dag schorsing voor mijn onterechte uitsluiting op Brussels. Dat betekent zeven competitiematchen op rij gemist, twee Champions Leagueduels, en vier wedstrijden met de Rode Duivels. Ook dat was uitzonderlijk: vier interlands in een zo korte tijdsspanne.
Hoe komt het dat Club in de competitie zo moeizaam draait? Aanpassing aan de nieuwe trainer en aan het nieuwe spelsysteem?
CLEMENT: Nee, vooral pech. De nieuwe manier van spelen hebben we vrij snel opgepikt. In het begin van de voorbereiding was het zoeken en tasten, maar zodra het seizoen begon, hadden we dat onder de knie. Een bewijs daarvan was de thuismatch tegen Valerengen, waarin we echt héél goed waren. Jammer genoeg zijn we op dat elan niet kunnen doorgaan. Het vertrek van drie belangrijke basisspelers – Timmy Simons, Nastja Ceh, en Peter Van der Heyden – vergt een aanpassing, maar het zijn de vele blessures die ons parten hebben gespeeld. Elke week iemand anders, je moet aldoor vervangers inpassen, en zo geraak je in een neerwaartse spiraal. Op een bepaald moment hadden we tien gekwetsten, dat kan geen enkele ploeg opvangen. Kijk maar naar Racing Genk, daar was het nóg erger.
Is het vertrek van Simons naar PSV niet de belangrijkste verklaring van de moeilijke periode voor Club?
CLEMENT: We zijn een heel goede speler kwijtgeraakt, dat is zeker. Maar vergeet niet dat we twee jaar geleden bij de winterstop slechts 28 punten hadden, mét Timmy Simons. Het is dus allemaal bijzonder relatief. Ik blijf erbij: te veel blessures op een slecht moment, dat is het probleem van Club Brugge geweest. We komen wel terug op het niveau dat van ons verwacht mag worden. Of we de opgelopen achterstand nog kunnen overbruggen, dat hangt mee af van de prestaties van onze concurrenten.
Bevalt het spelsysteem van Jan Ceulemans je beter dan dat van Trond Sollied?
CLEMENT: Het systeem dat het best bevalt, is dat waarmee je resultaten behaalt. Maar als het kan op de Ceulemansmanier is het toch aangenamer. Als we voetballen zoals het moet, bieden we de toeschouwer meer waar voor zijn geld.
Ceulemans kiest voor verzorgd combinatievoetbal, Sollied wou de bal snel naar voren. Jij speelt zowel achteraan als in het middenveld, wat is voor jou het verschil?
CLEMENT: Het grootste verschil voel je in het middenveld. Dat werd vorig jaar geregeld overgeslagen, waardoor er ook sneller balverlies werd geleden, en de middenvelders dan diep in de krachten moesten om die bal weer te recupereren. Nu worden we veel meer in het spel betrokken.
Het kan ook wel eens ‘breien’ worden.
CLEMENT: Het duurt langer, dat klopt. Maar als wij de bal hebben, heeft de tegenstander hem niet, en moeten wij er niet achteraan lopen. De grootmeesters van dit soort voetbal zijn de Spanjaarden, dat heeft Betis Sevilla nog op Anderlecht gedemonstreerd. Wij hebben ook tegen Spaanse ploegen gespeeld, dat is verschrikkelijk: je loopt je een ongeluk en je krijgt de bal toch niet te pakken. Dan heb ik hem liever in eigen rangen. Het is ook niet zo dat we rondtikken óm rond te tikken. De bedoeling is al combinerend de verdediging van de tegenstander uit verband te spelen, zodat er ruimte komt voor de aanvallers.
In de verdediging is het verschil tussen de twee tactieken minder groot. Toch wat de zuiver defensieve taak betreft. Het uitvoetballen is in principe makkelijker omdat je de middenvelders aanspeelt, en niet zoals vorig jaar met lange ballen de spitsen moet zien te bereiken. Dat betekent automatisch dat je passen nu beter aankomen, wat je vertrouwen vergroot. Ik denk dat de supporters ook meer gediend zijn met onze nieuwe stijl.
Tenzij de resultaten blijven tegenvallen. Het duurde geen maand of er waren al stemmen die voor de terugkeer van het Solliedsysteem pleitten.
CLEMENT: Dat zullen toch geen stemmen uit de spelersgroep geweest zijn. Het is trouwens een domme opmerking. Zowel Rune Lange als Manasseh Ishiaku was gekwetst, hoe kun je dan nog het Solliedsysteem spelen? Dat staat of valt met een kopbalsterke spits, die bovendien de bal kan bijhouden. Daarin is Rune Lange de grootmeester.
Past hij dan wel in het nieuwe stramien?
CLEMENT: Natuurlijk, dat heeft hij op Zulte-Waregem in tien minuten tijd overtuigend bewezen. Het is ook niet zo dat we nu géén lange ballen meer mogen geven. We moeten tot een goed evenwicht van beide patronen komen.
Op welke positie speel jij het liefst?
CLEMENT: Waar de ploeg me nodig heeft, daar speel ik het liefst. Ik heb nog nooit op een veld gestaan uit eigenbelang. Ik ben al zo vaak in die twee posities uitgespeeld, dat ik makkelijk kan overschakelen. Vorige jaren was het zelfs zo dat ik bij Club achterin stond en Simons in het midden, terwijl het bij de Rode Duivels andersom was. Dat voelt wel raar aan, maar we hebben ons daar beiden bij neergelegd en het heeft onderling nooit voor problemen gezorgd.
Merkwaardig is dat jullie buitenshuis zo slecht presteren. Zeven uitmatchen in de competitie: één met veel moeite en dankzij Stijn Stijnen gewonnen op Beveren, twee verloren en vier gelijk. Zo word je geen kampioen.
CLEMENT: Dat is juist, we hebben op verplaatsing al veertien punten verloren. Ik heb daar geen verklaring voor, want met onze manier van spelen mag het geen verschil uitmaken of je thuis of uit speelt. In veel wedstrijden was het misschien een kwestie van iets te weinig concentratie of inzet. En er zijn natuurlijk goede ploegen bij. Op Zulte-Waregem zal geen enkele van de ‘grote’ zomaar gaan winnen. Standard is er op een onwaarschijnlijke manier met de hakken over de sloot geraakt, met twee doelpunten in de extra-tijd.
Club is slecht aan het seizoen begonnen, maar de match tegen Westerlo was een keerpunt. Toevallig de avond dat jij wederoptrad.
CLEMENT: Ik leg geen verband, dat zou te simpel zijn. Voor mij was het een goede wedstrijd, ik voelde me onmiddellijk in conditie. Ik heb tijdens mijn revalidatie dan ook hard gewerkt om er meteen opnieuw te staan. En dat was niet vanzelfsprekend: zeven weken out, en dan ineens in één week tijd tegen Westerlo, Rapid Wenen en Anderlecht, drie loodzware matchen.
Het was ook het keerpunt voor Gert Verheyen, die er fysiek en mentaal door zat, en op de bank werd gehouden. Hij komt na 75 minuten in, scoort de winning goal, en is herboren. Van fysieke of mentale vermoeidheid niets meer te merken.
CLEMENT: Vorm hangt vaak van kleine dingen af. Je mag de aanhef van een seizoen niet onderschatten. Elke vier dagen een wedstrijd, en meteen matchen ‘op leven en dood’ in de voorrondes van de Champions League. Geplaatst of niet, dat is acht miljoen euro verschil. Zoiets weegt mentaal, maar ook fysiek, want in die duels gaat iedereen tot op de bodem. Het is gebleken dat een paar dagen rust wonderen kunnen doen. Jan Ceulemans heeft met Verheyen in elk geval bewezen dat hij het voetbal perfect aanvoelt. En grote klasse van Gert om de groep boven zichzelf te plaatsen. Vele anderen zouden denken: al ben ik maar tachtig procent, ik speel toch, want anders verlies ik misschien mijn plaats.
Tot vóór die match tegen Westerlo was Verheyen vastbesloten op het eind van dit seizoen te stoppen. Maar nu begint hij weer te twijfelen.
CLEMENT: Voor elke voetballer komt dat verscheurende moment. Ik ben er voor mezelf niet uit wat het ergste is: te vroeg stoppen of te lang doorgaan. Van allebei heb je spijt. Je ziet alle voetballers daarmee worstelen. Voor mij is het gelukkig zo ver nog niet. Ik draai al redelijk lang mee, en ik merk dat de mensen mijn leeftijd daardoor verkeerd inschatten. Ik ben jonger dan sommigen denken, nog maar 31, dus over mijn afscheid wil ik nog lang niet horen spreken. Wat ik wel merk, ook privé, is dat al mijn vrienden ‘oudere jongens’ zijn. Maar zolang ik me fysiek goed voel, maak ik me geen zorgen. Je lichaam is je beste raadgever, en wie tien of meer jaar in eerste klasse voetbalt, kent zijn lichaam door en door.
Jij was niet de beste vriend van Trond Sollied. Nadat hij je op de bank had gezet en je in de pers over ‘een gebrek aan respect’ had geklaagd, werd je zelfs disciplinair gestraft. Al was Marc Degryse slim genoeg om het te houden bij twee uur mediatraining en trakteren met taart. Voel je je beter met Jan Ceulemans?
CLEMENT: Ja, maar ik niet alleen. Ik heb nooit begrepen wat Sollied ineens tegen mij had, want ik geef mij altijd voor de volle honderd procent, zowel op training als in de match. Uit dat incident heb ik geleerd om mijn ongenoegen niet meer in de pers te gooien. Andere jongens hadden het ook moeilijk met Sollied, je kreeg geen hoogte van hem. Ceulemans is veel opener. Als hij iets zegt, weet je tenminste wat hij bedoelt. En als je hem iets vraagt, krijg je een rechtstreeks antwoord. Dat was met Sollied niet het geval. Maar de sfeer in de groep is altijd goed geweest, anders hadden we niet zulke goede resultaten behaald.
Wat is tot nu toe het mooiste in jouw carrière: de opgang met Racing Genk, of de titels met Club Brugge?
CLEMENT: Die staan op dezelfde hoogte. Genk was een fantastische periode, maar ik ben ondertussen mijn zevende jaar bij Club bezig, ik voel me hier een deel van de familie.
Toen je van Beerschot naar Genk verhuisde, stond dat nog in tweede klasse. Aimé Anthuenis heeft de ploeg na één jaar naar eerste gebracht.
CLEMENT: Eerst was de roemruchte Enver Alisic trainer. Ik ben eigenlijk naar Genk gegaan omdat ik in die club het voetbal met mijn studies kon combineren. Ik studeerde voor industrieel ingenieur, en de lessen en practica waren allemaal overdag. Alisic had mij verzekerd dat alleen ’s avonds getraind werd. Het is door die toevalligheid dat ik bij Genk ben terechtgekomen, en dat ik een schitterend voetbalavontuur heb meegemaakt. Toen de school twee weken bezig was, werd Alisic ontslagen en vervangen door Aimé Anthuenis. Zijn eerste beslissing: alle trainingen overdag. Ik heb toch een speciale regeling gekregen om mijn studies voort te zetten, daar zal ik hem eeuwig dankbaar voor blijven. Maar in Genk ben ik echt prof geworden, voordien was voetbal niet meer dan een hobby.
Jullie promoveerden datzelfde seizoen.
CLEMENT: Lokeren was kampioen. Wij waren tweede, maar omdat in eerste Seraing ermee ophield, stegen ook wij rechtstreeks. De derde stijger, via de eindronde, was Moeskroen dat in zijn eerste seizoen in eerste tot begin maart aan de leiding stond! Tot de bond Georges Leekens er weghaalde om bondscoach te worden. Dat bewijst dat er toen in tweede fameuze ploegen speelden. Wij hadden in Genk een elftal met Ronny Gaspercic, Wilfried Delbroek, Daniel Kimoni, Besnik Hasi, Domenico Olivieri, Davy Oyen, Jacky Peeters, ikzelf, en Branko Strupar. Dat is toch nauwelijks te geloven? In tweede klasse! De meesten van die jongens zijn international geworden. Een jaar later kwamen er Istvan Brockhauser, Stijn Haeldermans, Bart Goor, en Souleymane Oulare bij. Het is niet te verwonderen dat Genk korte tijd nadien de beker won en kampioen werd.
Maar toen was jij al weg?
CLEMENT: De bekerwinst heb ik nog meegemaakt: 4-0 tegen Club Brugge op de Heizel, een nooit gezien feest. Maar toen kreeg ik dé kans van mijn leven, en ben ik naar Coventry gegaan.
Zo miste je wel de titel met Genk, en dat jaar in Engeland was een mislukking.
CLEMENT: Ik vind van niet. Ik heb er alleszins veel geleerd. De beleving op en om het veld is er fantastisch. De grootheid van de Engelse competitie overtreft die van de Belgische vele malen. En een jaar in Engeland leven is verrijkend. Ik heb er mijn ogen opengetrokken. Engeland is een land zonder middenklasse aan het worden. Je hebt de rijken die steeds rijker zijn, en de armen die steeds armer zijn. Daartussenin gaapt een grote kloof. Dat is gevaarlijk. Wat zich nu voordoet in Frankrijk, heeft zich eerder al in Engeland afgespeeld.
Sportief had ik met twee zaken tegenslag. Ik heb twee zware blessures opgelopen. Een week voor de start van de competitie heb ik mijn jukbeen gebroken, dat heeft me drie maanden aan de kant gehouden. En eind december kreeg ik in de wedstrijd tegen Leicester Emile Heskey vol op mijn rug. Een ruggenwervel verschoven en weer twee en een halve maand out. Tussenin heb ik alles gespeeld, en daarna nog een match of zes.
Maar er was een ander probleem. De grote vedette van Coventry was Gary McAllister, de aanvoerder van de Schotse nationale ploeg. Die had zijn kruisbanden gescheurd en bij de club gingen ze ervan uit dat hij voor het voetbal verloren was. Ik was aangetrokken als zijn opvolger. Maar ik was zelf twee keer lang out, en bovendien kwam McAllister wonderbaarlijk terug. Toen kreeg ik vanuit de spelersgroep te voelen dat ik niet gewenst was. Ik had nog twee jaar een contract, maar ik wilde liever spelen. Bij Club Brugge zochten ze een opvolger voor Franky Van der Elst, en de Brugse collega’s bij de Rode Duivels, die mijn situatie kenden, hebben mijn naam laten vallen. Zo ben ik hier terechtgekomen. Ik heb het me nog niet beklaagd.
Nu pater Damiaan tot Grootste Belg zal worden uitgeroepen, past het eraan te herinneren dat jij samen met Gert Verheyen en Yves Vanderhaeghe peter van de Damiaanactie bent. Jullie zijn een paar jaar geleden naar Afrika geweest om melaatsen te bezoeken.
CLEMENT: De ellende die je daar ziet, bij volwassenen en vooral bij kinderen, is niet onder woorden te brengen. We waren er geen van de drie goed van. Bij verplaatsingen van Club deel ik de kamer met Gert Verheyen, wij praten daar nu nog over. Hoe durven we klagen, in een rijk land als België, als je weet met wat een uitzichtloze armoede en miserie ze in Afrika geconfronteerd worden. Kinderen hebben er niet de minste kans op een menswaardig bestaan. Het heeft mij anders doen denken over onze manier van leven. Mijn zoon gaat naar het eerste middelbaar, ik denk dat hij de enige in zijn klas is zonder gsm. Ik lees dat steeds meer tieners in financiële problemen raken door allerlei elektronica en dure kleren op krediet te kopen. Dan zie ik die melaatse kinderen voor mijn ogen…
Koen Meulenaere