Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Philippe Destatte, voorzitter van het Institut Jules Destrée, probeert de Walen ?een poli- tieke identiteit? aan te praten. Een gesprek.

Onlangs verklaarde Philippe Busquin, als voorzitter van de Parti Socialiste, de Waalse economie met veel gedruis in de staat van oorlog. Want die economie blijft met tien riemen tegelijk achteruit roeien. Uitgerekend nu probeert Philippe Destatte, directeur van het Institut Jules Destrée, met zijn boek L’Identité Wallonne zijn medeburgers ?een politieke identiteit? aan te meten.

Dat Institut Jules Destrée is dan ook een bolwerk van de Waalse beweging. Maar elke vergelijking met de grote Vlaamse strijdfondsen David-, Willems- en Vermeylenfonds , wijst Destatte meteen af.

PHILIPPE DESTATTE : Het Institut Destrée is in 1938 als pluralistische organisatie opgericht door de militante priester Jules Mahieu een José Happart van zijn tijd ; een kleurrijke figuur, die heel Wallonië afketste en daarom problemen kreeg met zijn kerkelijke overheid. Een andere medestichter was de marxist Maurice Bologne, latere senator van het Rassemblement Wallon (RW). En dan was er de liberale advocaat Arille Carlier, een gewezen stagiair van Destrée. Dat zijn al drie totaal verschillende strekkingen, verenigd in één stichting. Het is vandaag niet anders. Voorzitter van het instituut Jean-Pol Demacq is een socialist. Maar je zal hier zowel de liberaal Jean Defraigne als Jacky Morael van Ecolo vinden. Al die mensen onderhouden contacten met de verschillende universiteiten.

Het doel van het instituut is niet zozeer het promoten van Wallonië dan wel onze geschiedenis aan bod te laten komen. Want Jules Destrée schreef het al in 1912 in zijn ?Lettre au Roi? : ?Ze hebben ons Waals verleden afgepakt.? De vereniging wilde aanvankelijk alleen maar de geschiedenis van de Walen uitpluizen, schrijven, uitgeven. Daar was het om te doen. Op die manier ben ik, als historicus, bij het instituut beland.

Wij zijn geen nationalistische vereniging. Zoals de katholieke wallingant Elie Baussart zei : ?Pleiten voor Wallonië is pleiten voor de democratie.? Voor mij is die democratie veruit het belangrijkste.

In uw boek zoekt u naar die identiteit, precies op een moment dat zoiets in Vlaanderen niet meer bon ton is.

DESTATTE : Als met identiteit wordt bedoeld : het identificeren van een Waal door vast te stellen dat zijn ouders, grootouders al dan niet Walen waren ; dan kom je gauw tot uitsluiting zoals in ex-Joegoslavië. Voor mij is een Waal iemand die in Wallonië woont. Punt. Die definitie wordt door iedereen, ook door het Waals parlement onderschreven.

De definitie van Destrée luidde enigszins anders.

DESTATTE : Zo’n definitie evolueert met de tijd. In zijn boek ?Wallonie? zei Destrée : ?Mijn land is Wallonië, maar ik behoor tot een staat die België heet.? In één adem wierp hij zich ook op tot wereldburger. De identiteit vasthechten aan een afgebakend gebied, was volgens hem zoiets als een laat die was vastgeklonken aan het domein van de heer.

Was Destrée’s brief aan de koning niet veeleer een reactie op de aanrollende Vlaamse Beweging, dan een bevestiging van de Waalse identiteit ? Zo van : dat zijn we in 1830 niet overeengekomen.

DESTATTE : Het pakt van 1830 heeft altijd gewogen op de relatie tussen Walen en Vlamingen. De Vlamingen voelden zich door de afspraken van 1830 nooit gebonden omdat ze bij het afsluiten ervan niet echt vertegenwoordigd waren. Voor Destrée, stammend uit een bourgeois-familie, bleef 1830 een belangrijk gegeven, zoals dat vandaag fundamenteel blijft voor de voorstanders van de Franse Gemeenschap. Maar ga eens uitleggen aan de jonge Walen dat we het feest van de Franse Gemeenschap vieren en dat dit ook het feest is van Wallonië, omdat we in 1830 de Hollanders hebben buitengezet. Volslagen debiel ! In het België van 1830 werd over Wallonië niet gepraat.

De Waalse Beweging heeft ook zelden gekampt met anti-Belgische oprispingen.

DESTATTE : Die zijn er geweest, maar dan wel laat ; in de jaren dertig, tot het begin van de jaren vijftig. In die periode waren de anti-Belgische gevoelen het hevigst, omdat het wantrouwen tegenover het politieke personeel bijzonder groot was. Leopold III werd in dezelfde zak gestopt met Paul-Henri Spaak, met Paul Van Zeeland, noem maar op. Nu is dat anti-Belgische element zelfs helemaal verdwenen.

Is het wallingantisme van Destrée, zoals hier en daar beweerd, inderdaad afgenomen nadat hij minister was geweest ?

DESTATTE : Bijlange niet. Na zijn ministerschap keerde hij terug naar de Waalse raad. In de jaren twintig heeft hij in de kamer de Franssprekenden in Vlaanderen hard aangepakt, zeggende : ?Als jullie van ons een culturele solidariteit verwachten, staan we altijd klaar. Als wij die solidariteit vragen met de Waalse arbeiders, dan wachten we vergeefs.? Dat is een belangrijke evolutie die hem uiteindelijk deed aansluiten bij de Luikse Ligue d’Action Wallonne van Fernand Schreurs en George Truffaut. En die Ligue, bevolkt door echte federalisten, was de motor die twintig jaar lang de Waalse Beweging heeft aangedreven. Maurice Bologne herinnerde er aan dat Destrée vlak voor zijn dood aan Arille Carlier de toelating gaf om zijn Brief aan de Koning opnieuw uit te geven. Wat bewijst dat hij met die brief zeker niet verveeld zat.

In 1934 heeft hij een bijzonder wallingantische en francofiele toespraak gehouden tijdens de bedevaart naar Waterloo. Maar die francofilie tref je ook aan bij andere Waalse leiders, zoals François Bovesse en Emile Jenissen.

Had die francofilie ook iets van het rattachisme, de hang naar aanhechting bij Frankrijk ?

DESTATTE : Het rattachisme werd als een voortdurende bedreiging gehanteerd. Zo van : als jullie Belgische regering, Vlamingen ons tot het uiterste dwingen, dan hebben we een grote buur die ons wil opnemen. Zo werd en wordt het voorgesteld. Tenslotte is iedereen het er over eens dat Wallonië deelt in de Franse cultuur.

Als nationalisme inderdaad de versmelting is van een politieke en een culturele identiteit, dan houdt die versmelting voor de Walen niet de onafhankelijkheid van Wallonië in, maar de aanhechting bij Frankijk. Zelfs al bestaat er een soort Waalse culturele identiteit, die zich manifesteert in het gebruik van de Waalse dialecten. Ik onderschat dat niet. In Wallonië gaan meer mensen naar het niet gesubsidieerde Waalse theater kijken dan naar het gesubsidieerde Franse theater. Er is dus een fonds de commerce wallon aanwezig, maar die wordt niet echt gevaloriseerd. Wallonië heeft intussen definitief gekozen voor het Frans. We gaan dus niet alle machines in achteruit gooien.

De Brussel historica Anne Morelli heeft in haar boek over de Belgische mythen een ferme aanval uitgevoerd op het racisme van Destrée, zoals dat tijdens de Dreyfus-zaak tot uiting kwam. U heeft dat zwaar opgenomen. Die aanval kwam er volgens u niet zomaar.

DESTATTE : Die Dreyfus-epsiode is genoegzaam gekend. Morelli heeft daar niets nieuws verteld. Alleen zijn ze vergeten erbij te vertellen dat Destrée in het begin van de jaren dertig al waarschuwde voor wat in Duitsland op handen was en de gevaren voor de joodse gemeenschap.

De aanval van Morelli en anderen op Destrée is op de eerste plaats een aanval van een bepaalde Brusselse groep op de staatshervorming, die ze niet verder willen zien evolueren. Dit illustreert nog maar eens dat onze relatie met Brussel vaak problematischer is dan die met de Vlamingen. Hoe kunnen wij als Walen blijven mobiliseren voor een België, dat ophoudt te bestaan als morgen de Vlamingen beslissen eruit te stappen ? Wat gaan we dan doen : de rol van bedrogen echtgenoot opnemen ? Brusselaars als Morelli en Claude Demelenne willen vooral de Waalse beweging diskrediteren dat kunnen we geregeld beluisteren op de RTBf. De nieuwe belgitude van die Brusselaars is het gevolg van het eigen onvermogen om iets van de voorbije staatshervorming te begrijpen, vaak omdat ze nog altijd die oude franskiljonse mentaliteit cultiveren.

In hoeverre is Brussel een gewicht aan het been van de Walen ? Wat Destrée destijds zei over de Franstaligen in Vlaanderen, is zonder meer van toepassing op de francofone Brusselaars.

DESTATTE : In de manifesten van de Franstaligen is er geregeld sprake van die éne grote politieke ruimte, waarin Wallonië en Brussel worden verenigd de liberalen spreken zelfs van een Franstalige natie. Die politieke ruimte zou steunen op de wederzijdse solidariteit. Ik herinner mij een debatavond waar een professor die stelling kwam verdedigen. Tot een afgevaardigde van de christelijke arbeidersbeweging hem vroeg om uit de voorbije vijftig jaar één voorbeeldje te plukken waarbij Brussel zich economisch solidair had getoond met Wallonië. Het debat was meteen afgelopen, want de prof kon niet één voorbeeld verzinnen. Intussen ontdekken de Brusselaars de eigen politieke identiteit, zelfs de Vlaamse Brusselaars.

Let daarom op : in het voorstel om het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap te laten samensmelten, is nooit sprake van het opheffen van het Brussels Gewest. De Brusselaars willen het spel blijven beheersen. Toen hier, zoals elders in Europa, de oprichting werd voorgesteld van een Waals regionaal ontwikkelingsfonds voor de film was het alsof de wereld verging. Zij die dat voorstelden, werden in de Franse Gemeenschap als een troep verkrampte Waalse nationalisten uitgekreten. Alles wat met film of cultuur te maken heeft, moet bij de Franse Gemeenschap blijven, met andere worden : in Brussel. Intussen dreigt Wallonië een culturele woestijn te worden.

Het is niet anders in het onderwijs. In de scholen wordt nog altijd de geschiedenis volgens Henri Pirenne onderwezen ; de officiële Belgische geschiedenis zoals die 25 jaar geleden gangbaar was. Belangrijke ingrepen in het Waalse samenleving tussen de twee wereldoorlogen, tijdens de jongste wereldoorlog, de Koningskwestie, het renardisme : het wordt allemaal onder de mat geveegd. Yvan Ylieff (PS) heeft het ooit eens gewaagd een commissie bijeen te brengen om daaraan te sleutelen. Dat rapport is destijds goedgekeurd, maar ligt nu te beschimmelen in de lade van een ambtenaar van de Franse Gemeenschap, waar sommigen bij la Belgique de papa zijn blijven steken.

De twee Belgische afgevaardigden bij de Haut Conseil de la Francophonie, waarvan de Franse president voorzitter is, zijn twee Brusselaars : Antoinette Spaak en Roger Lallemand. Want zoals iedereen weet, wordt in Wallonië geen Frans gesproken. Gebouwen die vrijkwamen omdat de ambtenaren naar de Waalse administratie verhuisden, moesten ook worden overgeheveld naar het patrimonium van het gewest. Dat is nooit gebeurd. Wie daaraan durft te herinneren, wordt prompt gebrek aan solidariteit verweten.

Intussen lijkt het erop dat Wallonië de eigen economische onmacht toegeeft. Philippe Busquin heeft zelfs de staat van oorlog afgekondigd.

DESTATTE : Ministers slagen er blijkbaar niet in de zaken te doen bewegen. De vernieuwingsdrang ontbreekt, niet alleen bij de overheid, ook bij de arbeidersorganisaties, bij de werkgevers. Die dramatisering door Busquin is een poging om enkele grendels te doen springen. Er zijn daar tal van oude gewoonten, zoals de bureaucratisering, het cliëntelisme, die moeten verdwijnen.

In hoeverre is de PS, die al decennia Wallonië domineert en die het cliëntelisme in stand hield, mee verantwoordelijk voor de economische neergang van de regio ?

DESTATTE : Die verantwoordelijkheid is onmiskenbaar. Er is geen partij die Wallonië kan opeisen. Lange tijd, vooral na het opdoeken van het Rassemblement Wallon, hebben ze bij de PS gedacht dat te kunnen en heeft die partij zich opgeworpen als het Waalse bolwerk bij uitstek. Van de weeromstuit werd Wallonië gelijk gesteld met de PS. Maar de partij heeft de verwachtingen niet kunnen inlossen. Omdat de opeenvolgende partijvoorzitters op verschillende niveaus moesten spelen : op het Waalse en tegelijk op het federale niveau. Voor die keuze geplaatst, bestaat het gevaar dat de voorzitter finaal voor het partijbelang kiest, waarbij de federale of regionale ministers tot uitvoerders worden gedegradeerd. Let wel : in Vlaanderen speelt de CVP hetzelfde spel.

Daarom was de keuze die Guy Spitaels destijds maakte door vanuit het voorzitterschap van de PS meteen over te stappen naar het voorzitterschap van de Waalse regering zo belangrijk. Dat was tenminste duidelijk.

Heeft ook Forges de Clabecq de Walen doen begrijpen dat ze niet langer, zoals André Renard het wilde, de economische hefbomen in handen hadden ?

DESTATTE : Ik herinner me een bijeenkomst in Antwerpen waar Jean Gandois nog eens Vlaams geld ging vragen voor zijn staalplannen. Er werd hem gevraagd : kunnen we er van op aan dat dit de laatste keer is ? Waarop Gandois repliceerde : dit geld moet Wallonië 20 à 25 jaar de tijd te geven om aan haar reconversie te werken ; tegen dan spreken we niet meer over het Waalse staal. Die reconversie is er niet gekomen. De Waalse beleidsmensen dragen daarvoor de verantwoordelijkheid.

We hebben onvoldoende aan onze structuren gewerkt. Ondanks Europa blijft het mogelijk daaraan te sleutelen. Onlangs heeft Robert Collignon gepleit voor de oprichting van een Waalse bank de liberalen praten graag over ?een financiële pool voor Wallonië?. Allemaal ideeën van Renard, want hij had gemerkt wat de oprichting van de Kredietbank in Vlaanderen losweekte.

Intussen hebben wij tal van kansen laten liggen. Waarom zijn financiële instellingen als de Spaarkas of het Gemeentekrediet nooit aangewend ? De PS heeft politiek heel wat in het Gemeentekrediet geïnvesteerd, maar is er nooit in geslaagd van die bank de motor van het Waalse bedrijfsleven te maken.

In Vlaanderen stijgt de koorts als over 1999 wordt gepraat. Hoe zit dat in Wallonië ?

DESTATTE : Die vraag komt op alle debatavonden aan bod : wat in 1999 ? Er leeft daar veel angst. Vandaar die hardnekkige zoektocht van de grote partijen naar een gemeenschappelijk standpunt. Enkelen willen zelfs eensgezind de dialoog met de Vlamingen afwijzen.

Mij lijkt het ondenkbaar dat we het gesprek weigeren. Als Vlaanderen haar autonomie wil, dan zal ze die nemen. Of we daarover nu onderhandelen of niet. Bovendien moeten we daarna toch praten, zoals in een gezin waar één van de partners het huis heeft verlaten. Er moet daar ook altijd over verdeling of het hoederecht van de kinderen worden gepraat, ook al verandert dat niets aan de vaststelling dat het huwelijk op de klippen is gelopen. Laten we daarom echte onderhandelaars uitsturen, die weten waarover ze het hebben en die, indien nodig, ?merde? kunnen zeggen.

En als de Vlamingen echt geloven dat de financiële transfers, zoals een Vlaamse krant ooit beweerde, erop neerkomen dat elk Vlaams gezin om de twee jaar een Golf cadeau doet aan een Waals gezin ; als ze echt geloven dat de Walen liever op het ziekenfonds teren dan te gaan werken ; als ze dat echt denken dat ze dan hun autonomie nemen. We kunnen ook voort zonder die transfers. Het zal dan zeker niet beter gaan met de sociale zekerheid in Wallonië, maar dan behouden we tenminste onze waardigheid.

Rik Van Cauwelaert

Forges de Clabecq als symbool van de industriële neergang in Wallonië : veel gemiste kansen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content