‘Je moet de rotte appels uit de mand halen’
In maart 2015, twee maanden na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs, kwam minister van Justitie Koen Geens met een plan om de radicalisering in de gevangenis tegen te gaan. Terreurgevangenen zullen in afzonderlijke afdelingen worden ondergebracht, waar speciaal opgeleide cipiers, psychologen en moslimconsulenten hen op betere gedachten moeten brengen. Maar de uitvoering van het plan loopt communautaire vertraging op.
Wat hebben Mohamed Merah, Mehdi Nemmouche, Amedy Coulibaly en de broers Kouachi met elkaar gemeen? Voor ze hun aanslagen pleegden, zaten ze alle vijf in een Franse gevangenis voor ‘gewone’ strafbare feiten. Vier van hen werden uiteindelijk door de politie doodgeschoten. Alleen Nemmouche kan terugblikken op zijn carrière als terrorist. Niet dat justitie daar veel wijzer van is geworden: de man achter de aanslag op het Joods Museum in Brussel houdt sinds zijn arrestatie de lippen op elkaar. Maar de vele daderportretten die na de verschillende aanslagen zijn opgesteld, laten geen ruimte voor twijfel. Het verblijf in de gevangenis draagt bij velen in belangrijke mate bij tot hun radicalisering.
De aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo en de Joodse supermarkt Hyper Casher begin vorig jaar in Parijs hebben in heel Europa politie, justitie en inlichtingendiensten wakker geschud. Ook de Belgische minister van Justitie Koen Geens (CD&V) schoot in actie. Op 11 maart 2015 stelde hij zijn actieplan ‘Radicalisering in de gevangenissen’ voor. Dat belooft onder meer een verbetering van de algemene leefomstandigheden in de gevangenis en een vlottere informatiestroom tussen penitentiaire instanties, politie en de Staatsveiligheid. De spectaculairste maatregel is ongetwijfeld de oprichting van twee aparte afdelingen voor geradicaliseerde gedetineerden, communautair netjes verdeeld over de gevangenissen van Hasselt en Ittre. Daar zal in totaal plaats zijn voor 40 risicogevangenen, die van de ‘gewone’ gedetineerden worden gescheiden. Tijdens hun verblijf in de speciale afdeling hoopt men de ’terreurgevangenen’ te deradicaliseren, of op z’n minst te ‘de-engageren’. Met die laatste krukkige term wordt bedoeld dat ze afzien van pogingen om hun radicale gedachtegoed te verspreiden of in terreurdaden om te zetten.
In het plan is sprake van speciaal opgeleide cipiers, justitiële welzijnswerkers en psychologen. Veel wordt verwacht van externe specialisten en van islamconsulenten. Voor de financiering wordt onder meer geput uit de 400 miljoen euro die de regering in november voor antiterreurmaatregelen heeft vrijgemaakt.
Een soort Guantanamo
België kiest er dus voor om zijn geradicaliseerde gevangenen af te zonderen. Maar loop je dan niet het gevaar dat zo’n speciale afdeling een soort Guantanamo wordt, een terroristische eliteschool waar gelijkgezinden elkaar nog verder opjutten in hun haat tegen de westerse maatschappij? Is het dan niet beter hen onder de gewone gevangenispopulatie te verspreiden?
‘Een duivels dilemma’, noemt de Nederlandse radicaliseringsexpert Omar Ramadan het. ‘Besmetting is een reëel risico. Je wilt het niet hebben dat een simpele tasjesdief onder invloed van een geradicaliseerde medegevangene als een fanatiek jihadist in de maatschappij terugkeert. Vele gevangenen zijn sociaal geïsoleerd en voelen zich losers. Dat maakt hen vatbaar voor charismatische figuren die hen een heilige missie aanpraten, en de solidariteit van de broeders en zusters als een warm deken aanbieden. Maar ook concentreren heeft nadelen. Want wie zet je allemaal samen? Radicalisering is ook zo’n vaag begrip. Onder de teruggekeerde Syriëstrijders zitten geharnaste jihadisten, maar evengoed vertwijfelde pubers of naïeve idealisten die naar Syrië zijn vertrokken om te helpen, maar nooit verder zijn geraakt dan de Turkse grens. Door iedereen op één hoop te gooien, maak je het de leidersfiguren erg gemakkelijk.’
Een grondige screening is volgens Ramadan de oplossing. ‘Je moet de rotte appels uit de mand halen. Niet alleen aan de gevangenispoort, maar ook tijdens de detentie. Bijzondere regimes moeten voldoende flexibel zijn, wie gunstig evolueert moet terug naar het reguliere systeem kunnen. In feite pleit ik voor een gemengd model waarin zowel concentreren als spreiden een plaats hebben. Al blijft het altijd oppassen met valse modelgevangenen die pas hun ware aard tonen als ze in een open regime belanden.’
Het fenomeen van radicalisering in de gevangenis bestaat al lang, benadrukt Ramadan. ‘Landen als Spanje, Italië, Frankrijk en Groot-Brittannië worden er al tientallen jaren mee geconfronteerd. Groot-Brittannië en Spanje hebben overwegend voor het concentratiemodel gekozen. Men ging er immers van uit dat men IRA-aanhangers of ETA-leden toch nooit op andere gedachten kon brengen. Frankrijk kent al sinds de jaren negentig moslimterrorisme, naast Corsicaans separatisme en extreemlinkse terreur. Daar opteren ze eerder voor spreiding.’
Halal maaltijden
Het roer lijkt evenwel om in Frankrijk, want in januari gingen twee afdelingen voor terreurgevangenen open en tegen eind maart worden er nog twee in gebruik genomen. ‘In Frankrijk is het probleem dan ook veel urgenter dan bij ons’, zegt een anonieme bron binnen het gevangeniswezen. ‘Wij hebben hier nog geen Merahs of Kouachi’s gezien, terroristen van wie vaststaat dat ze in de gevangenis zijn geradicaliseerd. Neem de Belgische daders en verdachten van de aanslagen van 13 november in Parijs: de meesten hebben wel een gerechtelijk verleden, sommigen hebben korte tijd in de gevangenis gezeten. Maar dat heeft geen rol van betekenis gespeeld, hun radicalisering heeft zich buiten de gevangenis voltrokken, via sociale media of andere kanalen.’
Waarom dan een speciale afdeling voor geradicaliseerde gevangenen? ‘Om Franse toestanden te vermijden. Jihadisme is op zich niet nieuw, we hebben in de jaren negentig al het proces tegen de Algerijnse GIA gehad. In een rapport van de Staatsveiligheid uit 2011 stond dat er geen probleem van radicalisering is. Maar intussen is de context radicaal veranderd, door de aantrekkingskracht van groepen zoals de IS en Al-Qaeda. De instroom van terreurverdachten en teruggekeerde Syriëstrijders heeft het fenomeen een heel nieuwe dimensie gegeven.’
Niet dat we het gevaar op besmetting moeten overdrijven. In de Belgische gevangenissen zitten zo’n 4000 moslims. De overgrote meerderheid is absoluut niet vatbaar voor radicale ideeën, velen zijn zelfs nauwelijks bezig met hun religie. Maar 1 procent van 4000, dat maakt nog altijd een hoop potentiële terreurcellen.’
Ons land telt momenteel een negentigtal terreurgevangenen. Daartoe behoren veroordeelde leden van groepen zoals Sharia4Belgium, maar ook arrestanten in lopende terreuronderzoeken en teruggekeerde Syriëstrijders die in voorhechtenis zitten. Het laat zich raden dat deze groep op de eerste rij staat om de speciale afdelingen in Hasselt en Ittre te bevolken. Toch is het niet zo simpel, zegt woordvoerder Sieghild Lacoere van het kabinet van minister Geens: ‘Terreurgevangenen die geen besmettingsrisico vormen, kunnen in principe in een normaal gevangenisregime verblijven. Omgekeerd is het perfect denkbaar dat ‘gewone’ criminelen radicaliseren, waardoor we ze van de reguliere populatie moeten afzonderen. Alles zal afhangen van de individuele risicobeoordeling.’
Het is wettelijk verboden om gevangenen naar religieuze of filosofische overtuiging te registreren. 4000 moslims op 11.000 gedetineerden is dan ook een ruwe schatting, onder meer gebaseerd op de bestellingen van halal maaltijden. ‘Het varieert nogal’, zegt een ervaren cipier die zijn naam liever niet vermeldt. ‘In Sint-Gillis zijn het er wel 75 procent, in Brugge tussen de 30 en de 40 procent.’ De vraag is hoe vatbaar die zijn voor radicalisering. De cipier, een man die verschillende gevangenissen van binnenuit kent, wil niet dramatiseren. ‘We zien inderdaad dat meer moslims hun geloof openlijk belijden. De ramadan wordt intenser beleefd, de voorbidder krijgt ’s avonds meer respons dan pakweg vijftien jaar geleden. Daar is niks mis mee, ze hebben ook niks anders omhanden. In een gevangenis zoals Sint-Gillis mag je dat laatste letterlijk nemen. Uit protest tegen de overbevolking en het personeelstekort hebben de vakbonden meer dan een jaar geleden besloten alle extra activiteiten te schrappen.’
Vrouwelijke cipiers
Valt het dan allemaal wel mee met die radicalisering in de gevangenis? Dat zal niemand beweren. De gevangenis van Andenne werd in juni 2013 door woedende moslimgedetineerden kort en klein geslagen. In november 2011 was in dezelfde gevangenis al een soortgelijk pandemonium uitgebroken. Aanleiding was telkens de beslissing van de directie om het bidden tijdens de wandeling en op de gang aan banden te leggen. ‘Ook in Antwerpen heeft dat al tot problemen geleid’, zegt de cipier. ‘Zoiets wordt altijd aangestoken door een of meerdere leiders. Daarom proberen we kort op de bal te spelen. Ik herinner me een jonge gast die ineens zijn baard liet staan en zich anders ging gedragen. Bleek dat hij zich liet opstoken door zijn buurman, een echte fundamentalist. We hebben die twee uit elkaar gehaald, en die jongen is binnen de kortste keren bijgedraaid. Ook een veeg teken: gedetineerden die plots weigeren om bevelen van vrouwelijke cipiers op te volgen. Radicale elementen sluiten we bij voorkeur niet op in een isoleercel met zicht op de wandeling. Ook al mogen ze zelf niet deelnemen, toch proberen ze de anderen te intimideren: “Jij daar, waarom bid je niet mee? Waarom was je niet op het vrijdaggebed?” Fouad Belkacem (de leider van Sharia4Belgium, nvdr) was zo’n geval, die had ook een echte entourage. Intussen is hij gekalmeerd, maar in het begin hebben ze hem een paar keer moeten isoleren.’
Volgens de cipier staan zijn collega’s overwegend positief tegenover het plan-Geens. ‘Op voorwaarde dat er voldoende middelen worden vrijgemaakt, zodat de werkdruk niet nog meer toeneemt’, nuanceert hij. ‘Maar op zich zijn die speciale afdelingen een goed idee, ook voor onze eigen veiligheid. De toevloed van terreurgevangenen zorgt immers voor enorme stress. Heel wat van die kerels zitten nu al in speciale veiligheidsregimes. Iedere beweging gaat met zware veiligheidsprocedures gepaard. Voor sommigen moet de hele vleugel worden stilgelegd als ze uit hun cel worden gehaald.’
Islamconsulenten
Zowel voor preventie als voor de eigenlijke deradicalisering kent het plan-Geens een grote rol toe aan islamconsulenten. Momenteel staan er in heel België een dertigtal (18 ‘voltijdse equivalenten’) op de betaalrol van Justitie. In Vlaanderen werken zeven moslimconsulenten in de gevangenis, plus twee vrouwen die deeltijds meedraaien in de vrouwengevangenissen van Antwerpen en Hasselt. Ter vergelijking: Vlaanderen telt 23 officieel benoemde katholieke gevangenisaalmoezeniers.
Er is dus duidelijk een tekort aan islamconsulenten. Volgens het plan-Geens moest hun aantal al tegen eind 2015 tot 25 worden opgetrokken, maar de rekrutering loopt vertraging op. Dat heeft onder meer te maken met de moeizame hervorming van de Belgische Moslimexecutieve, het orgaan dat de islamconsulenten voordraagt aan de minister van Justitie die ze, na screening door de Staatsveiligheid, benoemt.
Bovendien zijn te veel islamconsulenten in hetzelfde bedje ziek als de imams: ze zijn laaggeschoold, hebben een beperkte theologische kennis, en sommigen spreken onvoldoende Nederlands of Frans om zelfs maar het interne gevangenisreglement te lezen. Geens wil dat de Moslimexecutieve de al benoemde islamconsulenten evalueert en bijschoolt, en voor de nieuwe kandidaten een strengere selectieprocedure uitdoktert. Op termijn zullen moslimconsulenten, net zoals erkende imams, een diploma Islamitische Theologie moeten voorleggen, bij voorkeur behaald aan een Belgische Universiteit. De beste krachten zullen dan nauw worden betrokken bij de deradicalisering van zware gevallen in Hasselt en Ittre.
Saïd Aberkan, hoofd-islamconsulent Vlaanderen, is een van de architecten en tegelijkertijd uitvoerders van het hervormingsplan. Gebrek aan scholing is wel het laatste wat je deze 36-jarige Antwerpenaar met Marokkaans-Berberse roots kunt verwijten. Aberkan behaalde een master aan de Islamitische Universiteit Rotterdam, een tweede masteropleiding interreligieuze dialoog aan de Leuvense faculteit theologie is bijna afgerond. Aberkan, lesgever interne vorming bij de Moslimexecutieve, pleit voor een gematigde, rationele islam. Die visie draagt hij ook als aalmoezenier in de gevangenis van Antwerpen uit. ‘Ik praat met iedereen, ook terreurgevangenen en teruggekeerde Syriëstrijders. Vaak zijn dat jongens met een heel beperkte kennis van hun religie, ze kennen alleen een paar uit hun verband gerukte verzen die hun radicale overtuiging lijken te ondersteunen. Velen koesteren bovendien een verkeerd concept van berouw. Ze hebben in hun verleden zware misstappen begaan en zijn bang voor het Laatste Oordeel. Om onze fouten uit te wissen, redeneren ze, moeten we ons leven aan God geven. Een heel kleine minderheid gaat daar erg ver in, tot en met het doden van ongelovigen toe. Als islamtheoloog kan ik die verkeerde denkbeelden gemakkelijk doorprikken. Ik kan de Koran wel correct citeren en verzen in hun juiste context plaatsen. Daar win je veel respect mee.’
Aberkan waarschuwt voor overdreven paniek. Niet elke vrome moslim is een salafist, en niet elke salafist een strijdbaar jihadist. ‘Maar ik begrijp de bekommernis over radicalisering’, zegt hij. ‘Directies moeten alert zijn. Als islamconsulent hebben we een vertrouwensrelatie met gedetineerden, we zijn geen informanten. Maar we gaan soms wel op verzoek van de directie of de cipiers praten met probleemgedetineerden, een manier om conflicten te voorkomen of te ontmijnen. Neem nu de wrevel over gebedstijden, een oud zeer. Bidden moet echt niet op de gang of tijdens de wandeling. Van cipiers nemen ze dat niet aan, van mij wel. Ik heb intussen ook ervaring met het ontmaskeren van nepradicalen, gedetineerden die hun religie misbruiken om zich als leidersfiguur op te werpen. Voorbidden tijdens de wandeling is een van de trucs. Ze spreken geen Arabisch en kennen niks van de Koran, maar dat weten ze handig te verdoezelen door gebeden te selecteren die niet hardop worden gereciteerd maar half binnensmonds worden gepreveld. Als theoloog is het een koud kunstje om zo iemand op zijn plaats te zetten.’
Nuttig werk, maar slecht betaald. Het plan-Geens stelt een beter statuut en bezoldiging in het vooruitzicht. ‘Een eis die al meegaat sinds de eerste islamconsulenten in 2007 werden benoemd’, zucht Aberkan. ‘Alle vorige ministers van Justitie hebben daar beloftes over gedaan. Ik hoop dat het deze keer echt gebeurt, want welke hooggeschoolde moslim wil nog werken voor 16.000 euro per jaar, verplaatsingskosten inbegrepen? Mijn collega’s in Nederland verdienen dubbel zoveel.’
Wachten op Ittre
De rekrutering van moslimconsulenten is niet het enige wat stroef loopt. Ook de ingebruikneming van de speciale afdelingen in Hasselt en Ittre, die was voorzien voor december 2015, laat op zich wachten. De oorzaak is merkwaardig genoeg van communautaire aard. Hasselt is helemaal klaar, de cellen en gemeenschappelijke ruimten zijn ingericht, het personeel aangenomen en opgeleid. Maar zolang Ittre, waar de werving en training aanslepen, niet opengaat, blokkeren de Vlaamse vakbonden de opening van Hasselt. ‘We willen geen herhaling van het scenario Lantin’, zegt Gino Hoppe, justitieverantwoordelijke bij de socialistische vakbond ACOD. ‘In Lantin hebben gevangenen de hogeveiligheidsafdeling tijdens een opstand gesloopt. Sindsdien zitten nagenoeg alle ‘hoog risico-gedetineerden’ in Brugge, de enige gevangenis met een maximum security-afdeling in ons land. Niet ideaal voor Franstalige gedetineerden, maar vooral rampzalig voor het personeel dat de druk niet meer aankan.’
DOOR ERIK RASPOET
‘Voor sommige terreurgevangenen moet de hele vleugel worden stilgelegd als ze uit hun cel worden gehaald.’
‘Welke hooggeschoolde moslim wil nog werken voor 16.000 euro per jaar, verplaatsingskosten inbegrepen?’