?Een oude dokter, die hier tot voor kort in de straat woonde, heeft het me verteld : heel deze wijk was door Vlamingen bevolkt,” beweert John Goossens. ?Maar in de jaren vijftig en zestig stuurden die Vlamingen om één of andere reden misschien als gevolg van de oorlog hun kinderen naar Franstalige scholen. Zij die hun kinderen toch in een Vlaamse school hielden, werden door de buren scheef bekeken.”
Sinds een aantal jaren drijft John Goossens, samen met zijn vriendin, een restaurant in de Eredienststraat, vlak achter het Barricadeplein en op een boogscheut van het parlement, een buurt waar ooit Victor Hugo verbleef. Aan de overkant van de kleine ring, waar nu het gemeentehuis van Sint-Joost-ten-Node staat, had in het begin van de 19de eeuw, Klemens von Metternich, de Oostenrijkse kingmaker, een onderkomen gevonden. Honderd jaar geleden lag hier de grens tussen de stad en het platteland. Nu wordt de buurt aan gene kant van de ring bevolkt door migranten uit Noord-Afrika en Turkije. Goossens’ restaurant, Style Poelinck, ligt tussen hoofdkwartieren van instellingen, bedrijven en vestigingen van ministeriële administraties.
?Wij wonen hier op de uiterste grens van Brussel-stad. Als je op het Madouplein een verkeersongeluk krijgt, is het nooit duidelijk welke agenten de vaststellingen moeten verrichten. Die van Sint-Joost of die van Brussel ? Eens de spitsuren voorbij is het hier één en al rust. Als ik ’s avonds de hond uitlaat, zie ik soms vice-premier Elio di Rupo langs de gevels scheren, op weg naar zijn Brusselse pied-à-terre in de buurt. Een angstige man. Als ik hem groet, lijkt hij wel in elkaar te krimpen.”
?Eigenlijk ben ik sinds mijn veertiende een Brusselaar. Ik woonde in Tervuren maar kwam hier dagelijks, op doortocht naar de hotelschool in Anderlecht,” vertelt Goossens. ?Ook tijdens het weekeinde was ik hier niet weg te slaan. Het stond in de sterren geschreven dat ik in Brussel zou stranden.”
Goossens en zijn vriendin werden door Brussel helemaal opgeslorpt. Tijdens het weekeinde, als het restaurant gesloten is, dwalen ze graag door de stad op speurtocht naar panden van de grote Art Nouveau– en Art Deco-architecten tenzij Anderlecht thuis speelt. ’s Zomers wordt er gevoetbald in de straat of op de pleinen. ?Tijdens de jongste wereldbeker hebben we hier feestelijk gevoetbald met een stel potige kerels, Italianen, die je ’s nachts misschien beter niet voor de voeten loopt.”
Van maandag tot vrijdag kookt Goossens Belgisch, ?met lambik, geuze of Witte van Hoegaarden, liever dan met champagne en wijn.” Zijn klandizie komt uit de nabijgelegen kantoorgebouwen en administraties. ?Voor Fransen, Britten, Duitsers en Nederlanders heeft de echte Belgische keuken iets exotisch. Een Franse stamgast komt hier op geregelde tijdstippen een bak Witte van Hoegaarden ophalen, voor de vrienden in Frankrijk.”
Van francofone plagerij geen last. ?De enige opmerking kwam van de vorige uitbater van de krantenwinkel hier rechtover. Mijn menu aan de voordeur was ééntalig Nederlands. Op een dag vroeg hij : awel, tu es un extremiste ? Ik heb hem geantwoord dat ik geen fouten tegen het Frans wilde maken. Daarmee was de kous af. De Pakistani die hier de night shop drijft, maakt er een punt van mij in het Nederlands te bedienen. Onze Turkse bakker spreekt perfect Nederlands.”
?Mensen kunnen elkaar altijd vinden,” beweert Goossens. ?Vervreemding ? Ik denk dat er in de villawijken rond Brussel meer eenzamen hokken dan hier in de stad. Het ligt eraan wat je er zelf van bakt.” Dit jaar wil John Goossens trouwen met zijn vriendin. Op het Brussels stadhuis. Het moest er eens van komen.
R.V.C.