VLD-voorzitter Guy Verhofstadt lijkt wat moeite te hebben om de rust in de partij te bewaren. Praten helpt. Daarom dit gesprek.
Er heerst onrust in de rangen van de VLD. Dat is merkwaardig omdat de medewerking die de partij aan het octopusakkoord verleende, de liberalen voor het eerst in tien jaar uit het politieke isolement haalde. Het leek alsof de banvloek die op de VLD rustte, was opgeheven. Bovendien wordt straks het gesprek met het middenveld op gang getrokken. Maar de verkiezingen naderen en tien jaar oppositie heeft sporen nagelaten.
Er waren natuurlijk de recente oprispingen van Marc Verwilghen, die zich ontevreden toonde over de manier waarop voorzitter Verhofstadt de verkiezingscampagne voorbereidde en de plaats die hij daarin toebedeeld kreeg. De voorzitter van de Dutroux-commissie ging dermate in het rood, dat de vraag gesteld kon worden of Verwilghen niet aanstuurde op een breuk met zijn partij; hij zou niet ongevoelig zijn voor de sirenenzang van ID21. De pogingen van de partijleiding om bruggen te slaan, eerst met ID21 van Bert Anciaux, dan met de Volksunie van Patrik Vankrunkelsven, worden ook niet altijd goed begrepen. Een samenwerking, zij het vrijblijvend, met VU’ers als Geert Bourgeois en Vankrunkelsven kan er voor de gemiddelde VLD’er best mee door. Maar van het politieke brabbeltaaltje van een Bert Anciaux worden ze in die kringen helemaal onwel.
Intussen blijft de ruzie in de Brusselse VLD woekeren. Gewezen PVV- en VLD-penningmeester Leo Goovaerts lijkt er zijn jongere collega in de Brusselse raad Guy Vanhengel van de lijst te willen pesten. Slagen onder de gordel worden in dat conflict niet gemeden. Goovaerts laat er zich tussen neus en lippen graag op voorstaan dat hij goed thuis is in de financiële keuken van de partij. Het bijzonder ontijdige lek over de, zogenaamde, desastreuze financiële situatie van de VLD wordt hem toegeschreven. De PVV-veteraan ontkent in alle toonaarden, maar de circumstantial evidence in zijn richting is overweldigend.
Voorzitter Verhofstadt heeft dus moeilijke weken achter de rug. En nieuwe geruchten doen al de ronde: klopt het dat er in september een nieuw verruimingscongres op stapel staat?
GUY VERHOFSTADT: Waar halen ze het? De werkelijkheid is dat na de goede ervaringen van het Octopus-gesprek met Volksunie en PRL werd gezegd dat we dergelijke vormen van overleg moesten aanhouden. Want samen met PRL en VU kunnen we bijkomende hervormingen realiseren en belangrijke dossiers deblokkeren. Bijvoorbeeld het communautaire dossier, want die communautaire spanningen moeten eindelijk eens opgelost geraken. Wat tijdens het Octopus-overleg werd verwezenlijkt, moet ook kunnen voor de sociaal-economische kwesties, voor de politieke hervormingen.
Zonder allerhande kunstmatige electorale constructies te willen opzetten – die de achterban van beide partijen, VLD en VU, toch niet verteren -, bestaat het gevoelen dat het bijzonder positief zou zijn mochten VLD, VU en PRL elkaar als bevoorrechte partners beschouwen. De contacten met onder meer Vankrunkelsven en Bert Anciaux gaan in eerste instantie daarover. Die besprekingen hebben niks geheims, want ze worden in alle openheid aan de partij voorgelegd.
U wilt dus alle problemen oplossen voor de verkiezingen?
VERHOFSTADT: Uiteraard niet. Maar je moet voor de verkiezingen een aantal dossiers voorbereiden, ze aan de kiezers voorleggen om ze naderhand te kunnen verwezenlijken. Het lijkt me bijzonder constructief dat partijen als VLD, PRL en VU daarover kunnen praten, zonder dat daar allerhande politieke bijbedoelingen worden aan vastgekoppeld.
Daarom ontken ik, met mijn kennis, dat Verwilghen verborgen bedoelingen zou hebben.
Zijn fameuze uitspraken heeft u niet ervaren als een aansturen op een breuk?
VERHOFSTADT: Zeker niet. Het gebeurt in de politiek wel vaker dat er wat spanning, wat elektriciteit in de lucht hangt. Daarom heb ik ervoor gezorgd dat die kwestie meteen werd opgelost en heb ik voorgesteld om samen, als een echte tandem, de Senaatslijst te trekken.
De partijleden moeten zich daarover nog uitspreken. Wat als ze beslissen dat Verwilghen de lijst moet aanvoeren?
VERHOFSTADT: Dan leg ik me daar bij neer. Enkele jaren geleden zou ik me daar nog druk over gemaakt hebben. Die tijd is voorbij. Hoe meer stemmen Verwilghen behaalt – en hij zal er een pak halen -, des te beter voor de partij. Als partijvoorzitter wordt mijn werk gemeten aan de verkiezingsresultaten en niet aan mijn persoonlijke score.
U blijft dus de coach die ook wil scoren?
VERHOFSTADT: Laten we zeggen dat we nu met twee spitsen spelen. Laten we hopen dat ons kanon scherper staat dan dat van Nilis en van Oliveira.
U kunt alvast het handboek van Georges Leekens doornemen.
VERHOFSTADT: Dat zou ik vooral niet doen. Laten we het bij onze eigen handboeken houden.
Het valt op dat u in de gesprekken met VU en PRL niet rept over ID21 van Bert Anciaux.
VERHOFSTADT: Ik heb gesproken over Vankrunkelsven en Bert Anciaux.
Bedoelt u dan de Bert Anciaux van de VU of die van ID21?
VERHOFSTADT: Voor mij is dat allemaal één geheel. VU en ID21 hebben trouwens het voornemen een samenwerkingsverband uit te werken.
Toch lijken niet veel VLD’ers onder de indruk van wat door ID21 wordt gelanceerd.
VERHOFSTADT: Ik sta altijd positief tegenover dergelijke initiatieven.
U bent er ook gaan spreken. Al wordt beweerd dat u dat alleen heeft gedaan nadat u vernam dat Jos Geysels van Agalev afhaakte.
VERHOFSTADT: Maar enfin, wie vertelt dergelijke onzin toch allemaal!? Ik ga spreken met elke groep die veranderingen en politieke vernieuwing tot stand wil brengen.
Wat is het vernieuwende van ID21?
VERHOFSTADT: ’t Is toch niet aan mij om de boodschap van ID21 te verklaren.
U vindt die voorstellen vernieuwend, positief. Veel van uw partijgenoten doen wat op ID21-bijeenkomsten wordt verteld, af als een politiek kleutertaaltje.
VERHOFSTADT: Het is toch beter dat jongeren zich daarmee inlaten, dan dat ze zich in het antipolitieke kamp storten en het politieke bedrijf afdoen als iets vies, iets vuils. Vandaar mijn positieve ingesteldheid, niet alleen tegenover ID21, maar ook tegenover andere, zelfs plaatselijke organisaties die ijveren voor een meer directe democratie. Wat aardig schijnt te lukken, want binnenkort zijn we allicht – hopelijk – toe aan een wijziging van de wet op de organisatie van het referendum. Is dat niet positief?
Belangrijk is dat, als we ook de sociale en economische kwesties willen regelen, de VLD versterkt uit de volgende verkiezingsslag komt. De voorbije jaren heeft de VLD al tal van debatten op gang getrokken. Willen we iets verwezenlijken, eventueel in samenwerking met partners zoals PRL en met de VU, dan moeten we een electoraal succes boeken.
Heeft u ook gepraat met de initiatiefnemers van Vivant? Want die zitten met hun sociaal-economische voorstellen helemaal op uw terrein.
VERHOFSTADT: Tot nu toe heb ik die mensen nog niet ontmoet. Maar intussen bereiden we ook de bespreking voor van onze sociaal-economische plannen met het middenveld. Kwestie van een aantal weerstanden te overwinnen die daar destijds verkeerdelijk zijn opgeworpen.
Zegt u nu: ik ben destijds in enkele van mijn Burgermanifesten mijn boekje te buiten gegaan?
VERHOFSTADT: Ik denk niet dat ik toen heb overdreven. Wat daar staat, is wat nu wordt besproken: de primauteit van de politiek. De politiek moet de beslissingen nemen; het middenveld moet bij de uitvoering van die plannen worden betrokken. Daarover willen we nu gaan praten.
In het verleden heeft de politiek al te vaak haar taak afgestoten en overgelaten aan de sociale partners – al blijkt ook dat systeem intussen te sputteren. Wij willen de rollen niet omkeren, maar een ander model in de plaats stellen. Ik heb dat in het verleden met een zekere furie, met een zeker vuur verdedigd en daarbij gezegd dat het nu maar eens moest gedaan zijn met de manier waarop het middenveld de politiek blokkeerde. Misschien ware het juister geweest te stellen dat de politiek al die jaren maar al te graag haar sociaal-economische opdracht heeft gedelegeerd.
Wordt de interne zenuwachtigheid bij de VLD niet aangescherpt door de vaststelling dat de rooms-rode regering van premier Jean-Luc Dehaene – sociaal en economisch dan – een aantal zeer goede cijfers kan voorleggen? De werkloosheid daalt. De crisis wordt niet meer zo scherp aangevoeld als begin van de jaren ’90 toen de VLD werd opgericht.
VERHOFSTADT: Om te beginnen, heerst er binnen de VLD geen zenuwachtigheid. Wat is me dat!? De werkloosheid daalt inderdaad met twintig, vijfentwintigduizend – en dan nog bijna uitsluitend in Vlaanderen. Maar we blijven met een immens werklozenbestand opgezadeld. Er is een lichte verbetering, veelal in de hand gewerkt door de verbeterde conjunctuur. Wat niet wegneemt dat met al de energie in dit land veel betere resultaten kunnen worden bereikt. Wij moeten, zoals in Nederland, de werkloosheid tot vijf procent kunnen herleiden.
Wij willen duidelijk maken dat als het beleid ernstig wordt bijgestuurd – door een fiscale hervorming, door een werkgelegenheidsplan, door sociale hervormingen -, we in staat zijn de werkloosheid niet met vijfentwintigduizend te laten dalen, maar ze gewoonweg te halveren. Echt te halveren! Dat is nu niet het geval want de toestand blijft erg fragiel. Bij de minste rentestijging, of een economisch onweer in Azië, kan alles weer omslaan. We moeten de problemen niet oplossen wanneer ze zich stellen. De kunst bestaat erin ze te voorzien.
Het gaat om politieke keuzes, niet om crisismanagement. We betreuren twee zware ongelukken met vrachtwagens en plotseling staat iedereen in het parlement met eigen repressieve maatregelen te zwaaien, maar van een coherent verkeersbeleid is nog altijd geen sprake. Politiek is iets anders dan alleen crisismanagement.
Op welk niveau gaat u met het middenveld praten?
VERHOFSTADT: Als we de weerstanden willen wegwerken, moet dat overleg waaraan Rik Daems volop werkt, zeer breed zijn. Want onze voorstellen in verband met de 200 miljard frank op drie jaar tijd, die het creëren van werkgelegenheid fors moeten doen toenemen, zijn zeer realistisch. Zelfs het Vlaams Economisch Verbond heeft onlangs nog bij monde van Mieke Offeciers op onze studiedag gezegd dat het zich, als dit plan in werking treedt, engageert voor het creëren van 150.000 nieuwe banen. 150.000 arbeidsplaatsen – het weze dan deeltijdse en voltijdse door elkaar! Dat bewijst toch dat onze plannen minstens ernstig te nemen zijn. Laten we daar dan toch eens over gaan praten en de weerstanden wegwerken.
Heeft tien jaar oppositie u milder gestemd?
VERHOFSTADT: Ongetwijfeld. Al was dat in mijn geval veeleer het gevolg van de periode toen ik helemaal aan de zijlijn ging staan en me toelegde op het werk in de Senaat en in de Rwanda-commissie. Je mag nog de beste plannen klaar hebben. Wat baten ze als je steeds weer, bij gebrek aan medestanders, met de kop tegen de muur loopt, en als aan de andere kant niemand je de hand reikt om je alsnog over die muur te helpen. Door de samenwerking met PRL en VU geraken we misschien over die muur waar die vertegenwoordigers van het middenveld wachten.
Bent u in zaal F een laatste keer tegen de muur gelopen?
VERHOFSTADT: Toch niet. Zelfs Tobback ziet intussen in dat die wet op het referendum niet deugt en dat ze aan wijziging toe is. Daarbij wordt telkens verwezen naar wat in zaal F is uitgewerkt.
Is de tijd nu rijp voor de ideeën die u vier, vijf jaar geleden lanceerde? Want intussen dreigen anderen met die voorstellen, zoals het referendum, te gaan lopen.
VERHOFSTADT: Dat nu mogelijk wordt wat vijf jaar geleden ondenkbaar was, heeft natuurlijk te maken met de psychologische schok veroorzaakt door de Dutroux-affaire. Mensen hebben ingezien dat er wat moest veranderen. We kennen de uitspraak van Marcel Van Dam: de mensen houden nog liever van de ongemakken van het status-quo dan van de onzekerheid van de verandering. Die houding is nu veranderd. Men heeft ingezien dat niets doen uiteindelijk tot tragedies leidt. De angst voor de verandering is afgelegd. Het Octopus-overleg heeft aangetoond dat radicale wijzigingen mogelijk zijn. Dat is belangrijker dan de vaststelling dat andere partijen met onze voorstellen gaan lopen. De mensen weten heus wel wie die voorstellen lanceerde.
U sprak over de muur waar u met de hulp van VU en PRL over kan. Het lijkt er veeleer op dat aan de overkant niet het middenveld, maar Dehaene en Tobback wachten.
VERHOFSTADT: Wie aan de andere kant van de muur staat, zal de kiezer uitmaken. De kiezer zal trouwens ook de hoogte en de dikte van de muur bepalen.
U praat over de samenwerking met de Franstalige liberalen van de PRL. Dan moet de VLD haar kiezers ook uitleggen dat ze bij de PRL al een akkoord hebben met de Parti Socialiste.
VERHOFSTADT: Dat wordt verteld. Dat onze Franstalige partner ervoor zorgt dat hij onmisbaar, incontournable, wordt voor het beleid, is op zich positief. Daar komt nog bij dat de jongste maanden de contacten tussen VLD en PRL enorm zijn verbeterd.
Hoopt u nog Louis Tobback te kunnen overtuigen dat paars niet noodzakelijk tot bont en blauw leidt?
VERHOFSTADT: Dat hebben ze intussen in Nederland wel aangetoond. Dat Nederlandse verhaal is toch boeiend. Kan dat hier? Dat zal afhangen van de evolutie die de socialisten doormaken.
Over paars gesproken. Heeft u “Globalisation, Inequality & Social Democracy” van uw toekomstige coalitiegenoot Frank Vandenbroucke al gelezen?
VERHOFSTADT: Ik moet bekennen dat ik de jongste maanden vooral romans heb gelezen. Hoe dan ook, wat paars in Nederland heeft gerealiseerd, is ook bij ons mogelijk. Moet dat noodzakelijk door een paarse coalitie? Veel zal afhangen van de evolutie binnen de verschillende partijen, en vooral binnen de SP, waar het nog niet echt duidelijk is welke richting die partij uit wil. Gaat de SP in de richting van Blair, van Kok, van Schröder, of draait die partij de andere kant op? Tijdens het jongste SP-congres heeft Norbert De Batselier alvast een aantal accenten gelegd die afwijken van wat in het verleden werd gesteld.
Met paars of met een rooms-blauwe coalitie? Mij om het even. Als het maar het beleid van een paars kabinet is. Niet de kleur van de coalitie, maar de inhoud van het programma is van belang. Zoniet blijven we met klassieke machtsspelletjes en electorale manoeuvres bezig.
Daar wordt u nu al van verdacht door Agalev, dat wil verhinderen dat u en andere VLD-kopstukken op verschillende lijsten gaan staan.
VERHOFSTADT: Wij steunen dat voorstel, en ik wil er zelfs een punt aan toevoegen: het cumulverbod. Die cumul is veel erger dan het feit dat kandidaten op verschillende lijsten staan.
Wij dachten eraan onze sterkste troeven op verschillende lijsten uit te spelen, uit zelfverdediging, omdat anderen dat in het verleden hebben gedaan. Ik moet toch niet herinneren aan Louis Tobback en Johan Vande Lanotte, die destijds op verschillende lijsten stonden.
Dat was voor de goede zaak!
VERHOFSTADT: En bij mij is het voor de pure macht, zeker? Wat zijn wij toch naïef geweest!
Herman De Croo had destijds toch gelijk: alle kopstukken samen op de Europese lijst.
VERHOFSTADT: Precies. Wij hebben dat niet gedaan. Anderen wel. Beter nog: Didier Ramoudt, onze Vlaamse volksvertegenwoordiger uit Oostende, deed op het partijbureau ooit een voorstel dat identiek was aan dat van Agalev. Ramoudt wist waarover hij sprak: hij was in Oostende op Vande Lanotte gebotst. Wij hebben Ramoudts voorstel nooit ingediend omdat het toch nooit aanvaard zou worden. Nu zullen we Agalev steunen, maar we vragen dat in het nieuwe voorstel ook het cumulverbod wordt ingeschreven.
Ook tussen gemeentelijke en parlementaire mandaten?
VERHOFSTADT: Zeer zeker. Politiek is niet langer een tijdverdrijf. Dat is een voltijdse bezigheid. Omer Van Audenhove, die kwam twee keer per week op de partij. Frans Grootjans kwam drie keer per week, Willy De Clercq vier dagen per week, en ik zit daar – net als mijn voorgangers Annemie Neyts en Herman De Croo – de hele week. Zelfs een schepenambt in een stad of gemeente is vandaag de dag een fulltime job.
U moet dus tegen Verwilghen gaan zeggen dat hij ontslag moet nemen als schepen van Dendermonde?
VERHOFSTADT: Verwilghen is niet de enige in dat geval.
Wij stellen hem gaarne tot voorbeeld.
VERHOFSTADT :Allez, nu even ernstig. Iedereen bij ons was het daar op het VLD-congres mee eens. Er werd wel bij gezegd: laten we dit alles in een wet vastleggen.
Hoe zou dat nu komen dat al die voorstellen beter klinken als ze van andere partijen dan van de VLD komen?
VERHOFSTADT: Dat kan je van Octopus toch niet zeggen. Al die voorstellen kwamen van ons.
Maar dat was een dubbele operatie: premier Dehaene wilde vooral zijn regering redden.
VERHOFSTADT: De coalitie deed er haar voordeel bij. Da’s zeker. Maar wij hebben dat debat beheerst. Toen we destijds begonnen over het referendum, luidde het in koor: niks van, wij zijn een parlementaire democratie. Nu aanvaardt iedereen een gemengde democratie, parlementair en direct. Je voelt met je ellebogen dat ze de wet op de referenda zullen wijzigen.
Is dat nu niet net de slimmigheid van Tobback en Dehaene dat ze op die manier een en ander kunnen doorsluizen?
VERHOFSTADT: Dat is precies het punt in de politiek waar ik de grootste moeite mee heb – sommigen bij de VLD vinden dat mijn zwakste punt: dat werken met stapjes, niet te snel, niks bruuskeren, en als het moet a contrario je gelijk halen. Soms is dat verstandig, soms leidt dat tot tragedies, omdat problemen niet opgelost geraken. Problemen alleen oplossen als ze zich stellen, het adagium van premier Dehaene, lijkt verstandig maar heeft soms een vernietigende bijwerking. Wij hebben meegemaakt tot wat die houding heeft geleid bij politie en justitie.
Wij bedrijven politiek zoals we voetballen: meteen de billen dicht als er grote maatregelen moeten worden genomen. Laten we nu eindelijk toch eens iets meer envergure aan de dag leggen.
’t Is tragisch dat er eerst drama’s moeten gebeuren vooraleer we durven discussiëren over zaken waar we voorheen niet eens durfden over na te denken. Dat het tot een eengemaakte of geïntegreerde politie kwam, was slechts mogelijk door het plots vrijkomen van al die opgekropte verontwaardiging. Want dat is toch een keerpunt geweest in de Belgische politiek. Eén bladzijde uit het eindverslag van de Dutroux-commissie vermocht meer dan alle Burgermanifesten samen.
Nadat Vic Anciaux uit de Brusselse regering stapte, heeft u belet dat de VLD in de meerderheid kwam en mee het Hoofdstedelijk Gewest ging besturen.
VERHOFSTADT: We hebben daar een consequente houding aangenomen: we wilden eerst uitsluitsel over een gewaarborgde vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel. Er is destijds over een staatshervorming onderhandeld. Zij die toen over Brussel praatten, hebben op de eerste plaats zichzelf bediend door zich van een post in de Brusselse regering te verzekeren. Maar het probleem van de Vlaamse vertegenwoordiging in de gemeentebesturen, in de Hoofdstedelijke Raad, is nooit opgelost. Wij willen dat eerst geregeld zien, vooraleer we in een Brusselse regering stappen. Want wat houden we anders over aan een Brussels staatssecretariaat? Een auto met chauffeur en een pak kabinetsleden?
Bovendien eisen we bijkomende middelen om verkrotting tegen te gaan. Dat is op de eerste plaats een kwestie van middelen, maar dat hangt ook samen met een aantal kwesties die in Brussel zelf moeten worden geregeld, zoals het aanvaarden van het Octopus-akkoord.
In die zin is het wegblijven uit decoalitie toch een gemiste kans. Het was in elk geval een mogelijkheid om de hernieuwde samenwerking met de PRL aan de realiteit te toetsen.
VERHOFSTADT: Wij hebben er niet de minste moeite mee om in de Hoofdstedelijke Raad voorstellen te steunen die inhoudelijk in de juiste richting gaan. Maar in ons programma staat dat eerst het probleem van de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel moet worden geregeld. Van die hefboom maken we nu gebruik.
Intussen geraakt ook het dispuut tussen de twee VLD-vertegenwoordigers in de Hoofdstedelijke Raad, Leo Goovaerts en Guy Vanhengel, niet van de baan. Dat komt de geloofwaardigheid van de Brusselse VLD niet ten goede.
VERHOFSTADT: Het lijkt me hier veeleer te gaan over een persoonlijk geschil dan over een zuiver politiek dispuut.
Maar laat me rustig de tijd om de problemen van de lijstvorming op te lossen. Tegen het einde van het jaar zijn de ontwerplijsten klaar. Op 6 februari kunnen de VLD-leden zich daarover tijdens voorverkiezingen uitspreken.
Opnieuw kosten. Heeft u het uitlekken van het financieel gezondheidsrapport van de VLD niet ervaren als een poging om u onder druk te zetten?
VERHOFSTADT: Wie heeft gelekt, weet ik niet. Ik heb zoals iedereen het bericht in de krant gelezen. Het was gewoon een verkeerde weergave van de werkelijkheid.
Wij hadden inderdaad nog een schuld uitstaan van de verkiezingen van ’95, een gevolg van het feit dat we de campagne van al onze lijsttrekkers hadden gefinancierd. Die schuld is intussen volledig afbetaald. Bovendien maken we elk jaar veertien miljoen over aan onze arrondissementsfederaties.
Het is dus niet waar dat Verhofstadt twee gaten in zijn handen heeft?
VERHOFSTADT: Integendeel. Intussen hebben we opnieuw een reserve van tweeëntwintig miljoen frank aangelegd. Ook de federaties beschikken onderhand over eigen reserves.
Als bij andere partijen die reserves hoger liggen, is dat misschien het gevolg van het feit dat er daar een aantal miljoenen terechtkwamen, die daar niet thuishoren. Bij ons is dat niet het geval. Wij zijn misschien niet rijk, maar wel proper.
Iemand schreef onlangs dat u, om de VLD bijeen te houden, meer beloften heeft moeten doen dan u ooit kan houden.
VERHOFSTADT: Helemaal niet. De VLD is geen gemakkelijke partij, wat tegelijk zijn zwakte en zijn charme uitmaakt. Elke mandataris heeft een uitgesproken mening, en komt daar voor uit. De VLD is geen stalinistische groepering. Die botsing van ideeën, die liberale ingesteldheid, dat is pas stimulerend.
“Eén bladzijde uit het Dutroux-verslag vermocht meer dan alle Burgermanifesten.”
“We bedrijven politiek zoals we voetballen: meteen de billen dicht.”
“Niet de kleur van de coalitie, maar de inhoud van het programma is belangrijk.”
Hubert van Humbeeck Rik Van Cauwelaert