‘Je krijgt hier meer steun als dakloze dan als jongere’
Een jaar geleden, op 22 maart, werd België opgeschrikt door aanslagen. Donald Trump riep Brussel uit tot een hell hole, de hele wereld kent nu Molenbeek. Hoe is het vandaag gesteld met de jongeren in de hoofdstad? Samen met jihadonderzoeker Montasser AIDe’emeh ging Knack een maand lang op onderzoek uit. ‘Als we nu niet ingrijpen, is de strijd verloren. Dan krijg je geen samenleving, maar een explosie.’
Wie voelt zich Belg?’ vraagt jihadonderzoeker Montasser AIDe’emeh aan de zesdejaars van een Nederlandstalige basisschool. Aarzelend gaan er enkele vingers de hoogte in. Eerst drie, dan vier, op een totaal van 30 leerlingen. De meeste klasgenoten zijn in Brussel geboren. Ze zijn tweede, derde, vierde of zelfs vijfde generatie. ‘Zoek eens naar dingen waardoor je je wel betrokken zou voelen bij België’, probeert AIDe’emeh. ‘Dingen die je positief vindt aan België. Vriendjes zijn bijvoorbeeld positief.’ Wifi, oppert een leerling. Dat is een pluspunt van België. En chocolade. Frietjes. Na wat over en weer komt een andere leerling tot de conclusie dat hij zich misschien toch voor 30 procent Belg voelt.
De klas komt meer op dreef als ze negatieve aspecten van België mag opsommen. Discriminatie, bijvoorbeeld, en terrorisme. Het zijn niet de eerste woorden die genoemd worden. Files en milieu komen eerder, maar toch. Dat alle moslims in dezelfde zak gestopt worden, zegt een meisje. Wie vindt dat nog? vraagt AIDe’emeh. De vingers schieten als pijlen de hoogte in. Het meisje zegt dat ze er het hart van in is als haar moeder, die een hoofddoek draagt, in de winkel of op straat scheef bekeken of aangesproken wordt.
40 procent wil weg
AIDe’emeh werkt al jaren in Nederlandstalige scholen in het Brusselse om zulke sessies te houden in het kader van de strijd tegen de radicalisering. Hij wil wat grijs aanbrengen in het zwart-witdiscours van jongeren, het kritisch denken aanzwengelen, redeneringen of samenzweringstheorieën ontrafelen. Hij laat de jongens en meisjes wel eerst uitspreken. Dat is ook cruciaal. Dat ze kunnen zeggen wat er op hun lever ligt. De methode wordt socratisch genoemd, wat wil zeggen dat AIDe’emeh alleen maar vragen stelt, geen antwoorden geeft. Het gesprek begint vaak met zorgeloosheid maar bereikt snel heel gevoelige thema’s.
Aan een klas laatstejaars in een beroepsschool vraagt hij wie in dit land wil blijven en wie wil vertrekken. Zo’n 40 procent van die klas wil weg. Naar Turkije in het geval van jongeren van Turkse origine. Bij de leerlingen van Marokkaanse afkomst ligt het complexer. Ze willen naar Duitsland of Canada. En waarom niet in België? ‘Wat heeft België ons te bieden? Niets.’ Er is discriminatie, racisme en ‘geen respect’ voor mensen als hij: een jongere, moslim, migrant. Een klasgenoot oppert dat het hier zo slecht nog niet is. Er zijn veel plaatsen op de wereld waar mensen honger lijden, zegt hij. Hier kun je naar school, heb je onderdak en heb je te eten. Al minstens dat.
Tijdens de sessies voor de hogerejaars kan het er hevig toegaan. Een jongen verdedigt tot op zekere hoogte de Islamitische Staat. IS-leden proberen goede moslims te zijn: ‘Dat is toch positief?’ Een meisje van Marokkaanse afkomst gaat tegen hem in. ‘Wat los je op door mensen dood te schieten? Wat maakt dat goed? Hoe kan dat met religie te maken hebben? De terroristen maken alles veel erger.’ Ze schakelt over op Frans wanneer ze emotioneel wordt. Ze heeft het over de aanslag tegen Charlie Hebdo. ‘Die cartoons storen mij ook, maar het gaat om tekeningen. Niemand sterft omdat er een storende tekening verschijnt.’ Ze wil politieagent worden, zegt ze. Haar buurman wil dat ook, al twijfelt hij nog: het kan ook gangster zijn.
De discussie springt soms van de hak op de tak. De jongeren zijn rumoerig. In een klasje met twaalf of dertien leerlingen zijn soms vier discussies tegelijk aan de gang. De jongeren vinden vaak dat ze in België of op school niet met respect behandeld worden, maar tonen ze zelf respect door naar medeleerlingen of naar de leerkracht te luisteren? Het punt komt aan, maar dan beginnen ze toch opnieuw door elkaar te ratelen. Een jongen van Turkse afkomst haalt uit naar Syrische vluchtelingen. Ten minste de mannen zouden moeten achterblijven en hun land verdedigen. ‘Turken zouden nooit zo laf zijn en op de vlucht slaan.’
AIDe’emeh, van Palestijnse origine, vertelt dat een hele poos geleden Turken op de vlucht sloegen en territorium prijsgaven in het Midden-Oosten. En wat de Syriërs betreft: aan welke kant moeten ze dan vechten? Wat is daar de goede en wat is de slechte kant? Een Turkse jongen poneert met grote stelligheid dat het Ottomaanse Rijk in 2023 opnieuw zal ontstaan. De Turkse president Recep Tayyip Erdogan heeft dat gezegd (‘Of het staat in de Koran’), zegt hij. De jongen heeft al uitgerekend dat hij tegen 2023 de juiste leeftijd zal hebben om mee te vechten, tegen de vijanden van Turkije en van de islam. Nog enkele Turks-Belgische jongens in deze klas staan te popelen om in het Turkse leger te stappen en te vechten. AIDe’emeh probeert hun schier onwrikbare vertrouwen in Erdogan te doorprikken. Niemand weet alles, ook de profeet wist niet alles, hoe zou Erdogan dan alwetend kunnen zijn?
Een leerling verwijt de Amerikanen en Europa dat ze hun eigen belangen behartigen in het Midden-Oosten. ‘Als de VS echt de IS hadden willen verslaan, dan hadden ze dat wel gedaan.’ ‘Denk jij dat Erdogan geen belangen verdedigt?’ vraagt AIDe’emeh. ‘Denk jij dat hij in zijn interventie in Syrië niet denkt aan wat er gebeurt met de Koerden?’ ‘Ben jij wel moslim?’ wil een leerling weten. Weer een andere leerling voorspelt een alliantie tussen Turkije en Rusland (en misschien Iran) die het zal opnemen tegen de VS en het Westen. Een jongen, ook van Turkse afkomst, is dan weer positief over Donald Trump, omdat die iets lovends over Erdogan gezegd heeft. Het Marokkaanse meisje kan haar oren niet geloven: ‘Weten jullie wel dat Trump moslims uit een aantal landen verbiedt naar Amerika te reizen? Denken jullie dat het bij die enkele landen zal blijven en dat hij jullie vriend is?’ Het is heftig, maar de leerlingen zijn alvast betrokken bij de discussie. Het gaat niet altijd zo, zegt AIDe’emeh naderhand. Soms zegt iemand: ‘Ik ben het niet met u eens, maar ik zeg niet waarom.’
Hij vraagt jongeren hoe ze zich voelen. ‘Velen hebben die vraag nog nooit gekregen. Ze hebben niet geleerd om over hun gevoelens te praten’, legt AlDe’emeh uit. ‘Na zo’n sessie komen soms drie, vier leerlingen om een privégesprek vragen. Dat kan over alles gaan. Persoonlijke problemen, liefde, armoede, politiek, drugs, wanhoop… In dit geval lieten de Turkse jongeren via Facebook weten dat ze de sessie erg apprecieerden.’ De jongeren zitten dikwijls in een gewrongen situatie, met tegengestelde verwachtingen. ‘Op school vinden de leraars het bijna vanzelfsprekend dat een jongere een lief heeft, terwijl dat van thuis niet mag. Daar moet je eerst trouwen en geld verdienen. Op school is homoseksualiteit vanzelfsprekend, terwijl het thuis taboe is. Radicalisme komt voort uit een gevoel van vervreemding, uit een gevoel dat je ongelukkig bent.’
‘Integratie is mislukt’
Een eerste conclusie kan zijn: voor veel jongeren in Brussel ligt het leven élders. AIDe’emeh: ‘De integratie, dat wil zeggen dat ze zich Belg voelen en hier iets willen betekenen, is mislukt. Als de situatie verder escaleert in Turkije zullen jongeren van Turkse afkomst zich eerder daarbij betrokken voelen. Ze voelen zich hier trouwens ook niet vertegenwoordigd, ze hebben geen vertrouwen in de Belgische politici.’ Sinds de poging tot staatsgreep in juli 2016 zijn de spanningen onder Turkse leerlingen toegenomen. Nu en dan wordt er gevochten. Ouders moedigen dat soms aan, of zijn in elk geval niet boos op de vechtende kroost. ‘Ze vechten soms mee’, zegt een verantwoordelijke.
Is er sprake van toenemende radicalisering onder leerlingen? De meningen zijn verdeeld. Het hangt er maar van af wat je bedoelt met radicalisering. Jacky Goris, directeur van de GO!-scholen in Brussel, denkt van wel. ‘Vroeger bleef het meer onder de radar. Er is een grote alertheid ontstaan, maar aan de andere kant merk ik toch ook dat de invloed van extremistische stromingen duidelijker en groter wordt, zelfs na de aanslagen. Is dat meetbaar? Ik kan u geen statistiek geven. Ik baseer me op de gevallen die ik binnenkrijg, problemen met de evolutieleer die de kop opsteken, leerlingen die nogal expliciet de IS bewieroken – al kan dat natuurlijk ook pubergedrag zijn. Ook leraren rijden weleens een scheve schaats. Een bekeerling die islamleraar was, weigerde vrouwen een hand te geven. Dat aanvaard ik niet in onze organisatie. Dat had je tien of zelfs vijf jaar geleden niet, die uiterlijke, manifeste uitingen van fundamentalistisch geloof.’
Goris liet in 2015 zijn leerkrachten een cursus over diversiteit in de islam volgen, om hen te wapenen in discussies en om hen achtergrondkennis te bieden. Het werd hem niet door iedereen in dank afgenomen, zegt hij. ‘Je krijgt dan absurde verhalen zoals “Goris wil ons tot de islam bekeren”. Wie mijn achtergrond kent, weet dat ik niet echt godsdienstig ben. Ze sputterden tegen, maar de leraars offerden wel hun vrije namiddag op.’
Specifiek voor leraars biologie en evolutietheorie voorziet hij in ondersteuning om met moeilijke klassituaties om te gaan. Maar het gaat niet alleen om dwarsliggers. ‘We moeten de leerlingen ook inhoudelijk sterker maken. Er hoeft maar één leerling te zijn die ergens iets heeft opgeraapt en het in de groep gooit. In de negentiende eeuw gaf men het oog als voorbeeld van iets wat niet door evolutie verklaard kon worden. Dan stond de verdediger van de evolutietheorie met zijn mond vol tanden, terwijl we intussen weten dat het oog wél door de theorie verklaard kan worden. Dit schooljaar nog wordt een sessie georganiseerd over de evolutieleer, en die zal worden gegeven door een islamitische wetenschapper. Er is ook een netwerk uitgebouwd met de leraars islam, met de medewerking van de inspecteurs islamitische godsdienst.’ Voor leerlingen voorzag Goris in cursussen Arabisch. 200 leerlingen hebben zich vrijwillig ingeschreven om buiten de context van de religie de taal te studeren. En hun aantal groeit. ‘Een goede kennis van de moedertaal is belangrijk om andere talen te leren. Zowel de salafisten als het Vlaams Belang waren tegen, wat me doet vermoeden dat dit wel goed zat.’
Abdeslam
Er zijn geen statistieken over radicalisering. Er zijn wel anekdotes.
Een schooldirecteur toont AIDe’emeh een taak die door een leerling van de middelbare school werd ingediend. Het blad bleef grotendeels leeg, maar op de plek waar de naam van de leerling moest staan, heeft die ‘Abdeslam’ ingevuld. En helemaal onderaan, waar de opmerkingen kunnen staan, heeft hij een moskee getekend. Er volgt een gesprek met de jongen. Enkele dagen later vertelt de directeur: ‘Je moet je gezond verstand gebruiken.’ Met andere woorden: proberen in te schatten wat er echt aan de hand is en hoe alarmerend het is. In dit geval denkt hij dat het vooral slecht liep tussen leraar en leerling, en dat het huiswerk een manier was om de leraar op de heupen te werken. ‘Maar als ik gedrag echt alarmerend vind, zou ik wel ingrijpen en eventueel de politie inschakelen. Ik heb het al eerder gedaan.’
In een andere school, basisonderwijs dit keer, legde een prille tiener in een opstel uit hoe hij tijdens de kerstvakantie samen met maten zijn school zou opblazen. Hij zou daarbij dynamiet gebruiken die Salah Abdeslam hem had gegeven. Over Abdeslam (de enige overlevende terrorist van de aanslagen in Parijs, die opgroeide in Sint-Jans-Molenbeek) schreef hij: ‘Ik ben een grote fan.’ De leraar en de directeur schrokken zich een hoedje. De leerling bleek geen moslim maar een christen, die samen met vriendjes verstoppertje had gespeeld, waarbij ze Abdeslam – die zich lang wist te verstoppen voor de politie – als voorbeeld hadden genomen. Zijn speelmakkers hadden de jongen aangepord om er een opstel over te schrijven, en hij vond dat zelf ook wel stoer. De leerlingen hadden de impact ervan verkeerd ingeschat, toonden dat het hen speet, en de zaak werd zonder sancties geklasseerd.
In veel reacties is dát de afweging die gemaakt moet worden: als jongeren écht radicaliseren zijn daar allicht andere signalen voor (isolatie, en soms een veranderd uiterlijk), en zullen ze het niet per se in opstellen aan de neus van hun leraar hangen.
Hypocrieten
Over de mate van radicalisering zijn de meningen verdeeld, maar de meeste gesprekspartners zijn het erover eens dat de interpretatie van de islam strikter en angstiger wordt (met veel verboden en verwijzingen naar de hel), dat het salafisme veld wint bij ouders en jongeren, maar vooral dat het wij-zijdenken toeneemt, en dat de ontreddering bij de jongeren niet is verminderd. En het is precies de ontreddering die hen kwetsbaar maakt.
Martine Somers, directrice van een basisschool in Evere, vertelt dat kinderen op steeds jongere leeftijd beginnen te vasten. Vroeger begon dat in het zesde leerjaar, nu al in het derde. Twee, drie keer moest een ziekenwagen worden opgeroepen om een kind bij te staan dat onwel was geworden.
Een leraar die al een tijdje in Jette doceert, zegt dat hij tot vijf jaar geleden jongeren van Turkse afkomst op café zag gaan en Duvels zag drinken. Nu gaat het ook bij de Turken veel sneller over halal of haram. Tot een tijdje geleden zagen leerlingen best de voordelen van in België geboren te zijn, nu is er vooral afwijzing en frustratie. Ze halen hun ideeën van het internet en worden in alle richtingen getrokken. Ze willen blingbling, maar ze hebben geen geld – en dat vinden ze vernederend.
Een lerares vraagt AIDe’emeh om tips en elementen uit de islam die ze kan aanvoeren tegen mannelijke leerlingen die vrouwelijke leerkrachten afblokken, en zeggen dat ze niets te leren hebben van vrouwen. AIDe’emeh wijst er onder meer op dat de profeet in dienst van een vrouw heeft gewerkt: de weduwe Khadijah, die later zijn echtgenote zou worden.
‘We hebben niet veel last van extremisme’, zegt Ilias (21), opvoeder in het atheneum van Anderlecht. Hij is gemengd Belgisch-Marokkaans en is bijna een leeftijds- en lotgenoot van de leerlingen. ‘Ik vind dat de leerlingen best open zijn. Er was een discussie in de klas over homo’s, en iemand zei: “Ik kan wel een homo in de klas hebben, maar ik kan u niet beloven dat hij mijn beste vriend zal worden. Als hij zich acceptabel gedraagt, oké.” Op onze school werkt een openlijk homoseksuele leerkracht, en die ondervindt geen problemen. Homo of niet, het is het lesgeven dat telt. Wat wél speelt, is dat jongeren achterdochtig staan tegenover de Vlaamse cultuur. Onder andere door sociale media horen ze veel negatiefs over gemeenschap. Ze hebben het gevoel dat ze tegenover achterbakse mensen staan, hypocrieten. Zelfs bij mensen die belangstelling hebben voor hun religie en daar vragen over stellen. Jongeren denken dan: kan het hen echt iets schelen, of willen ze ons op foute uitspraken betrappen?’
Erik Van Den Berghe, directeur van het GO! Atheneum in Anderlecht, is naar eigen zeggen hoopvol. Tegelijk merkt hij ook dat je met sommige jongeren niet meer naar het restaurant kunt. ‘Want dat is niet halal. Ik kan me voorstellen dat het omgekeerde ook gebeurt: dat Vlamingen niet naar een restaurant gaan omdat ze het als een moslimbolwerk beschouwen. Moslims gaan niet naar een restaurant waar alcohol geserveerd wordt, Vlamingen niet naar een restaurant waar geen alcohol geserveerd wordt.’ De samenleving is meer en meer gepolariseerd, en dat merk je ook op school, zegt Van Den Berghe. ‘Als je aan leerlingen vraagt wie van de leerkrachten en opvoeders ze leuk vinden, is de kans groot dat ze zeggen: “Ilias, Youssef, Yassine, mevrouw Ikram.” En als er een probleem is, vinden ze dat Youssef of Yassine het tenminste begrepen had. Als je uit dezelfde cultuur komt, kun je de waarden beter aanvoelen. Dan zeggen ze: waarom kun jíj dat niet begrijpen?’
‘Ik heb de inspanning gedaan om de islam te bestuderen. Ik heb de moeite gedaan om naar Marokkaanse cafés te gaan. Wij doen alles om op korte termijn de problemen op te lossen. We zúllen deradicaliseren.’ Van Den Berghe maakt het onderscheid tussen radicaliteit, wat betekent dat je naar de wortel gaat, en radicalisme, wat de stap naar het geweld inhoudt. ‘Veel van onze jongeren zijn in de westerse samenleving opgevoed met de waarden van vrijheid en gelijkheid, en toch ervaren ze zelf discriminatie. Onze westerse mythe werkt niet meer. De jongeren zien dat onze woorden niet overeenstemmen met de realiteit. En daarom zoeken ze het elders, in andere mythes. Je hebt de mythe van de IS, de mythe van het gamen, de mythe van de drugs, de mythe van de kleine criminaliteit. Dat zijn vluchtwegen.’
Maar er moet een nieuwe wortel komen, zegt hij, wat Van Den Berghe een reradicalisering noemt, met een nieuw ideaal dat wel lokkend werkt. ‘We hebben geen progressieve mythes. Voor jongeren die het socio-economisch of socio-emotioneel moeilijk hebben, hebben we geen pasklare antwoorden. Dan is het makkelijk om de schuld van wat er gebeurt bij het salafisme of bij Saudi-Arabië te leggen. De vraag is: wat hebben wij zelf gedaan om het beter te maken?’
Levende statistieken
Sint-Gillis. Op een druilerige vooravond hangen een paar jongeren rond in een buurt met sociale woonblokken. Of we even met hen mogen praten? Over het leven van jongeren in Brussel? ‘Je moet in Molenbeek zijn’, zegt er een. ‘Heb je werk voor ons?’ vraagt een andere. ‘Nee? Dan is er niets te vertellen.’ Ze gaan nog naar school, beroepsonderwijs. Ze wijzen ons de weg naar een jeugdhuis aan de overkant: Le Bazar. In een kleine ruimte staat een jongen te biljarten. We zijn nog geen halve minuut binnen of twee jongeren rollen vechtend over de vloer. Eigenlijk is het de bedoeling dat ze hier hun huiswerk komen maken, wat in de overbevolkte flats vaak niet kan. Ook het jeugdhuis is overbevolkt en armtierig: er is een piepkleine speelruimte, een kantoortje, en daarnaast een lokaal waar gestudeerd kan worden.
Een van de aanwezigen, Youssef (17), gaat binnenkort naar Canada voor een trip waarop ook migratie en radicalisme ter sprake zullen komen. Hij heeft een beursje gewonnen om de reis te financieren. ‘Canadezen staan meer open tegenover migranten dan wij’, zegt hij. ‘Dat heb ik op het internet gelezen.’ Hij wil graag in Sint-Gillis blijven, werken als chauffagist, trouwen, kinderen krijgen. Maar hij begrijpt wel dat de jongeren aan de overkant van de straat genoeg hebben van dit land. ‘Als er onschuldige mensen worden gedood, wil ik daar niets mee te maken hebben, maar sinds de aanslagen van vorig jaar bekijken mensen ons anders. We worden met de vinger gewezen. Alles is altijd de schuld van jongens van Noord-Afrikaanse afkomst. Wíj voelen ons het slachtoffer van die aanslagen. Je voelt het overal. In de toegenomen politiecontroles. In de ogen van de mensen.’
Volgens opvoedster Amélie Barbier zijn er nogal wat verenigingen in deze achterstandsbuurt, maar er zijn er niet veel die zich met jongeren bezighouden. ‘Je krijgt meer ondersteuning als dakloze dan als jongere. Het zijn niet de makkelijkste jongeren, ze hebben een eigen code, ze wonen niet buiten maar brengen een groot deel van hun tijd op straat door. Ze hebben de indruk dat iedereen hen heeft laten vallen. De school, de familie, de gemeente, de politiek. Ze voelen zich alleen.’ Die groep leeft in een statistische realiteit: 40 procent van de jongeren in Brussel leeft in armoede.
Wat is hier voor de jongeren het afgelopen jaar verbeterd? Niet veel, klinkt het. ‘Er was geen verwerkingsproces na de gebeurtenissen van een jaar geleden’, hoor je hier vaak. ‘De politici hebben zich niet laten zien, behalve om te roepen dat er repressie zal komen. Er is niets veranderd. Maar nieuwe jobs, of nieuwe kansen? We zijn boos over het beeld dat van ons werd opgehangen.’
In Molenbeek zijn middenstanders vooral boos dat er aan metrostation Ribaucourt nog openlijk drugs worden verkocht, terwijl er soldaten patrouilleren. Hier hoor je intrigerende dingen. Elders in het land wordt de radicaliserende islam als de oorzaak van het terrorisme beschouwd, maar in de lokale winkels hoor je dat ze niet heel gelovig waren en al helemaal niet in de moskee zaten. Het waren kleine criminelen en drugsverslaafden. Dát maakte hen vatbaar voor valse profeten, heet het.
Nederlands als vijfde taal
Is er dan helemaal niets veranderd? Toch wel. Er zijn het afgelopen jaar geen jongeren meer vertrokken naar Syrië, en mensen zijn alerter geworden voor radicalisering. Sommige ouders worden mondiger, en nemen zelf contact op met de overheid als ze niet gerust zijn op het gedrag van hun kind. Of ze komen op school klagen over leerkrachten islam die te hard met kinderen omgaan, die slaan, die het hebben over djinns en duivelsuitdrijvingen (’tegen homoseksualiteit’), zodat de kinderen ’s nachts van schrik niet meer durven te slapen. Zulke leraren worden weggestuurd, met medewerking van de inspectie islam – en worden vervolgens vaak elders opgevist.
Marleen Cuykx, algemeen secretaris van Scholengroep Brussel van het Go!, ziet enkele onopgeloste problemen in het Nederlandstalige onderwijs die de integratie bemoeilijken. ‘Veel leerkrachten komen uit een middenklassemilieu en zitten in een cocon. Zeker, ze hebben goede bedoelingen, maar ze hebben weinig empathie met de situatie waarin de Brusselse leerlingen zitten. Om te beginnen is er een taalprobleem: voor sommige leerlingen is de school de enige plek waar ze Nederlands spreken, het is hun derde, vierde of zelfs vijfde taal.’
In het Brusselse onderwijs ziet Cuykx enkele scholen die het slachtoffer worden van hun eigen succes en ‘witter’ worden. ‘En daartegenover heb je scholen waar het omgekeerde gebeurt. Daartussen gaapt een kloof. De situatie wordt niet beter, ondanks alle pogingen voor een spreidingsbeleid. Dat wérkt gewoonweg niet. Ouders die een beetje opgeleid zijn, willen hun kinderen niet naar een “zwarte” school sturen omdat ze bang zijn dat het niveau er te laag is. Het taalprobleem heeft daar ook mee te maken. Ik ben op dat vlak niet erg optimistisch.’
Bij de top van Go! Brussel is de roep om een gemeenschappelijk levensbeschouwelijk vak groot. Jacky Goris: ‘We moeten een gemeenschappelijke moraal ontwikkelen. Interculturaliteit ontstaat niet bij het samen thee drinken. Nee, je moet samen een moraal opbouwen, en nadenken over een samenleving. En dat kun je nu niet in de huidige levensbeschouwelijke vakken, want daarin ontwikkelt men het eigen gelijk. Dat willen we juist doorbreken.’ Goris wil één uur weghalen bij de huidige lessen godsdienst of levensbeschouwing. Er is veel weerstand tegen, geeft hij toe, ‘onder meer bij mijn goede vrienden van de georganiseerde vrijzinnigheid’.
Erik Van Den Berghe van het atheneum in Anderlecht pleit voor een nieuw, samenhangend verhaal, een positieve mythe. ‘Als we daar nu niet aan werken, is de strijd verloren. Dan krijg je geen samenleving, maar een explosie. Als we nu niet werken aan bruggen bouwen, openstaan voor elkaar, elkaar leren kennen, zoeken naar gemeenschappelijke waarden en normen, dan loopt het verkeerd af. Weet u, 45 van mijn 50 leerkrachten komen van heinde en ver om hier elke dag voor deze groep jongeren te staan. In principe zouden ze hun mutatie kunnen aanvragen. Waarom blijven ze komen? Omdat leraar zijn een missie is. Die motivatie geeft mij hoop.’
‘We moeten ervoor zorgen dat de jongeren weer iets te verliezen hebben’, zegt Montasser AIDe’emeh. ‘Ronselaars gebruiken dat vaak als argument: dat niemand hier ook maar iets om hen geeft. De jongeren moeten op dat moment weten dat er wél mensen zijn die om hen geven. Dat maakt al een heel verschil.’
door RUDI ROTTHIER, foto’s FRANKY VERDICKT
‘Wíj voelen ons het slachtoffer van die aanslagen. Je voelt het overal. In de toegenomen politiecontroles. In de ogen van de mensen.’
‘We geven lessen Arabisch op school. Zowel de salafisten als het VB waren tegen, dus het zal wel goed zitten.’
‘De interpretatie van de islam wordt angstiger, het salafisme wint veld en het wij-zijdenken neemt toe.’
‘De politici hebben zich niet laten zien, behalve om te roepen dat er repressie zal komen. Er is niets veranderd.’