De Rode Duivels zijn het WK goed/matig/slecht (*) begonnen met een overwinning/gelijkspel/nederlaag (*) tegen Japan. Knack, uw bron van informatie. (*) schrappen wat niet past.
Volgens kwaadwilligen, zoals bondscoach Robert Waseige, vormen voetbaljournalisten een zootje ziekelijke zeveraars. En we moeten het eerlijk bekennen: daar is iets van. Stel nu dat België de finale van deze wereldbeker zou halen. Laten we zeggen tegen Italië. De Italianen staan al na een kwartier 2-0 voor, maar met wat geluk wordt het kort voor de rust 2-1, en in de tweede helft lopen de Belgen met twee frommelgoals van Branko Strupar weg naar 2-3 en worden ze wereldkampioen.
In de televisiestudio zal de eerste vraag van de Robin Janssens van dienst dan zijn: ‘We zijn wel wereldkampioen, maar op basis van de eerste helft is dat eigenlijk onverdiend.’ Waarna Franky Van der Elst of Emilio Ferrera dat zullen bevestigen, en erop wijzen dat de balrecuperatie in het middenveld en de opbouw langs de flanken fel te wensen over liet.
De volgende dag zal ÇOIS COLIN, CHEF-SPORT VAN HET NIEUWSBLAD, IN ZIJN COMMENTAAR ONDER DE KOP ‘VIJF VOOR TWAALF’ STELLEN DAT ALS DE VOETBALBOND NU OOK VAN DEZE GELEGENHEID GEEN GEBRUIK MAAKT OM IN TE GRIJPEN EN HET ROER DRASTISCH OM TE GOOIEN, WE NOOIT MEER WERELDKAMPIOEN ZULLEN WORDEN.
DAT DOET ONS DENKEN AAN DE BRITSE EX-PREMIER HAROLD WILSON, DIE ZEI: ‘HET IS OPVALLEND DAT ALS ENGELAND DE WERELDBEKER VOETBAL WINT, DAT TELKENS ONDER EEN LABOUR-REGERING IS.’ U WEET ONGETWIJFELD DAT ENGELAND SLECHTS ééN KEER WERELDKAMPIOEN IS GEWORDEN, NAMELIJK IN 1966 IN EIGEN HUIS EN DAN NOG MET EEN ONGELDIG DOELPUNT. ALTHANS, VOLGENS NATUURKUNDIGEN VAN DE UNIVERSITEIT VAN HEIDELBERG, DIE OP BASIS VAN WETENSCHAPPELIJKE SIMULATIES EN DE WETTEN VAN NEWTON EN MURPHY BEREKENDEN DAT DE BAL VAN GEOFF HURST NOOIT OVER DE LIJN KON ZIJN GEWEEST. VOLGENS HUN ENGELSE COLLEGA’S UIT OXFORD, DIE DEZELFDE BEREKENINGEN TOEPASTEN, WAS HIJ ER MINSTENS EEN METER ACHTER. ‘JE MOET AL ZO SCHEEL ZIJN ALS EEN DUITSER OM DAT NIET TE ZIEN’, ALDUS DE DEAN VAN MAGDALEN COLLEGE IN EEN WEINIG ACADEMISCHE UITVAL.
WIJ VOETBALJOURNALISTEN ZIJN HET SLACHTOFFER VAN ONZE AANGEKWEEKTE DRANG NAAR OBJECTIVITEIT, DIE STAMT UIT DE JAREN ZEVENTIG. DE BELGEN VERSLAAN WERELDKAMPIOEN FRANKRIJK IN ZIJN EIGEN STADE DE FRANCE, EERSTE VRAAG VAN BART RAES AAN FRANKY VAN DER ELST: ‘VERDIEND KUNNEN WE DIT NIET NOEMEN.’ ZE KLOPPEN COSTA RICA, TOCH OOK EEN EINDRONDE-DEELNEMER, HEADLINE IN HET MIDDAGNIEUWS: ‘EEN GEVLEIDE OVERWINNING VOOR DE ERG MATIG SPELENDE RODE DUIVELS.’ MOCHTEN DE BELGEN AL NA TWINTIG SECONDEN SCOREN, DAN ZOUDEN ZE OP TELEVISIE BEWEREN DAT HET TEGEN DE GANG VAN HET SPEL IN WAS.
NU IS ER EEN STELREGEL DIE ZEGT DAT JE ONBELANGRIJKE SPORTEN KAN HERKENNEN AAN DE KRITIEKLOZE MANIER WAAROP EROVER BERICHT WORDT. MAAR ANDERZIJDS, WANT BIJ KNACK ZIJN WIJ MANNEN VAN ENERZIJDS-ANDERZIJDS EN VAN DE WAARHEID LIGT IN HET MIDDEN, ANDERZIJDS KUN JE TOCH OOK WASEIGE BEGRIJPEN DIE STILAAN UIT ZIJN VEL SPRINGT OVER HET VOORTDUREND BELICHTEN VAN DE NEGATIEVE KANTEN DOOR VOORAL DE VLAAMSE PERS.
WIJ HEBBEN HET GENOEGEN GEHAD IN SAN SIRO NAAST DE KAMEROENSE RADIOREPORTER TE ZITTEN, TOEN IN DE OPENINGSMATCH VAN HET WK’90 ZIJN LAND ONDANKS TWEE UITSLUITINGEN WERELDKAMPIOEN ARGENTINIë, INCLUSIEF MARADONA, MET 0-1 VERSLOEG. KREEG TIEN MINUTEN NA AFFLUITEN DE PRESIDENT VAN KAMEROEN PERSOONLIJK AAN DE LIJN, EN DIENDE PER ZIEKENWAGEN TE WORDEN AFGEVOERD. VAN ENERZIJDS EN ANDERZIJDS HEBBEN ZE IN YAOUNDé NOG NOOIT GEHOORD, EN WAAR DE WAARHEID IN KAMEROEN LIGT, HEEFT VOORALSNOG NIEMAND MET ZEKERHEID KUNNEN BEPALEN, MAAR ALLESZINS NIET IN HET MIDDEN.
LESSEN VAN BILL SHANKLY
Waseige en de pers, dat bleef de rode draad door de eerste week van de Rode Duivels op Japanse bodem, en het komt in dit toernooi niet meer goed. Het zat al scheef vóór het vertrek, en de weinig elegante manier waarop de coach het einde van zijn contract meedeelde, of beter gezegd niet meedeelde, blies de laatste brug op. Het duurde enkele dagen voor Waseige onder ogen kreeg waarvoor hij zo al werd uitgescholden in de Vlaamse dagbladen, en dat was niet geschikt om die brug te herstellen. Laat staan in 48 uren, zoals ze dat op de Boudewijnsnelweg kunnen. Er was maar plaats voor één kwinkslag, toen de bondscoach aankondigde dat zijn spelers een warmwaterbron zouden bezoeken: ‘Een kwartier in dat water en u komt eruit als een beter mens. Tenzij u journalist bent.’
Dat was op zondag, acht dagen vóór de eerste wedstrijd tegen Japan. Acht dagen met achter de hoek de dreiging van verveling voor spelers en pers, acht dagen om de ruzie deskundig uit te diepen met kleine pesterijtjes heen en weer. Zoals cameralui en fotografen slechts vijfentwintig minuten de tijd geven om de trainingen te filmen en te fotograferen. Men kan aanvoeren dat dat ruimschoots volstaat, maar dat is dan gerekend zonder het goed getrainde geheugen van de verslaggevers: in de tijd van Guy Thys liepen de fotografen zelfs tijdens de onderlinge wedstrijdjes mee op het veld. De eerste die daar komaf mee maakte, was Walter Meeuws en het betekende het begin van zijn ondergang.
Het niet geven van de ploegopstelling is een ander oud zeer dat de relatie trainer-pers kan verzuren. Een zeer van alle tijden. Toen Bill Shankly, de grote Liverpool-manager uit de jaren zestig en begin jaren zeventig, gevraagd werd naar de samenstelling van zijn team voor de match tegen AC Milan, bromde hij boos: ‘Dat geheim ga ik de Italianen niet cadeau doen. Als het aan mij lag, zou ik ze zelfs het uur van de aftrap niet verklappen.’
Voor Shankly was Liverpool alles. Naar verluidt was hij de eerste die uitpakte met het inmiddels klassieke grapje: ‘In Liverpool zijn twee grote ploegen: FC Liverpool en de reserven van FC Liverpool.’ Dat was geestig, maar het was vooral kwetsend bedoeld voor de andere grote ploeg uit de stad: Everton. Waarover Bill zei: ‘Mocht Everton in mijn tuin spelen, deed ik de gordijnen dicht.’ Of nog: ‘Als ik meer tijd had, zou ik diep genoeg afdalen in de rangschikking om eens te zien hoe het met Everton gesteld is.’ Shankly gaf zijn ontslag bij de Reds in 1974, en stierf in 1981 na een hartaanval. Waarna hij postuum werd beledigd door ex-Leedsspeler Johny Giles die liet optekenen: ‘Zijn hart is gebroken toen hij zag dat Liverpool zonder hem nog meer succes had dan met hem.’
IDEM BIJ DE SPANJAARDEN
Maar goed, we hadden het over Waseige, want als wij beginnen over Engelse clubmanagers zouden wij vier Knacks kunnen volschrijven. Zoals over Brian Clough, de schreeuwmuil van Nottingham Forest, wiens mening werd gevraagd over de toenemende plaag van het hooliganisme. ‘Ik heb maar weet van 92 hooligans,’ antwoordde Clough, ‘de voorzitters van de 92 ligaclubs.’ Zijn collega Tommy Docherty ging nog verder: ‘Het ideale clubbestuur bestaat uit drie leden, van wie er twee dood zijn en één stervende.’ Die Docherty hield het, dat zal niemand verbazen, nergens lang vol. Zodat hij zelf besloot: ‘Ik heb meer clubs gehad dan Jack Nicklaus.’
In vergelijking met deze kerels is Waseige een kalme mens. Vandaar dat niemand begrijpt hoe hij zich heeft laten verleiden tot dat voor niets of niemand dienstig zijnde gekibbel met de pers. Nu is dat tijdens een WK een universeel verschijnsel. José Camacho gaf vorige week twee uur videoles aan de Spaanse pers, om uit te leggen hoe zijn tactiek in elkaar zat. ‘Want ik heb de kranten gelezen en vastgesteld dat jullie er niets van begrijpen. Niet eens jullie eigen vragen, zo dwaas zijn jullie.’
Ach zo. Over de tactiek van Camacho zullen wij niet oordelen, maar de tactiek van de Spaanse spelers heeft geen geheim: ‘Hoe kunnen we zo snel mogelijk terug naar huis?’ De Spanjaarden hebben een van de meest hoogstaande competities, hebben met Real Madrid en Barcelona twee van de rijkste en succesrijkste clubs ter wereld, maar hun nationale ploeg is al veertig jaar lang een ramp. In de voorrondes? Telkens outstanding. Zit je in dezelfde groep, dan speel je voor de tweede plaats. Maar op een eindronde, een paar weken van huis weg? Hopeloos. Geraken nooit verder dan de kwartfinale van een groot toernooi. Alleen als de eindronde in Spanje zelf of in Frankrijk wordt gespeeld, is de Armada bereid zich in te spannen om het verblijf te rekken. Is het verder weg, dan lopen de spelers al na twee dagen gebukt onder het heimwee, en zorgen ze ervoor dat ze zonder dat het opvalt hun koffers mogen pakken. Er gaat geen eindronde voorbij of de Spaanse keeper laat een bal binnen die een blinde had gepakt.
Volgens sommigen betaalt de Spaanse ploeg de tol voor het succes van de Spaanse clubs, die een loodzware competitie en beker moeten afwerken en ook Europees meestal heel lang meegaan. Zodat hun vedetten eind mei niet op maar door hun tandvlees zitten, en als er dan nóg een groot toernooi volgt finaal onderuitgaan. Maar vertel dat aan Spaanse journalisten die dagelijks een volledige sportkrant of vier moeten vullen. Die hebben geen boodschap aan logische verklaringen.
IDEM BIJ DE DUITSERS
Nog minder begrip treft men aan bij Duitse reporters. Bild Zeitung! De naam alleen houdt al vele generaties Duitse bondscoaches uit hun slaap. Behalve Franz Beckenbauer, maar die is zelf de grootste kwelduivel van zijn collega’s. In Bild heeft Franz sinds mensenheugenis een column, op tijd en stond afgewisseld door Karl-Heinz Rummenigge. Beiden zijn voorzitter en ondervoorzitter van Bayern München. En van de Duitse Voetbalbond, het organisatiecomité van het volgende WK, Adidas, Unicef, en de Wereldraad der Kerken. Noem het, en Beckenbauer en Rummenigge zijn er voorzitter en ondervoorzitter van.
Maken in Bild gehakt van elke voetballer die het Duitse shirt aantrekt, het meest van al van de eigen Bayernspelers, en stoven fricassee van elke trainer die op de Duitse bank gaat zitten. Franz heeft uiteraard recht van spreken, hij is samen met de Braziliaan Mario Zagallo de enige die als trainer én als coach wereldkampioen is geworden. De fysieke gelijkenis tussen Franz en Zagallo is trouwens verbluffend. Kregen wij van de hoofdredactie meer plaats, wij zouden u vertellen hoe de theorie van Lombroso moet worden toegepast op nationale voetbaltrainers.
De Duitsers zijn heel erg, maar alle grenzen in de relatie pers-coach werden overschreden toen het Franse sportdagblad L’Equipe vier jaar geleden de oorlog verklaarde aan bondscoach Aimé Jacquet. L’Equipe is niet zomaar een sportblad. Met zijn 360.000 verkochte exemplaren per dag is het de grootste nationaal verspreide krant van Frankrijk. Groter dan LeMonde en LeFigaro. Alleen het regionale Ouest France verkoopt meer. Vier jaar geleden beging L’Equipe de grootste flater uit zijn geschiedenis, door al vóór de WK-eindronde Aimé Jacquet een hopeloze kluns te noemen. En dat niet één keer, maar consequent gedurende meer dan een jaar. Ook toen tijdens de eindronde duidelijk werd dat Frankrijk richting finale ging, bleef L’Equipe koppig haar mening boven de feiten verkiezen, een euvel dat je in de sportjournalistiek wel vaker aantreft. Tot Frankrijk uiteindelijk wereldkampioen werd en hoofdredacteur Jerôme Bureau zijn excuses diende neer te schrijven.
DEONTOLOGISCHE PRINCIPES
De hamvraag is of de sportjournalist wel enthousiast moet of mag zijn over sporters. Behalve Yves Desmet zal geen politiek redacteur zo dwaas zijn lyrisch te worden over politici, waarom de sportredacteur dan wel? Wij roepen de hulp in van de vader van ons beroep, Pol Jacquemyns, die in 1946 het standaardwerk Wilt u sportjournalist worden? op de markt bracht. Met daarin de onsterfelijke passage: ‘De sportrubriek zou er nogal uitzien indien alles wat wordt ingezonden werd opgenomen.’
Wij lezen hoofdstuk XVII: omgang met den athleet. ‘ De omgang van den sportjournalist met den athleet vergemakkelijkt hem onbetwistbaar de taak. Hij verneemt dingen die hij anders misschien niet zou weten over het verloop van sommige sportnummers, over wat zich achter de schermen van het sportbedrijf afspeelt, en vele andere dingen die de figuur van den sportbeoefenaar helpen belichten.‘
En dan komt het, de regel die vele hedendaagse voetbaljournalisten wel eens durven te vergeten: ‘ Deze omgang weze waardig.‘ Zowel in de lof als in de kritiek. En in de koppen, voegen wij eraan toe. Vorige week dinsdag op de eerste sportbladzijde van Het Laatste Nieuws: ‘Rode Duivels stinken als de pest.’ Wat vindt u, is dit een blijk van waardige omgang? De inhoud van dat stuk was uiteindelijk zo erg niet, de Rode Duivels hadden een bezoek gebracht aan die fameuze warmwaterbron en de stank van de zwavel was na vier keer douchen nog niet uit lijf en leden. Maar die nuance ontbrak in de kop.
‘ Er zijn journalisten‘ vervolgt Pol Jacquemyns, ‘die achter den athleet aanhuppelen als het kuiken achter de klokhen. Ze kroonhalzen als ze met wielrenner X of voetballer Y over straat loopen of in de herberg samen een pint pakken. Soms gaan ze niet terug voor een lakeienrol, knappen voor den athleet allerlei karweien op, tracteeren hem, tronen hem mee met den wagen van de krant, noodigen hem te pas of te onpas ten hunnen uit, kortom trachten door alle middelen bij hun sportgod in het gevlij te komen. Daarentegen zijn er ook sportjournalisten die van uit de hoogte op den athleet neerzien, of die elken omgang met den laatsten stug vermijden. Hier, zooals bij alle dingen, dient de gulden middenweg te worden betreden.‘ Voilà. Hebben wij het niet gezegd: de enerzijds-anderzijds-filosofie van Knack. Dat zich ook in de controverse tussen Waseige en de sportpers neutraal wenst op te stellen, omdat dat nu eenmaal verstandiger is.
Dat is ook de reden waarom u in dit nummer geen commentaar, positief noch negatief, zal lezen over de prestatie van de Rode Duivels tegen Japan. Temeer daar wij dit artikel dienen in te leveren op maandagochtend en de match pas op dinsdagochtend plaatsvindt. Dat wij geen gerespecteerd beroep hebben wist u al, dat het ook geen gemakkelijk beroep is heeft u hiermee vernomen. Toen wij als jonge reporter eens in het stadion van Crystal Palace zaten, hebben wij daar onze belangrijkste levensles tot nu toe in de persbanken gekrast gezien: ‘Niets is deprimerender dan een oude voetbaljournalist.’
Koen Meulenaere
De Spaanse tactiek is simpel: zo snel mogelijk terug naar huis.
Er zijn journalisten die achter den athleet aanhuppelen als het kuiken achter de klokhen.