Hij is een ideeënman, een feestmaker en nu ook een galeriehouder. Zelf zegt hij: ‘Ik zie overal mensen die weinig hun best doen. Wel, ik vind het plezant om dat wél te doen.’ Portret van Jan Hoet Junior.
(Illustratie: Laura De Coninck)
Fenomenen baren fenomenen. Jan Hoet is de zoon van Jan Hoet. Maar hij is vooral een plannenmaker. Het soort mens dat piano’s fuchsia roos schildert, met eenden slaapt en fuiven in musea organiseert. Het soort mens, dat eenmaal op de autostrade, naar de achterbank kruipt om er naar de voorbijrazende auto’s te staren.
Maar hij is ook het soort mens dat niemand echt kent. ‘Soms’, zegt zijn beste vriend Wim, ‘bellen zijn ouders mij. “Kunt gij eens met onze Jan praten? Want we begrijpen hem niet. ” ‘
En kunstenaar Chris Martin: ‘Als mensen een interview met hem in de Knack lezen, zullen ze denken: nu weten we wie Jan Hoet Junior is. Niet waar. Dat is nu net het bizarre aan Jan: hij is hypersociaal en tegelijkertijd verschrikkelijk gesloten. Het is zoals bij Michael Jackson. Iedereen kent Michael Jackson. Maar wie kent er Michael Jackson echt? Dat spreekt mij aan in Jan, dat onbekende. Want wat is er nu in godsnaam boeiend aan mensen die je door en door kent?’
Maar dus toch: een poging tot verklaring van de jonge Jan Hoet.
***
‘Ik ben te vroeg geboren. Mijn ouders waren er rotsvast van overtuigd dat het een meisje zou worden – ze hadden zelfs al een naam: Kristien. Dat het ook een jongen zou kunnen zijn, daar hadden ze niet echt rekening mee gehouden. Ik vrees dat ze gewoon geen inspiratie hadden voor een jongensnaam . En dus werd het weer een Jan. (lacht)
‘Ik zag mijn vader als kind heel weinig. Ik kende hem ook niet goed. Iemand die drie keer per week thuis is, daar aanvaard je geen autoriteit van, hè. Thuis werd er nooit veel over kunst gepraat. Ze sleurden mij wel altijd mee naar recepties en naar openingen en zo. Indirect werd ik dus toch met kunst geconfronteerd. Ik weet nog dat Joseph Beuys thuis op de zetel zat, dat we taart gingen eten bij Panamarenko. Het is normaal dat je dan op een andere manier naar kunst gaat kijken dan iemand die in een bakkerij opgroeit. Of iemand die het allemaal uit de boekskes heeft moeten leren. Maar het hield mij wel bezig. Ik praatte er ook over met mijn vrienden.’
Een van die vrienden was Wim Goes, vandaag architect en nog altijd goed bevriend met Hoet Junior (‘zoals twee oude wijven’).
‘Jan was op school een nogal alleenstaand kind’, herinnert hij zich. ‘Hij had niet veel vrienden- buiten mij dan. De typische jongensdingen zoals voetballen en zo, daar deed hij niet aan mee. Jan bouwde zijn eigen wereld op. Hij speelde in het museum, groeide op met kunstenaars, met hun complexe persoonlijkheden. Op school werd hij daarmee gepest. Ik zie hem nog op de grond liggen. Pijnlijk. Hij was het zoontje van Jan Hoet, hè. Leraars spraken hem daar op aan. Dat zijn vader zot was, dat het een schande was wat hij allemaal met gemeenschapsgeld deed, enzovoort. Ik denk dat het verschrikkelijk moeilijk is om de zoon te zijn van iemand die heel dubbel begrepen kan worden. Want, laten we eerlijk zijn, een mens vraagt zich over Hoet Senior vaak af: ‘Is hij nu dom? Of superintelligent?’ Dat vraag je je altijd af bij genieën. Maar als kind met dat gegeven omgaan, is heel moeilijk. Ik denk dat Jan van jongs af sterk het gevoel had: ik wil mij ook tonen.’
‘ Boh,’zucht Junior zelf, ‘Ik heb mij nooit willen afzetten tegen mijn vader. Integendeel zelfs. Ik wou zelf ook kunstenaar worden. Ik ben heel vroeg thuis weggegaan, om op kamers in Gent te gaan wonen. Maar weet je wat het probleem was? Ik wist zo goed hoe goede kunst eruit moest zien dat ik het zelf niet kon maken. Kunst moet vooral uit de onderbuik komen. Bij mij kwam het uit mijn hoofd. Op een dag kwam ik Luc Tuymans tegen. En ik dacht: Godverdomme, wat hij zegt, dat wil ik ook zeggen. Alleen zegt hij het honderd keer beter dan ik het ooit zal kunnen zeggen. Wel, die dag heb ik al mijn schildergerief weggesmeten.’
Hoe laat is het dan? Het is 1992. Het jaar dat vader Hoet curator is op Documenta in Kassel. ‘Hij vroeg: “Heb je geen zin om mee te komen helpen, want we hebben te weinig technisch personeel.” Ik was 22 en 220 frank per uur verdienen, dat zag ik wel zitten. Bon, ik kom daar in Kassel. Bleek dat er veel te weinig slaapplaatsen waren. In het dichtstbijzijnde park zocht ik een waterkraan en een pries. Ik zette een lekkende scoutstent op en begon bedden te verhuren. Allemaal christelijk verantwoord, hoor: het herberg-idee, een lampje in de verte zien. (lacht) De autoriteiten stonden natuurlijk direct aan de deur. Wat ik van plan was? Ik zei: “Er zijn niet genoeg slaapplaatsen in jullie stad.” En ja, dat konden ze niet tegenspreken.’
Het beddenproject haalde de internationale pers. Hoet Junior viel op, vond zijn draai in Kassel. En een lief.
***
‘Waarom ik op Jan verliefd geworden ben?’
Zijn vriendin Hilde Bouchez zucht. ‘Voor zijn enthousiasme, zijn energie, zijn vaak impulsieve manier van reageren. Kortom: alle dingen waar ik mij na tien jaar aan erger. Maar dat is in alle relaties zo, zeker? (schatert) Hij schepte absoluut niet op met het feit dat hij de zoon van Jan Hoet was. Hij deed gewoon zijn ding. Weet je wat hij wel zei? Ik wil maar één ding en dat is dat mijn vrouw is zoals Roger Rabbit. Als ze haar vragen: ” Why do you love Roger Rabbit?”, antwoordt ze: ” Because he makes me laugh.” Dat is Jan.
‘Ik herinner mij dat hij in Kassel twee eenden had, Docu en Menta, die voortdurend achter hem aanhuppelden. Die sliepen zelfs met hem. Heel zijn bed was één groot kaknest. Op den duur begonnen die eenden zelfs zijn okselharen te bewerken. Ook dat is tekenend voor Jan. De dingen gebeuren en hij laat maar begaan. Ik krijg bijvoorbeeld enorm veel vrijheid van hem. Dat is ook dubbel, natuurlijk. Want als hij zou zeggen: “Je mag het niet doen”, dan wordt het verlangen om het toch te doen des te groter. Hij geeft dus veel vrijheid, maar hij ontneemt ze ook – in de zin dat ik zelf verantwoordelijk ben voor mijn daden. Maar het maakt iemand dus wel heel aantrekkelijk.
‘Jan vertelt ook altijd de meest waanzinnige verhalen. In het begin werkte dat onvoorstelbaar op mijn zenuwen. “Maar allez Jan, daar gelooft toch niemand iets van.” Maar na tien jaar samen met hem, weet ik: die verhalen zijn grotendeels waar. (lacht) Ik herinner me dat hij op een dag telefoon kreeg. Of hij geen speech wou geven in Berlijn? Ze dachten natuurlijk dat ze met de Jan Hoet Senior te maken hadden. Ik zag dat niet zitten. “Een speech in het Duits! Ge gaat door de mand vallen, Jan.” Maar er was geen houden aan, hij wou absoluut gaan. Uiteindelijk hebben we samen met een vriend een speech in elkaar geknutseld. Bon, we komen aan in Berlijn. De mensen reageerden natuurlijk argwanend. “Amai, Jan Hoet ziet er wel erg jong uit.” Uiteindelijk legden ze zich daar dan maar bij neer. Hij stapt het podium op, rommelt in zijn zakken en constateert dat hij zijn voorbereiding vergeten is. Ik zweer het: een uur lang heeft hij daar staan improviseren over warm- en koudbloedige dieren. De meest onwaarschijnlijke nonsens. Maar iedereen vond het fantastisch. En hij vond het fantastisch dat iedereen het fantastisch vond. (lacht) Zo irreëel is zijn leven vaak.’
Jan is altijd born to run geweest, zeggen zijn vrienden. ‘ Niet gaan bestaat niet voor hem, moeilijk gaan wel, maar niet gaan niet.’
Hij was vader op zijn 23e. En daarna fotograaf, verlichtingsadviseur, standbouwer op beurzen… en zelfs ‘specialist in image building en corporate soul’. Qué? ‘Zeg maar: specialist in het verkopen van gebakken lucht. (lacht) Ik probeerde bedrijven een eigen imago te geven. Vaak waren het bedrijven die supersonische dingen verkochten, maar die zelf in oude lokalen huisden. Ik gaf hen dan raad. “Schilder die muur groen!” (grijns) Hoe ik daar binnen raakte? Simpel: ik leerde mensen kennen op café en op een dag stond ik in de kantoren van Siemens. Nu ja, dat was snel afgelopen. Die bedrijven wilden wel advies hebben, maar daarvoor betalen… nee, daar zagen ze het nut niet van in. (lacht) En toch. Vandaag nemen bedrijven daar wel speciaal mensen voor in dienst. Het was een gat in de markt. Alleen was ik veel te vroeg.’
‘Jan denkt altijd heel groots’, zegt zijn vriendin. ‘Hij zit in bad en hij heeft een plan. De ene dag wil hij een badkamerwinkel openen, de andere dag een deli zoals in New York. Dan wil hij weer een kledingmerk oprichten. Of een café-wassalon, zodat de mensen tegelijkertijd kunnen wassen en drinken… elke dag heeft hij wel een idee. Meestal gaan die ideeën gewoon terug met het badwater de riool in. En toch. Soms hoor je dat iemand in Brussel iets ontwikkelt en dan denk je: tiens, dat was eigenlijk een idee van Jan. Neem nu die Coca-Colablikjes met kunst op. Of partyflights. Jan hoorde van de mensen van het reisbureau Connections dat Virgin op zaterdagavond en zondagmorgen met bijna lege vliegtuigen vloog. Dus dacht hij: waarom kunnen we geen reizen organiseren voor één nacht? ’s Avonds om 11 uur naar Barcelona vertrekken, een nacht fuiven en ’s morgens om zes uur terugkomen. Het lijkt een irreëel idee, maar het werkte wél. Partyflights zijn nu een begrip. Ik denk dat het hem wel wat frustreert dat hij aan die ideeën nooit een frank heeft verdiend.
‘Anderzijds is het ook die manier van denken die mensen aantrekt. Jan is altijd omringd door mensen, door schone jonge meisjes vaak. (grinnikt) Die dan allemaal denken dat ze hem goed kennen. Terwijl dat niet zo is. Jan geeft heel veel aan mensen, maar nooit zichzelf.’
***
‘Er bestaan mensen die energie wegnemen’, zegt Hoet Junior. ‘En er bestaan mensen die energie geven. Wel, ik doe graag voort met de mensen die mij energie géven. Ik heb die mensen ook nodig. Daarom wou ik ook een café hebben.’
En zo werd Jan Junior baas van het S.M.A.K.-café. ‘Mijn vader zei: “Ge kunt ervoor zorgen dat het niet zo’n café wordt zoals in het MuHKA. Dat café moet het centrum worden van het museum.” Het werd een zalige tijd. Ik leerde mijn vader kennen. Voor het eerst in ons leven moesten we wel samenwerken, hè. En ge kent hem: hij begon zich te moeien. Maar eigenlijk marcheerde het ook wel. Er gebeurde tenminste iets in het S.M.A.K.-café. Ik zie overal mensen rondom mij die weinig hun best doen. Wel, ik wou dat wel doen.’
Hoet Junior organiseerde babysitavonden op oudejaarsnacht, kookavonden voor artiesten en haalde de Belmondo-fuiven naar het S.M.A.K.. Vooral dat laatste was nooit eerder vertoond: fuiven in een museum.
‘Het is allemaal begonnen met een oude foto van mijn grootouders. Een foto uit 1939, denk ik. Genomen tijdens de inhuldiging van Ensors Intrede van Christus in Brussel, in het Paleis voor Schone Kunsten. En wat zie je: allemaal dansende mensen! Fantastisch, toch! Dat wou ik ook in het S.M.A.K.’
De Belmondo-fuiven werden een waanzinnig succes. ‘Ik wou mensen, sferen bijeenbrengen. Maar ook: jonge mensen naar een museum lokken. Een museum is een laat-negentiende-eeuwse uitvinding. Stom eigenlijk. Want daar maak je het leven van de kunst dood. Ik vind het belangrijk voor een museum dat de drempel wordt verlaagd. Wel, ik denk dat we daarin geslaagd zijn. Ik weet nog goed dat ik op een bepaald moment een jonge gast hoorde zeggen: “Het S.M.A.K.? Dat is een wreed wijs café met een museum aan.” Toen wist ik dat ik goed bezig was.’
En toch liep het fout. Het begon allemaal met de publicatie van een anonieme mail in De Morgen. Iemand, die zichzelf ‘het S.M.A.K.-team’ noemde, beschuldigde de Belmondo-organisatie van frauduleuze praktijken bij de organisatie van de fuiven, racisme aan de ingang, schade aan het gebouw en de kunstwerken. Ook Hoet Junior bleef niet buiten schot. De man beschuldigde hem van fraude bij de toewijzing van de concessie van het S.M.A.K.-café. ‘Zo gaat dat in een stad,’ zucht Hoet’, ‘als je iets wilt realiseren, dan kweek je jaloezie. Dan sturen ze dat soort mails naar de pers.’
-Wie is: ze?
‘Ach.’
De beschuldigingen bleken achteraf vals. Maar met het café ging het wel bergaf. ‘Zoals elk café moest ook het S.M.A.K.-café het hebben van continuïteit. Maar die was er niet altijd. Tijdens tentoonstellingen à la Panamarenko zat het café vaak stampvol. Met minder bekende artiesten, was er bijna niemand. De vaste kosten bleven wel doorlopen natuurlijk: het personeel, de brouwer…’
‘Het probleem’, zegt zijn vriendin, ‘was ook dat Jan te veel van mensen houdt. Hij dacht van zijn liefde voor vriendschappen een beroep te kunnen maken. Maar dat gaat natuurlijk niet. Een cafébaas moet achter de toog staan en niet ervoor. Aan vrienden kun je geen geld verdienen.’
Het S.M.A.K.-café ging failliet. ‘Het was voor het eerst dat er echt iets mislukte in mijn leven. Plezant is anders, natuurlijk. Ook voor mijn vader was het een grote klap. Toen ik al die krantenartikels over het faillissement las, begon ik op den duur zelf te geloven dat ik een misdadiger was. Weet je wat ik het ergste vind? Als ik nu in het S.M.A.K.-café kom, gebeurt er niets meer. Ik heb echt het gevoel: alles wat ik probeerde te realiseren, is kapot.’
***
Dat faillissement was vorig jaar. Drie weken geleden opende Jan Hoet Junior in Wortegem-Petegem een galerie.
‘Het was een verre droom. Ik wil een podium bieden aan mensen van mijn generatie, mensen met wie ik zelf ook voeling heb. En toevallig vond ik een paar maanden geleden een locatie, in een oude abdij. Op den buiten, ja. De eerste tien dagen dat je de haan hoort kakelen, werd ik ambetant. Maar dat went wel. Het is ook een van de grootste galerieën van het land. In oppervlakte dan toch. ‘(lacht)
‘Ik sta nog altijd te kijken van zijn mentale weerbaarheid’, zegt zijn vriend Wim Goes. ‘Vorig jaar heeft hij die klap gekregen. En nu staat hij daar terug met een tentoonstelling van – godverdorie – internationaal niveau. Iedereen zegt: “Wat een geluk dat hij zijn vader heeft.” Maar denk je nu echt dat kunstenaars met hem samenwerken omdat hij ‘het zoontje is’ van?’
Kunstenaar Chris Martin: ‘Mensen waarschuwen mij soms: “Je gaat toch niet in zee met Jan?” Wel, dus. Kijk, de meeste galeristen hebben wel een notie van kunst, maar zien in mij toch vooral dollartekens. Bij Jan is het net omgekeerd. Hij heeft een onwaarschijnlijke passie voor kunst, voor alles wat hij doet, daarom werk ik met hem samen.’
En zijn vriendin: ‘Ik hoop dat hij nu eindelijk zijn weg gevonden heeft. Al weet je dat nooit met Jan. Waarom het zo lang geduurd heeft? Dat heeft met zijn vader te maken. Hij kon natuurlijk moeilijk een galerie openen zolang zijn vader museumdirecteur was van het S.M.A.K. En hij en zijn vader… Let wel: ze komen heel goed overeen, hoor. Maar als het over kunst gaat… Ik herinner mij een scène bij hem thuis. Kunstenaar Royden Rabinowitch was op bezoek. Jan had net een werkske gemaakt voor een tentoonstelling in Duitsland. Hij toont dat aan zijn vader en die roept: “Maar, dat trekt op niets!” Enfin, een hele scène. Ik weet nog goed dat zijn moeder toen zei: “Die jongen zijn vader was beter facteur geweest.” Elk kind wil zich bewijzen tegenover zijn vader. Maar het is wel een uitzonderlijke vader, een persoonlijkheid. Ken je die film Herfstsonate van Ingmar Bergman? De moeder uit de film is een heel bekende figuur, een muzikante. Elke keer dat de dochter op de piano fouten speelt, wordt ze woest. Heel typisch voor ouders die succesvol zijn. Hun kinderen raken zelden uit de schaduw van hun ouders. Wel, ik heb het gevoel dat Jan en Jan dat wél kunnen. Daarom heeft hij zo lang gewacht om die galerie te openen. Hij wou niet in concurrentie treden met zijn vader. Die strijd kon en wou hij nooit voeren.’
‘Ik heb deze nacht wakker gelegen. Gaat het wel lukken, die galerie…? Maar eigenlijk wil ik daar niet over peinzen. Ik wil leven. Niet naar verklaringen zoeken voor mijn eigen gedrag. Het is zoals met kunst, hè. We zijn allemaal opgevoed met dat idee: achter alles en iedereen zit een verklaring. Ik vind dat flauwekul. Vorige week waren er kinderen in de galerie. Weet je wat ze zeiden? ” Eikes, wat voor vieze dingen staan hier…” Misschien hadden zij het begrepen.’ (lacht)
Stijn Tormans
Hij is het soort mens dat, eenmaal op de autostrade, naar de achterbank kruipt om er naar de voorbijrazende auto’s te staren.