De Britse admiraal Ian Moncrief schetsthet belang van de reis van de Beagle als wetenschappelijke en militaire onderneming.

Sommige plaatsen ademen geschiedenis. In sommige kamers voel je de druk van het verleden letterlijk op je schouders vallen. Dat is zeker het geval met de Boardroom van de Britse Admiralty of zeemacht , in een statig gebouw palend aan het parlement in hartje Londen. Voor de poort zie je nog net het standbeeld van de beroemdste Britse militair, Lord Horatio Nelson, de held van de slag bij Trafalgar die ook zijn dood werd. Hij torent hoog boven het plein dat naar die cruciale veldslag is vernoemd. In de Boardroom zelf kijkt Nelson op je neer vanaf een gigantisch schilderij dat bijna een volledige wand van de nochtans hoge kamer bedekt.

De Boardroom is lang het kloppende hart van het Britse imperium geweest. Het was de kamer waarin hoge officieren beslisten wie er naar waar zou worden gestuurd om wat te doen. Vroeger gebeurde dat uitsluitend over zee. Tegenwoordig zou de macht van de marine wat tanen, aldus kwatongen die uiteraard niet tot de Navy zelf behoren. Omdat ze nu ook rekening moet houden met de wensen en meningen van de luchtmacht, en omdat de politiek geleidelijk belangrijker is geworden, bij monde van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Maar tot voor vijftig jaar was de marine almachtig. En alwetend. Het wordt als niet toevallig beschouwd dat de belangrijkste Britse geheime dienst haar wortels in de zeemacht heeft.

Charles Darwin was ooit in de Boardroom, op 5 september 1831. Hij ontmoette er voor het eerst Robert Fitzroy, de kapitein van de Beagle, het schip waarmee hij de wereld zou rondvaren. Hij zal er vernomen hebben wat er van hem werd verwacht. Het moet imponerend geweest zijn voor de 22-jarige Darwin om in een met protocol overladen omgeving de details over zijn eerste echte missie te vernemen. De druk op de twee jongemannen (Fitzroy zelf was amper 26) om iets van hun reis te maken, moet enorm zijn geweest.

Ook Fitzroy kreeg in de Boardroom zijn instructies. In de archieven van de Hydrographic Office van de Britse marine is het verslagboek bewaard met de 24 pagina’s lange brief waarin de toenmalige chef van de dienst, Francis Beaufort (de man die zijn naam gaf aan de schaal om windkracht te meten), Fitzroy kond deed van wat hij op zijn reis moest realiseren: metingen van dieptes en posities, van weersomstandigheden, van getijden en van alles wat meetbaar was en nuttig kon zijn.

Er waren ook raadgevingen voor de jonge kapitein, zoals de waarschuwing dat de indianen langs de route ondertussen vuurwapens en munitie hadden, en de capaciteiten om ze goed te gebruiken, zodat hij voorzichtig moest zijn. Hij moest het ’temperament en de waakzaamheid’ tonen om conflicten te vermijden, want het zou doodjammer zijn mocht ‘een missie met het nobele doel van het vergaren van kennis bevlekt worden door een incident met fatale afloop’. Het document eindigde met een korte paragraaf waarin werd uitgelegd wat er met de Beagle moest gebeuren mocht er Fitzroy onderweg iets overkomen.

1,4 miljoen kaarten per jaar

Beauforts tegenhanger vandaag is admiraal Ian Moncrief, ook een man met een indrukwekkende geschiedenis, want hij was opperbevelhebber van de Britse vloot tijdens en vlak na de Falklandoorlog in 1982. Hij hield van de Falklands. Hij leerde er dieren fotograferen, want ze zijn er zo tam dat ze zelfs zonder telelens beeldvol geportretteerd kunnen worden. En het was de beste plaats die hij ooit aandeed voor zijn andere hobby: vliegvissen. Zowel omdat de zeeforel er zalig was als omdat er geen bomen of struiken langs de riviertjes staan, zodat je vislijn nooit in takken verward raakt.

Moncrief huist met zijn Hydrographic Office niet langer in Londen, want tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het belangrijke kaartenarchief naar het stadje Taunton overgebracht, om te vermijden dat het vernield zou worden. In het Office bewaart de marine al haar kaarten en andere nuttige gegevens over de zeevaart.

Moncrief kent het belang van kaarten als geen ander, want na zijn tijd op de Falklands was hij een tijdje aan boord van een onderzoeksschip in Antarctica, de Endurance. Hij moest het meemaken dat het schip averij opliep omdat het op een niet in kaart gebracht obstakel botste. Kaarten maken is een proces van eindeloze aanpassingen aan nieuwe omstandigheden.

Zijn bureau is de belangrijkste producent van zeekaarten ter wereld: liefst 80 procent van de kaarten in omloop worden in Taunton gemaakt en gedrukt. Er werken 1100 mensen, die jaarlijks 1,4 miljoen kaarten afleveren. Een gigantische onderneming. Er is ook een archief met alles wat de Britse Navy aan kaarten heeft kunnen maken en verzamelen.

Moncrief heeft voor de gelegenheid de originele kaarten van de Beagle uit de archieven laten halen. Indrukwekkend. Kaarten van dieptepeilingen en hoogtemetingen die door Fitzroy en zijn acolieten op de Beagle zijn getekend, en netjes overgetekend, op millimeterpapier, en die nadien door de admiraliteit op andere kaarten zijn overgenomen. Er staan doosjes met witte handschoenen klaar voor wie door de kaarten wil bladeren. Het is altijd een vreemd gevoel iets te beroeren dat ooit geschiedenis heeft gemaakt, al was het maar omdat de makers ervan een verschil hebben betekend voor de wereld.

Want, stelt Moncrief met klem, Darwin zou nooit zoveel uit zijn reis hebben kunnen halen als hij niet met een schip als de Beagle was kunnen meevaren. ‘Weinig mensen beseffen het, maar de Beagle had het statuut van een oorlogsschip’, vertelt hij in de bibliotheek van zijn hoofdkwartier in Taunton. ‘Dat opende voor Darwin vele deuren.’

Vroeger werden expedities van dat kaliber wel door beduidend jongere mensen uitgevoerd dan nu.

IAN MONCRIEF:(grijnzend) Ik was amper 36 toen ik mijn eerste commando over een destroyer kreeg.

Profiteerden Fitzroy en Darwin van de wind die het Britse rijk in die tijd in de zeilen had?

MONCRIEF: We hadden in 1805 de slag bij Trafalgar gehad, en in 1815 was Napoleon definitief verslagen, dus het Britse rijk voelde zich sterk. Maar wij hebben altijd grote interesse gehad in wat de rest van de wereld voor ons kon betekenen, en omgekeerd. Dus een expeditie als die van de Beagle moet altijd mogelijk zijn geweest, hoewel het evident is dat zoiets makkelijker kan in een tijd van optimisme en vooruitgang. De admiraliteit wilde Fitzroy’s expeditie trouwens aanvankelijk niet bekostigen. Ze ging pas na interventies van belangrijke contacten uit Fitzroys omgeving overstag.

Vindt u het erg dat Fitzroy alleen bekend is omdat Darwin zo’n fantastische theorie afleverde?

MONCRIEF: Dat stoort me niet. Wat Darwin deed, was waarschijnlijk onmogelijk geweest zonder Fitzroys medewerking en karakter. En wij laten geen gelegenheid liggen om de kwaliteiten van Fitzroy te benadrukken.

Moest Darwin als wetenschapper niet vooral dienen om de hoge kosten van zo’n expeditie te verantwoorden, zoals wetenschap nu in de ruimtevaart wordt gebruikt?

MONCRIEF: Dat zal meegespeeld hebben, maar u moet het belang van de metingen en ontdekkingen van Fitzroy en de Beagle niet onderschatten. Fitzroy was heel begaan met het verfijnen van methodes, zoals het gebruik van lengtegraden om posities te bepalen. Van de zeechronometers die hij had geijkt, hadden de meeste na de terugkeer van de Beagle, na vijf jaar dus, een afwijking van amper 33 seconden. Hij was ontzettend precies. Hij was ook de man die de metingen uitvoerde waarmee Beaufort de windschaal die naar hem vernoemd zou worden, op punt stelde.

Fitzroy was dus in zekere zin ook een wetenschapper?

MONCRIEF: Absoluut, hoewel hij natuurlijk in eerste instantie een excellent zeeman was, een voorbeeld voor iedereen in de Navy. Hij had echt alles om een succesvol kapitein te zijn. We zijn voortdurend op zoek naar mannen – en tegenwoordig ook vrouwen – met zijn kwaliteiten. Want het werk is nooit af.

Fitzroy sneed zich wel de keel door omdat hij depressief was door de kritiek op zijn weersvoorspellingen.

MONCRIEF: We kunnen met een beetje overdrijving stellen dat Fitzroy de vader was van de wetenschappelijk verantwoorde weersvoorspelling. Maar zelfs vandaag blijft het moeilijk het weer accuraat te voorspellen. En het weer is iets waar iedereen zijn mening over heeft, ook ten tijde van Fitzroy. Er kwam dus veel commentaar, en hij was een minutieuze man, een perfectionist, zodat de kritiek op zijn werk hem diep raakte. Hij kon niet leven met het idee dat hij iets misschien niet goed had gedaan. Maar zijn zelfmoord op latere leeftijd verandert niets aan zijn prestaties als kapitein.

Zijn voorganger op de Beagle pleegde ook zelfmoord, onderweg, waarna een nog piepjonge Fitzroy het commando over het schip moest overnemen.

MONCRIEF: Ik denk dat wij ons vandaag moeilijk kunnen voorstellen wat het destijds betekende om als jonge aristocraat in moeilijke omstandigheden het commando te voeren over een bende keiharde mannen. Die gasten stonden er lange tijd zo goed als alleen voor, want er waren geen rechtstreekse communicatiemiddelen. Een van de redenen waarom Fitzroy iemand als Darwin aan boord wou, was net dat hij gezelschap van zijn niveau wilde, dat hij wilde vermijden aan boord geïsoleerd te raken. En Darwin was naar verluidt een sociaal vaardig man.

De wereld focust natuurlijk op de geslaagde expedities, zoals die van de Beagle, maar er zijn heel wat ondernemingen gewoon de mist ingegaan.

MONCRIEF: Dat hoort erbij. Je kunt geen resultaten bereiken zonder risico’s te nemen. Dat geldt voor oorlog, maar evengoed voor wetenschappelijke expedities van dit kaliber. Gelukkig zijn er altijd mensen geweest die dit soort risico’s wensten te nemen, anders zou de mensheid vandaag heel wat minder weten dan het geval is.

U voer met een schip met de naam Endurance naar Antarctica, ongetwijfeld vernoemd naar de mislukte expeditie van Ernest Shackleton?

MONCRIEF: Ik zou de expeditie van Shackleton niet als mislukt beschouwen. Hij verloor wel zijn schip tijdens zijn eerste winter aan de zuidpool, nog voor hij aan zijn eigenlijke taak begonnen was, maar hij slaagde erin om al zijn manschappen weer veilig thuis te krijgen, een hallucinante onderneming in uiterst moeilijke omstandigheden die hij dankzij zijn leiderschap tot een goed einde bracht. Daarom is hij een voorbeeld voor ons allemaal.

Zou u de missie van Fitzroy aangedurfd hebben?

MONCRIEF: Elke goede zeemachtofficier haalt het maximum uit de opdracht die hij krijgt, in de context van de tijd van de opdracht. Ik zou mijn uiterste best hebben gedaan.

Gebruikte u Fitzroys kaarten van de Falklands tijdens de oorlog?

MONCRIEF: We hadden ze bij ons, maar er zijn ondertussen natuurlijk nieuwe gegevens en nieuwe mogelijkheden voororiëntatie en navigatie. Fitzroy zelf had ook oude kaarten aan boord, gemaakt door de Spanjaarden.

Waren Fitzroys metingen nauwkeurig?

MONCRIEF: Absoluut, hij was heel betrouwbaar in wat hij deed. Maar de omstandigheden veranderen de hele tijd, dus je moet altijd voorzichtig zijn met oude kaarten. Ons werk is nooit af. Zelfs nu nog zijn er plaatsen op de wereld die niet in kaart zijn gebracht, onder meer in Vuurland.

Wat was het nut van de metingen die Fitzroy in al die kanalen rond de zuidpunt van Zuid-Amerika deed?

MONCRIEF: Je moet het belang van kennis nooit onderschatten. Je weet ook nooit welke kennis je ooit nodig zult hebben, wat er ooit nuttig zal zijn. Je kunt nooit genoeg weten. Vele veldslagen en oorlogen worden gewoon gewonnen door de partij met de meeste kennis, de best geïnformeerde. In de tijd van Fitzroy bestond het Panamakanaal nog niet, dus was de route rond de zuidpunt van Zuid-Amerika economisch interessant. Je moet er dus goed kunnen navigeren. Het kan dan ook nuttig zijn om over plaatsen te beschikken waar je een bruggenhoofd kunt bouwen, een goed bereikbare en verdedigbare bevoorradingspost, of waar je je desnoods kunt verstoppen. Hoe meer informatie aan boord, hoe beter.

Mensen zullen altijd blijven meten en archiveren?

MONCRIEF: Dat is cruciaal voor het succes van de mens en het zit in ons wezen ingebakken. Darwin zou daar ongetwijfeld een mooie verklaring voor gegeven hebben. Hoe meer je weet, hoe makkelijker je in leven blijft.

Wat is het essentiële verschil tussen uw functie nu en die van Beaufort destijds?

MONCRIEF: De snelheid waarmee alles gaat, bij gratie van het digitale tijdperk. Vroeger duurde het jaren voor metingen en kennis verspreid werden, nu kunnen we in minder dan vier uur tijd iets wat we hebben vastgesteld de wereld rondsturen. We hebben nu almaar minder tekenaars en steeds meer computerexperts in dienst.

Hoe ziet u de functie van National Hydrographer evolueren?

MONCRIEF: (grinnikend) Dat is nog moeilijker te voorspellen dan het weer. Maar het zal altijd een fascinerende positie blijven.

VOOR LIFE INFORMATIE OVER HET BEAGLE-PROGRAMMA: http://beagle.vpro.Nl EN http://www.canvas.be/beagle.

DOOR DIRK DRAULANS

‘Wat Darwin deed, was waarschijnlijk onmogelijk geweest zonder Fitzroysmedewerking en karakter.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content