Jean-Luc Godard – 1930 — 2022

© Doumic/Unifrance

In het Zwitserse Rolle overleed de Franse filmmaker Jean-Luc Godard, 91. De vader van de nouvelle vague koos voor ‘geassisteerde zelfdoding’, omringd door zijn naasten.

Jean-Luc Godard, als kind liefkozend ‘Jeannot’ genoemd, wordt in 1930 geboren in Parijs, in een welgestelde Frans-Zwitserse familie, als tweede van vier kinderen. Vader Paul is arts, moeder Odile telg van een rijke bankiersclan. Op cultureel vlak zijn het meerwaardezoekers: Jean-Lucs grootvader aan moederszijde is bevriend met de bekende Franse dichter en filosoof Paul Valéry – waarover later meer.

Jeannot spendeert het grootste deel van zijn jeugd in Zwitserland en ontpopt zich al snel tot een contraire puber. Op zijn 15e hebben zijn ouders er genoeg van en sturen ze hem naar een prestigieus Lycée in Parijs. Daar begint hij kleptomane trekjes te vertonen en steelt hij zelfs een eerste editie van Valéry uit de collectie van zijn grootvader. De jonge knaap wordt onterfd en trekt naar de Sorbonne om er antropologie te studeren.

Maar hij raakt afgeleid door de wondere wereld van de cinema. In filmclubs ontmoet hij gelijkgezinden als Claude Chabrol en François Truffaut en begint hij aan een carrière als filmrecensent, onder meer bij Cahiers du Cinéma. Na alweer een diefstal keert hij terug naar Zwitserland, waar hij korte tijd in de gevangenis en de psychiatrie belandt. Dan gaat hij als arbeider aan de slag bij de bouw van een dam, waarover hij de documentaire Opération Béton maakt.

Jump cuts

Midden jaren 1950 keert Godard terug naar Parijs, waar hij in 1960 zijn debuutfilm A bout de souffle neerzet, hét ankerpunt voor de nouvelle vague. De film breekt totaal met de ‘cinéma de qualité’ van de grote Franse studio’s: hij zit vol improvisatie, is snel (en zonder toestemming) gedraaid in Parijse straten en hotelkamers en wordt snedig gemonteerd met zogenaamde ‘jump cuts’. Al is het ook een hommage aan Hollywood, vertelt professor filmstudies Daniël Biltereyst (UGent). ‘Godard was revolutionair, maar bleef tegelijk in dialoog treden met de tradities. Hij heeft altijd een vorm van metacinema gemaakt, als een soort filosoof.’

Het lef om fouten te maken: hoeveel artiesten hebben dat nog?

In één klap wordt Godard een ster in binnen- en buitenland. Hij trouwt met zijn muze Anna Karina en gaat productieve jaren tegemoet met films als Une femme est une femme, Bande à part (waarnaar Quentin Tarantino later zijn productiehuis zal vernoemen) en Le mépris met Brigitte Bardot.

Die laatste is volgens de Vlaamse Godard-fan (een kenner mogen we hem niet noemen), muzikant en regisseur Tom Barman meteen ook zijn beste. ‘Die film is zoveel rijker dan A bout de souffle: hij zit vol mythologie en flirt met de Amerikaanse Hollywood-iconografie, maar behoudt tegelijk de Europese vibe. De films van Godard hebben me als jonge kerel omvergeblazen. Niet alleen artistiek, maar ook emotioneel: de jazzmuziek, de humor, de politiek, de knappe mannen en vrouwen, de levensvreugde. Daar wil je toch bijhoren? En natuurlijk zitten in heel dat rijke oeuvre ook compleet onbegrijpelijke films, maar er straalde altijd een enorme energie uit. Godard had het lef om fouten te maken: hoeveel artiesten hebben dat nog?’

Communistisch collectief

Eind jaren 60 hertrouwt Godard met Anne Wiazemsky en begint zijn oeuvre te radicaliseren. Als zelfverklaarde maoïst richt hij samen met Jean-Pierre Gorin de Dziga Vertov-groep op, een filmcollectief in Sovjetstijl. Helaas worden hun revolutionaire, experimentele werken amper bekeken, door proletariërs noch bourgeoisie.

Begin jaren 1970 raakt Jean-Luc betrokken in een ernstig verkeersongeval en ligt hij een week in coma. Hij leert ook de derde Anne van zijn leven kennen: Anne-Marie Miéville, die hem tot het einde zal vergezellen. Ze maken samen politieke en experimentele films – onder meer Ici et ailleurs, waarin de gezichten van Hitler en de toenmalige Israëlische premier Golda Meïr versmolten. Het levert hen beschuldigingen van antisemitisme op. Later keert hij terug naar het klassieke filmcircuit, met films als Sauve qui peut (la vie), en Détective, waarvoor hij toppers als Isabelle Huppert en Johnny Hallyday kan strikken. Al laat hij het experiment nooit los, getuige daarvan Histoire(s) du cinéma, een essayistische ode aan de filmgeschiedenis. ‘Ik hou er niet echt van verhalen te vertellen. Ik gebruik liever een soort tapijt, een achtergrond waarop ik mijn ideeën kan borduren’, zo liet hij ooit optekenen.

In 2010 presenteert Godard in Cannes – waar hij naar goede traditie zelf niet opdaagt – zijn afscheid Film socialisme, maar nadien volgt nog een dubbele comeback met Adieu au langage en Le livre d’image. Tot het eind blijft Godard experimenteren en verandert hij steeds meer in een kluizenaar, een ‘monstre sacré’. Maar een loyaal publiek van cinefielen blijft hem trouw. ‘Ik vraag me altijd af waarom ik nog bekend ben, want niemand ziet mijn films nog. Enfin, bijna niemand.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content