Na zeven maanden regeren, trad Silvio Berlusconi af. President Scalfaro beslist dezer dagen wat nu moet gebeuren. Hoe de situatie er inmiddels in Italië bijligt.
ZAKENMAN Silvio Berlusconi, leider van Forza Italia, is niet uit het politieke hout gesneden. Dat bewees de premier nog eens op 21 december, toen hij zich in het parlement probeerde te wapenen tegen drie moties van wantrouwen, waaronder eentje ondertekend door koalitiegenoot Umberto Bossi, de leider van de Lega Nord. In plaats van de verdiensten van zijn 225 dagen oude regering voor de voeten te gooien van de nog wijfelende Lega-fraktie, overlaadde hij Bossi een half uur met verwijten. Waarom de premier zo driest uitpakte, bleek uit de replieken van de “overloper”, de “verrader”, de “Judas” (Bossi) en van woordvoerder Luigi Berlinguer van de ex-kommunistische PDS. Bossi verweet Berlusconi een absoluut gebrek aan staatszin en de natie te behandelen alsof het zijn privé-onderneming gold. De PDS-fraktieleider somde de “verdiensten” van het kabinet op : in de voorbije zeven maanden verloren de Italiaanse beursnoteringen 25 procent aan waarde, de lire zwakte af met 9 procent tegenover de Duitse mark, de staatsobligaties ontwaardden met 12 procent.
Gegevens van het instituut voor de statistiek (Istat) wezen er dan weer op dat de ekonomische aktiviteit met 4,4 procent was toegenomen (tegenover een Europees gemiddelde van 1,7 procent). Terwijl de Belgische premier, Jean-Luc Dehaene, de ekonomische opbloei bescheiden toeschrijft aan een positieve konjunktuur, vindt Berlusconi de relance zijn eigen verdienste. Istat liet ook weten dat 420.000 banen zijn verloren gegaan van oktober ’93 tot oktober ’94. Wat kamervoorzitster Irene Pivetti (Lega) al een maand vroeger had zien aankomen. Op de vraag hoe het zat met het door Berlusconi beloofde miljoen nieuwe arbeidsplaatsen, antwoordde ze toen dat de auteur van die kiesbelofte maar om verantwoording moest worden gevraagd.
De dag dat de eerste-minister zijn regering verdedigde, op 21 december, had de senaat ’s ochtends de begroting ’95 eindelijk goedgekeurd. Maar de voorafgaande maanden was daaraan zoveel gesleuteld dat ze niet meer als een Berlusconi-begroting kon worden beschouwd.
REGELS.
De politici schermden al langer te pas en te onpas met demokratie en regels : de meerderheid om zich te legitimeren, de oppositie om de ontwaarding van die begrippen aan te klagen. Een veeg teken. Het baarde geen opzien meer dat de voorzitter van de kamerkommissie voor kultuur Vittorio Sgarbi (Forza), in zijn dagelijkse opinierubriek op een Fininvest-omroep van Berlusconi, de kamervoorzitster als “hoer” betitelde of verklaarde dat president Ocar Luigi Scalfaro maar eens een psychiatrisch onderzoek moest ondergaan. Er loopt nu een juridisch onderzoek op verdenking van belediging tegen Sgarbi. De prokureur van Rome heeft ook een dergelijk onderzoek geopend naar Giuliano Ferrara, Forza-minister en regeringswoordvoerder. Die had Scalfaro vergeleken met Brutus, de samenzweerder tegen Julius Caesar.
Berlusconi houdt het inmiddels bij zijn interpretatie van het Italiaanse demokratisch systeem : alleen hij is gemachtigd te regeren, want de meerderheid van het volk heeft hem en zijn regeringsformule verkozen. Indien dat niet wordt aanvaard, moet de stem van het volk onmiddellijk opnieuw worden gehoord. De premier verwart echter het kiessysteem (meerderheidsprincipe met proportionele korrektie) met stemmen (zijn Pool veroverde op 27 maart 48 procent van de stemmen). Bovendien werd zijn meerderheid niet uitsluitend gevormd door het stembusakkoord van Forza Italia met de Lega Nord en de neofascistische Alleanza Nazionale van Gianfranco Fini. Er werden ook de afgescheurde kristen-demokraten van de CCD en enkele liberalen (Unione di Centro) binnengehaald. Terwijl de Lijst Pannella externe steun verleende. Maar zelfs na de les van het staatshoofd dat Italië geen direkte demokratie is maar een vertegenwoordigde willen de meerderheidspartijen, met uitzondering van de Lega, van geen andere formule horen : ze eisen parlementsverkiezingen.
Na een hard duel met zijn binnenlandminister Roberto Maroni, kon Bossi zijn Lega ertoe overhalen te breken met Berlusconi en open te staan voor een nieuwe meerderheid. Volgens opiniepeilingen deed het krakeel tussen Bossi en Berlusconi de Lega tot een stemaanhang van 4 procent zakken. Voor die autonomistische partij van het Noorden vallen verkiezingen op dit moment dus te vermijden als de pest. Ook de oppositie wil daarvan niet horen. Die wil eerst nieuwe spelregels bevestigd zien.
TELEVISIE.
Op de eerste plaats moet er gelijke toegang gegarandeerd zijn tot de media. Want Berlusconi heeft het op dat stuk bruin gebakken. Zijn Fininvest blijft his master’s voice. Vooral de direkteurs van de tv-journaals van Rete 4, Emilio Fede, en van Italia 1, Paolo Liguori, lijken elkaar te bekonkurreren inzake trouw. De videocassette, die Berlusconi had klaargestoomd om op te roepen voor hem te betogen, vertoonden ze op 19 december diverse keren integraal, afgewisseld met rechtstreekse verslaggeving van een Berlusconi-meeting in Milaan. Behalve de Rai, die daartoe als staatsomroep verplicht was, zond ook Rete 4 het parlementsdebat van 21 december volledig uit. Wat Fininvest omgerekend 16 miljoen frank kostte aan misgelopen “reklame-pauzes” en Fede net niet zijn baan. In de voorbije dagen riep de Rete 4-direkteur ook op tot het houden van kaarswaken in de steden, als teken van trouw ten overstaan van de gesneuvelde premier. Maar noch de oproep van de eerste-minister, noch die van Fede brachten veel volk op de been.
In de Rai verving de regering de één jaar bestaande raad van bestuur. De nieuwe raad, onder leiding van de omstreden Letizia Moratti, benoemde dadelijk nieuwe hoofden van de radio- en televisiekanalen en van de programma- en nieuwsdirekties. Dat zal de openbare omroep (in de rode cijfers) miljoenen kosten aan schadevergoedingen wegens voortijdige ontslagen. Bovendien heerst sinds de zomer in de Rai-gebouwen spanning en af en toe protest tegen de nieuwe gang van zaken. Zo namen de journalisten het niet dat de Berlusconi-cassette werd uitgezonden zonder dat ze werden geraadpleegd (alleen Rai 3 zond ze niet uit omdat dit tegendraads broertje de opname niet had gekregen).
Giuseppe Santaniello, de zogenaamde Garant die moet toezien op de goede gang van zaken in de Italiaanse media-wereld, veroordeelde trouwens het cassette-initiatief van de premier. Tussen twee haakjes : na anderhalf jaar aarzelen, besliste de Garant nu ook de Europese richtlijnen over televisiereklame met harde hand te doen naleven (boeten en intrekking van zendvergunning). Want tot op heden hadden alle commerciële omroepen daar feestelijk lak aan.
OVERGANG.
Tijdens het kamerdebat van 21 december pleitte Rocco Buttiglione, voorzitter van de kristen-demokratische PPI, voor een technische overgangsregering. Haar opdracht : een anti-trustwet uitvaardigen, die een dominante positie in het medialandschap verhindert en het risico op belangenvermenging uitsluit. Ook moet dat kabinet orde op zaken stellen in de overheidsfinanciën. Als derde taak moet zij de hervorming van het kiesstelsel afronden. Buttiglione sprak voor de hele oppositie en de Lega.
De moeilijkste klus wordt de kieshervorming. Sinds de politici daaraan twee jaar geleden begonnen, veranderden zo goed als alle partijen al wel een keer van idee. Wie eerst het meerderheidsprincipe met proportionele korrektie wou, pleit nu voor het oude proportionele stelsel of voor een zuiver meerderheidsstelsel. Wie vroeger zo’n verkiezing in één ronde wou laten verlopen (Engelse versie), opteert nu voor een dubbele stemronde (Frans systeem).
Vorige vrijdag rondde president Scalfaro zijn eerste raadplegingsronde af. De afgezwakte meerderheid blijft op het standpunt van een Berlusconi bis of vervroegde verkiezingen ; de versterkte oppositie houdt vast aan een overgangsregering. Het staatshoofd is daarom aan een tweede ronde begonnen en hoopt op 6 januari een naam en een taak voor een volgende regering te kunnen aankondigen. Een nieuwe regering met Berlusconi heeft Scalfaro echter al zo goed als uitgesloten. Want welke meerderheid zou zo’n premier in de huidige omstandigheden rondkrijgen, nadat hij anderhalve week geleden liever zijn ontslag indiende dan een vertrouwensstemming af te wachten ? Bovendien is Belusconi niet meer zo onmisbaar voor zijn huidige getrouwen als hijzelf geloofde : zowel neofascist Fini als de gematigde vleugel van Forza Italia zelve beschouwen zich niet dood zonder de premier-ondernemer.
DI PIETRO.
Al voor de krisis goed en wel uitbrak, teoretizeerde minister van Arbeid Clemente Mastella (CCD) over een soort “regering van nationale eenheid”. Waarvoor het Vaticaan hem bij de oren trok : ook voor de kerk zijn de PDS’ers immers nog altijd kommunisten, met wie geen zaken wordt gedaan. Na het ontslag van Berlusconi had Bossi het over “een regering met iedereen erin” een politiek kabinet dus ofwel “met iedereen eruit” een technisch kabinet, zoals het voorgaande van Carlo Azeglio Ciampi. Ook andere politieke krachten denken in die richting. Zelfs PDS-voorzitter Massimo D’Alema, die op de partijraad in november samenwerking met Rifondazione Comunista opzegde, gaat nu zo ver om de neofascisten te tolereren. Maar dan moet Fini over enkele weken, op het kongres waarin de MSI definitief moet opgaan in de Alleanza Nazionale, zijn rabiate Mussolini-volgelingen temmen of buitengooien.
Het is niet zeker dat president Scalfaro zo lang zal wachten. Inmiddels draaien opiniepielingen en pronostieken over de toekomstige eerste-minister op volle toeren. Op kop loopt ex-magistraat Antonio Di Pietro, die liet weten geen partijpolitieke ambitie te hebben, maar wel bereid is aan te treden in het belang van het land. Ook de huidige senaatsvoorzitter Carlo Scognamiglio wordt getipt. Afgezien daarvan staan twee technici, beiden ekonomisten, in de belangstelling : de pas benoemde Europese kommissaris Mario Monti en Romano Prodi, voormalig manager van de overheidsholding Iri.
Marcel Meeus
Silvio Berlusconi, toen hij op 22 december als premier zijn ontslag aanbood : “Judas Bossi pleegde verraad. “