De voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy (CD&V), was de eerste hoge pief die het durfde te zeggen. ‘We zullen vanaf volgend jaar merken dat de economie zich aan het herstellen is’, zo zei hij op 29 december bij VTM. ‘Op termijn zal ook het aantal jobs toenemen, maar dat duurt altijd wat langer.’ De voorbije week klonken er op het World Economic Forum in Davos, waar toppers uit de economische, financiële en politieke wereld hun jaarlijks jamboree hielden, nog meer optimistische geluiden. Om het met de woorden van Joe Kaeser, topman van Siemens, te zeggen: ‘We hebben de draak gedood, nu moeten we de prinses veroveren.’ We hebben de eurocrisis dus bedwongen en moeten nu opnieuw aanknopen met economische groei. Maar is de draak echt dood? En waar is de prinses?
1. WERKLOOSHEID: LICHT HERSTEL
De arbeidsmarkt loopt traditioneel drie tot zes maanden achter op de conjunctuur. Bedrijven treuzelen aan het begin van een crisis om personeel te ontslaan, en als de situatie verbetert, treuzelen ze ook om mensen in dienst te nemen.
‘De werkloosheid in Vlaanderen blijft op een hoog peil. Eind december waren er 229.570 werkzoekenden. Op jaarbasis groeit de werkloosheid met bijna 20.000 of 9,3 procent’, stelt Fons Leroy (VDAB). Ter vergelijking: vlak voor de crisis in 2008 waren er in Vlaanderen 175.000 werklozen.
Daar staat tegenover dat er de voorbije drie maanden meer vacatures zijn. In december 2013 ontving de VDAB 19.570 vacatures, bijna 19 procent meer dan een jaar eerder. ‘We zien ook dat het aantal gepresteerde uren in de uitzendsector omhoog gaat. Dat is meestal de eerste indicator van het herstel van de arbeidsmarkt’, zegt Leroy.
Helaas gaat het niet overal even goed. Er zijn sectoren die goed standhielden tijdens de afgelopen crisisjaren, maar die recent begonnen zijn met personeelsverminderingen. Fons Leroy noemt onder meer de lokale besturen en de gezondheidszorg.
De moeilijke arbeidsmarkt van de afgelopen jaren heeft er volgens hem wel voor gezorgd dat hoogopgeleide jongeren vaak onder hun niveau gingen werken. Een op de drie blijft dat ook doen na de crisis. ‘Dat is een groot verlies van talent.’
Conclusie van Fons Leroy: ‘Het zal nog enkele maanden duren voor de crisis op de arbeidsmarkt echt voorbij is.’
2. VASTGOED: TE VEEL ONZEKERHEID
John Romain van Immotheker is vrij pessimistisch. Hij ziet enkele negatieve signalen op de vastgoedmarkt. De Nationale Bank vindt dat de huizenprijzen in België minstens vijftien procent overgewaardeerd zijn. ‘Daarom heeft de NBB recent de bankiers aangemaand om niet te makkelijk hypotheken toe te kennen en zeker niet met een looptijd van 30 jaar. De rente is weliswaar laag, maar het zijn vooral de overheid en de financiële sector die dat gebruiken om te saneren en hun kapitaalbuffers te versterken.’
Romain is ongerust omdat het aantal verleende hypotheken voor de bouw van een woning de afgelopen jaren met meer dan 30 procent is gedaald. De eerste elf maanden van 2006 werden 33.400 hypotheken toegekend voor nieuwbouw. In dezelfde periode vorig jaar minder dan 22.000. In eerste instantie profiteerde de markt van de aankoop van bestaande woningen daarvan, maar ook daar is de daling ingezet.
In 2013 is bovendien voor het eerst in jaren het gemiddelde geleende bedrag gedaald. ‘De grens van de vastgoedmogelijkheden van de Belg lijkt bereikt. Het gemiddelde netto-inkomen van een koppel bedroeg in 2007 3206 euro per maand. In 2013 was dat 3566 euro. Daar staat tegenover dat de gemiddelde leeftijd bij aankoop van een woning in die periode steeg van 30,4 tot bijna 35 jaar. Koppels zijn dus vijf jaar ouder voor ze een woning kunnen kopen en verdienen niet echt meer dan vijf jaar geleden, als je de inflatie meerekent.’
Romain denkt niet dat de toestand snel zal beteren. ‘Er zijn te veel onzekere factoren, zoals de nog steeds vrij hoge werkloosheid, de twijfel bij de Vlaamse regering om de woonbonus na 2015 te behouden, de verstrakkingspolitiek bij de banken om hypotheken te geven en natuurlijk ook het verkiezingsjaar.’
Conclusie van John Romain: ‘De aanhoudende onzekerheid legt een hypotheek op het herstel van de economische crisis.’
3. CONSUMENTENVERTROUWEN: DE CRISIS ZAT
De Nationale Bank peilt maandelijks naar het consumentenvertrouwen bij de Belgische bevolking. In januari steeg dat voor de tiende maand op rij. ‘Dat is een vrij lange periode van herstel’, zegt Gino Van Ossel, professor marketing Vlerick Business School. ‘Het saldo blijft weliswaar negatief. Dat betekent dat het aantal pessimisten groter is dan het aantal optimistische consumenten. Op zich is dat niet ongebruikelijk want we moeten al teruggaan tot in 2007 om een evenwicht tussen beide groepen te zien.
‘De Belgen zijn de crisis en de negatieve berichten daarover eigenlijk een beetje zat. We hebben het gehad met bedrijfssluitingen en verloren arbeidsplaatsen. Herinnert u zich de reacties toen Ford Genk werd gesloten? Het was een donkere en sombere periode. Vorige week werd aangekondigd dat tien procent van het personeel van de Makro kon vertrekken. Die aankondiging werd gepercipieerd als klein nieuws in de marge.’
We zijn de recessie redelijk goed door gesparteld, is het gevoel bij veel Belgen. Het gaat misschien nog niet geweldig, maar er zijn redenen voor voorzichtige vrolijkheid. Het gestegen vertrouwen heeft ervoor gezorgd dat het spaargedrag is veranderd. Voor het eerst in jaren geeft de Belg meer uit. ‘Dat was ook het gevoel na afloop van het autosalon. Er is daar goed verkocht. De onzekere consument heeft de aankoop van zijn nieuwe auto enkele jaren uitgesteld. Nu is hij door slijtage bijna verplicht om een nieuwe te kopen. Ook onze wasautomaat hebben we enkele keren laten herstellen om geen geld uit te geven voor een nieuwe. Maar nu is de consument toe aan een inhaaloperatie.’
De voorbije jaren heeft de consument als nooit tevoren geleerd om prijzen te vergelijken. Door de crisis is hij prijsbewust geworden en volgens Van Ossel zal dat ook zo blijven. ‘Met als gevolg dat de marges van de winkeliers niet veel groter zullen worden dan nu.’
Conclusie van Gino Van Ossel: ‘De consument is het sparen beu. Hij wil opnieuw goed leven en dus is het optimisme gerechtvaardigd.’
4. BEDRIJVEN: MEER VERTROUWEN
Het vertrouwen van de ondernemers neemt al een aantal maanden toe, met nu en dan een klein dipje. De opleving is duidelijk, vindt de Nationale Bank: ‘De fundamentele trend blijft opwaarts georiënteerd.’ Daar is de hoofdeconoom van Petercam, Bart Van Craeynest, het mee eens, zeker als het gaat over de industrie, handel en diensten. ‘Alleen in de bouwsector is men niet zo optimistisch. In de meeste sectoren, behalve in de bouw, lopen de orders opnieuw binnen. Dat wijst erop dat de economie begint aan te trekken en dat de bedrijven de crisis stilaan achter zich laten.’
Vorig jaar was de winstgroei voor de Belgische bedrijven over het algemeen opnieuw positief. Van Craeynest verwacht dat die trend dit jaar nog zal versnellen: ‘Let op, die winstgroei is nog zeer laag, maar in vergelijking met de jaren daarvoor mogen we al blij zijn.’ Door de crisis hebben de bedrijven de voorbije jaren maar heel weinig geïnvesteerd, maar dat begint nu te verbeteren: ‘De ondernemingen plaatsen vervangingsinvesteringen. Aan uitbreidingsinvesteringen zijn ze nog niet toe, daarvoor is het herstel nog te pril en te onzeker.’
Van Craeynest: ‘Als we de Belgische beursgenoteerde bedrijven tegen het licht houden, merken we dat ze over het algemeen een gezonde balans hebben. Ze hebben van de crisis gebruikgemaakt om te focussen op kostenvermindering en schuldafbouw. Zij staan klaar om, als het voorzichtige herstel zich echt doorzet, opnieuw op volle kracht mee te spelen.’
Conclusie van Bart Van Craeynest: ‘We zien bij de bedrijven een pril, kwetsbaar herstel, dat vraagt om bevestiging.’
5. STARTERS: VLAANDEREN SLECHTER DAN WALLONIË
In een economisch topjaar worden zo’n 85.000 nieuwe zaken opgericht. Vorig jaar was dat aantal gezakt tot 74.000, 4000 minder dan een jaar eerder. Maar nog belangrijker dan het aantal, is de werkelijke behoefte aan nieuwe zelfstandigen, vindt Karel Van Eetvelt (Unizo).
De bevolking groeit en wordt grijzer. Zo stijgt ook de behoefte aan nieuwe zaken. ‘De trend zou dus eigenlijk positief moeten zijn, terwijl hij nu al enkele jaren negatief is.’
De daling was het grootst in Vlaanderen: in 2013 werden 37.000 ondernemingen opgericht tegen 42.000 in 2012. Dat is een daling met 11,5 procent. In Brussel bedroeg de achteruitgang 7,7 procent en in Wallonië 10 procent.
Waarom Vlaanderen het slechter doet dan Wallonië, is volgens hem een goede vraag. ‘Maar het fenomeen is nog niet onderzocht. Vlaanderen heeft traditioneel altijd meer starters en meer zelfstandigen gehad. Ik denk dat Wallonië aan een inhaalbeweging bezig is. Het is misschien een subjectief gevoel, maar ik en vele zelfstandigen met mij vinden dat ze minder respect krijgen in Vlaanderen dan ze verdienen. Tenslotte bestaat er een correlatie tussen welvaart en startende ondernemers. Hoe hoger de welvaart, hoe minder mensen de behoefte hebben om voor eigen rekening te beginnen. Dat is overal zo.’
Eigenlijk heeft Vlaanderen volgens Van Eetvelt alle troeven om het leven van zelfstandigen aangenaam te maken: ‘Er is een sterke binnenlandse markt. De Vlamingen zijn bij de meest koopkrachtigen van Europa. De opleiding is er van een hoog niveau. Er is geld genoeg om te investeren.’
‘Wat mankeert, zijn positieve omgevingsfactoren. Daar moet de overheid voor zorgen. Er moet een standvastig en betrouwbaar beleid zijn. Als je toestemming krijgt om een zaak te starten, moet de ondernemer ook snel zijn vergunningen krijgen. Nu kan dat eindeloos lang duren. Een ondernemer mag je ook niet even zwaar belasten als een werknemer, want dan zal hij nooit risico willen nemen. En als er een beleid is uitgestippeld, moet je ook niet constant andere ideeën lanceren.’
Conclusie van Karel Van Eetvelt: ‘Er is hoop voor de starters, maar de basisindicatoren zitten nog niet goed.’
6. FAILLISSEMENTEN: OP HET TANDVLEES
Met 12.306 faillissementen was 2013 een absoluut recordjaar. En december 2013 was de zwaarste decembermaand ooit. Dé recordmaand qua aantal bedrijven dat op de fles ging, was september 2013, met 1374 faillissementen. ‘De faillissementscijfers hinken altijd de conjunctuur achterna’, zegt Eric Van den Broele, specialist ter zake bij handelsinformatiebureau Graydon. ‘Als het klopt dat we nu voorbij het dieptepunt van de crisis zijn, wil dat nog niet zeggen dat het aantal faillissementen snel zal afnemen. De volgende maanden zal dat cijfer zeker nog stijgen, maar misschien niet meer zo snel als de voorbije jaren. Een daling van het aantal faillissementen kun je pas verwachten als de economie meer dan twee procent groeit, en er is nog geen enkele econoom die zo’n groei in het vooruitzicht durft te stellen.’
Natuurlijk heeft de financieel-economische crisis het aantal faillissementen de hoogte in gejaagd. In 2008 gingen 8518 bedrijven op de fles, vorig jaar 12.306, een stijging met bijna de helft. En de laatste jaren nam die stijging in steeds fellere mate toe. ‘Dat mogen we niet alleen wijten aan de crisis’, zegt Van den Broele. ‘Tussen 2005 en 2008 was er bijvoorbeeld een explosie aan jonge ondernemingen. Het is normaal dat zowat een derde van die starters na een jaar of vijf uitvalt. Als er veel starters zijn, is de kans op faillissementen natuurlijk ook groter. Maar het is zeker zo dat heel wat bedrijven na de jarenlange crisis op hun tandvlees zitten, en dat zal ongetwijfeld nog een tijdje doorwerken in de faillissementscijfers.’
Conclusie van Eric Van den Broele: ‘Het aantal faillissementen zal minder snel stijgen, maar een echte daling krijgen we pas als er een stevige economische groei is.’
7. ECONOMISCHE GROEI: KUNSTMATIG
De Nationale Bank kwam vorige week met groeicijfers: het bruto binnenlands product (bbp) groeide in het vierde kwartaal van 2013 met 0,4 procent tegenover het voorgaande kwartaal. Over heel 2013 groeide de economie met 0,2 procent. Daarmee doen we beter dan in 2012 toen onze economische activiteit met 0,2 procent kromp. ‘Een groei met 0,2 procent is natuurlijk bijzonder weinig’, zegt Gert Peersman, professor economie aan de UGent. ‘Normaal moeten we over een langere periode een economische groei van gemiddeld twee procent per jaar halen. Dan kun je pas echt spreken van economische groei.’
‘De crisis is nog niet voorbij,’ vindt Peersman, ‘al kruipen we er misschien langzamerhand wel uit. We moeten beseffen dat die bijzonder lage groei op een zeer kunstmatige manier werd gerealiseerd. Zo heeft de Europese Centrale Bank de rente naar bijna nul procent gebracht om de economie te stimuleren. Heel veel landen hebben geprobeerd hun economie aan te zwengelen en de groei te stimuleren en hebben daardoor schulden opgebouwd. Je hoort me niet zeggen dat dit slecht is, maar de economische groei is er vooral gekomen dankzij die ingrepen. En vroeg of laat zal de ECB de rente toch moeten optrekken en moeten die landen hun schulden afbetalen.’
En dat is precies wat Peersman misschien wel het meest verontrust bij die fragiele economische groei: ‘De structurele problemen zijn ondertussen nauwelijks of niet aangepakt. Iedereen, van particulier bedrijf tot overheid, blijft kampen met grote schulden. En ook de arbeidsmarkt is niet hervormd. En wat als de onopgeloste problemen in de Zuid-Europese landen weer opflakkeren? Daarom heb ik zeer veel vraagtekens bij de huidige economische groei en hoe lang die zal aanhouden.’
Conclusie van Gert Peersman: ‘De economische groei is zeer fragiel en de vraag is of hij lang zal standhouden.’
8. EXPORT: MINDER MARKTAANDEEL
‘Dit jaar zal de Belgische export wel weer meesurfen op het internationale conjunctuurherstel’, zegt Koen De Leus, macro-econoom bij KBC. Het is bekend: België is een open economie, leeft van in- en vooral uitvoer, ‘en als de conjunctuur in onze buurlanden aantrekt, en vooral in Duitsland, dan kunnen onze bedrijven meer exporteren. En dat begint nu ook te lukken.’
Dat wil niet zeggen dat alles rozengeur en maneschijn is, integendeel. De Europese Commissie heeft zich recent al ongerust getoond over het feit dat België aandeel blijft verliezen op de exportmarkten. En dat houdt rechtstreeks verband met de concurrentiekracht van ons land. Zegt De Leus: ‘Dat vormt zeker een probleem. Onze export neemt wel weer een beetje toe, maar toch verliezen we aan marktaandeel. We boeten in aan concurrentiekracht omdat onze loonkosten nog steeds te hoog zijn en omdat we ook een tragere productiviteitsgroei kennen dan de ons omringende landen. Daar zullen we dus iets aan moeten doen, willen we niet nog meer marktaandeel verliezen in het buitenland.’
Het gevolg van het verlies aan marktaandeel is dat België nu een tekort op zijn handelsbalans heeft: we betalen meer aan goederen en diensten die we invoeren, dan wat we verdienen met uitvoer. ‘Als dat aanhoudt, komen we in het krijt te staan bij het buitenland en verliezen we aan welvaart.’ De Leus somt op wat er daarom moet veranderen: de loonkosten moeten worden aangepakt, we moeten (nog) efficiënter gaan werken, we moeten meer investeren in onderzoek en ontwikkeling en daar moeten dan meer echte producten uit voortkomen. ‘Het verlies aan marktaandeel in het buitenland is niet hoopgevend voor onze economie.’
Conclusie van Koen De Leus: ‘Onze export kan profiteren van de internationale conjunctuur, maar veel belangrijker en slechter nieuws is dat we ondertussen marktaandeel verliezen.’
9. DE DUITSE MOTOR: BELGIË PROFITEERT MEE
De afgelopen kerstvakantie besliste de directie van het Volkswagenconcern om alle verloven in te korten vanwege de sterke verkoopcijfers. De levertijden werden te lang en de orderboeken te vol. Dat beeld vat de gezondheid van de Duitse economie bondig samen. Dat is ook goed nieuws voor de Belgische economie en meer nog voor de Vlaamse bedrijven.
Die exporteren immers meer dan tachtig procent naar Nederland, Frankrijk én nog het meest naar Duitsland. Carsten Brzeski, een econoom van Duitse afkomst die voor ING in Brussel werkt, zegt dat het consumentenvertrouwen van de Duitsers op het hoogste peil staat sinds 2007. ‘We gaan ervan uit dat die economie dit jaar tussen de 1,5 en 2 procent zal stijgen. Daar zullen vele Belgische bedrijven mee van profiteren. Qua productspecialisatie sloot de Belgische economie de afgelopen jaren immers veel beter op Duitsland aan dan de Nederlandse economie bijvoorbeeld.’
Duitsland heeft sinds enkele maanden een nieuwe coalitieregering tussen de CDU en de SPD. ‘Dat geeft op korte termijn een bijkomende impuls aan de Belgische economie. Berlijn zet meer in op infrastructuurwerken en daar kan de Belgische bouwsector op inspelen. Nu al zijn er Nederlandse bouwbedrijven die de grens oversteken.’
Op lange termijn is de coalitiepartner SPD volgens Brzeski een negatieve factor. De lonen en pensioenen stijgen en dat kan de kracht van het Wirtschaftswunder ondermijnen. ‘Hetzelfde geldt voor de zogenaamde Energiewende. De Duitse regering zet de grote middelen in voor een duurzame en hernieuwbare energievoorziening. Dat stimuleert de economische groei en de innovatie, ook voor Belgische bedrijven. Maar de grote onzekere factor in dit verhaal is: wie gaat dat allemaal betalen?’
Conclusie van Carsten Brzeski : ‘Het optimisme is gerechtvaardigd. De Duitse economie zal de Belgische aanjagen.’
10. OVERHEIDSFINANCIEN: PERMANENTE CRISIS
‘Onze overheidsfinanciën zijn al decennialang zeer problematisch’ zegt Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom bij de denktank Itinera. ‘De uitbraak van de financiële crisis in 2008, de redding van banken als Fortis en Dexia en de daaropvolgende economische crisis hebben die situatie nog verergerd. Je mag ervan uitgaan dat die crisis de Belgische overheid 100 miljard euro heeft gekost. Onze staatsschuld steeg in die periode tot meer dan honderd procent van het bruto binnenlands product (bbp).’
En net nu wordt onze overheid geconfronteerd met de vergrijzingskosten, met de toename van de pensioenlasten en stijgende gezondheidskosten. Die zullen de overheid veel geld kosten. ‘Dat wordt dus een pijnlijke oefening’, weet Van de Cloot. ‘Het jammere is dat we die vergrijzingskosten al meer dan dertig jaar op ons af zien komen en dat we er ons nooit op hebben voorbereid, ook niet tijdens de goede jaren.’
De budgettaire uitdagingen blijven dus enorm. ‘En dan moeten we hopen dat alles rustig blijft op financieel vlak, want de Belgische overheid heeft zich voor 43 miljard euro garant gesteld bij Dexia. Breekt er opnieuw een financiële crisis uit, loopt het fout af bij Dexia, dan gaat dat ons allen zeer veel geld kosten. Dat zou er dan nog eens bovenop komen.’
Conclusie van Ivan Van de Cloot: ‘Onze overheidsfinanciën zijn zeker nog niet uit de crisis – eigenlijk zitten we op dat vlak in een permanente crisis.’
DOOR EWALD PIRONET EN MICHEL VANDERSMISSEN, ILLUSTRATIES FREDERIK VAN DEN STOCK