In Wallonië staat zijn naam als een brandmerk op de muren geschre- ven. Procureur des Konings Benoît Dejemeppe is wellicht de enige Belgische magistraat die deze bedenkelijke eer genoot. Een gesprek.
Zijn familie is van Luikse en Ardense origine. Maar de ouders van Benoît Dejemeppe, procureur des Konings van Brussel, weken uit naar de hoofdstad. ?Eigenlijk ben ik een migrant,? geeft hij toe. Hij is perfect tweetalig. Hij heeft werk van jurist Walter Van Gerven vertaald, en leest momenteel ?De Geruchten? van Hugo Claus. In het Nederlands.
Het gesprek heeft plaats op een vrijdagavond op de vijfde verdieping van het troosteloze bijgebouw van het Brusselse justitiepaleis. Een werkweek zit erop. Buiten haasten pendelaars zich naar de metrostations. Binnen loopt een werkster met overvolle asbakken het kantoor van de procureur uit. Zoals vaak, ook bij grote gelegenheden, draagt Dejemeppe zijn onafscheidelijke Hergé-das, met de portretten van personages uit de Kuifje-verhalen.
In politieke kringen kreeg Dejemeppe een PSC-etiket opgeplakt. Maar volgens Christine Matray van de Franstalige Association Syndicale des Magistrats, die zijn benoeming destijds steunde, behoort Dejemeppe allerminst tot ?de kring van verkrampte roodrokken die elke evolutie in de samenleving tegenstaan.? Bij zijn collega’s magistraten staat de procureur aangeschreven als een topjurist. Zijn medewerkers in het Brusselse justitiepaleis beschouwen hem als een bijzonder minzame man.
Toch stond in het eerste verslag van de Dutroux-commissie dat deze Benoît Dejemeppe niet over de nodige kwaliteiten beschikt om zijn parket te leiden. Sedert de Dutroux-affaire en vooral de mislukte enquête van het Brusselse gerecht naar de ontvoerder en moordenaar van Loubna Benaïssa wordt zijn naam op tal van bruggen en tunnelmuren van Wallonië uitgekreten.
Hoe komt het aan om zo te worden behandeld ?
BENOIT DEJEMEPPE : Dat komt heel hard aan. Een veroordeling wordt normaal uitgesproken door de rechtbank. Vandaag zijn het de media die veroordelen of vrijspreken. Dat is wat in de commissie gebeurde : met gewezen justitieminister Melchior Wathelet en met mij.
In de brief aan justitieminister Stefaan De Clerck schreef u in april dat u zich niet heeft kunnen verdedigen. In de ondervragingen door de Dutroux-commisie kreeg u toch een wederwoord.
DEJEMEPPE : Ik verscheen als eerste voor de commissie. Wij wisten geeneens dat de debatten door de televisie rechtstreeks werden uitgezonden. Ik was daar als getuige opgeroepen. Naderhand bleek dat ik er als beschuldigde stond.
Trouwens, wat betekent die zin : ?Hij voldoet niet aan de voorwaarden om een parket te leiden.? Welke zijn dan die voorwaarden om een korpschef te zijn in het hoofdstedelijke parket ? Bestaat daarover eensgezindheid binnen de commissie ? Ik heb nog altijd geen van de commissieleden die voorwaarden of de inhoud van die voorwaarden horen formuleren. Gaat het hier om wettelijke voorwaarden, of zijn er nog andere ?
Ik heb een eigen stijl, en misschien bevalt die niet iedereen.
Er wordt me verweten dat ik te veel intellectueel ben. Wordt dan van een korpschef verwacht dat hij geen ideeën heeft ? Een korpschef moet toch strategisch denken, een visie ontwikkelen over het werk, over het bedrijf.
In de lente van 1996 heb ik in Gent, op last van hogerhand, een inleiding over management uitgesproken voor een bijeenkomst van de verschillende korpsoversten. Nu, een jaar later, verwijten ze mij een gebrek aan management !
Een manager hoeft zich niet met alles te bemoeien, maar hij moet wel een overzicht bewaren. In alle handboeken staat dat je slechts een echte controle kan uitoefenen op hooguit een twaalftal mensen. Dit parket is een bedrijf met tachtig substituten, tien stagiairs, ruim honderdvijftig personeelsleden.
Ik heb dat al eens op papier gezet : hier worden jaarlijks meer dan 250.000 zaken correctioneel behandeld. Het parket bij de politierechtbanken heeft in 1996 maar even 655.000 zaken afgewerkt. Het parket schrijft dagelijks duizend nieuwe zaken in. Per dag wordt een dertigtal personen aangehouden en voor een substituut gebracht.
Ik doe hier van alles : niet alleen strategisch denken, maar ook incidenten bijleggen, onderlinge, soms familiale problemen oplossen. Ik ben ook maar een mens. Zij die op zoek zijn naar een ideaalbeeld, zullen dat moeilijk vinden. Toch vinden mijn mensen dat ze voor alles bij mij terecht kunnen en dat mijn deur altijd openstaat.
Ondanks die werklast moet u een beleid uitstippelen. Bestaan er bij een parket als dit precieze directieven in verband met seponering, prioriteiten ?
DEJEMEPPE : Wij zijn het enige parket waar er daarover sinds 1993 directieven bestaan zij het dan slechts een werkdocument. Er wordt altijd gezegd dat het beleid voor de parketten wordt uitgestippeld door de procureurs-generaal. Maar van de procureurs-generaal krijgen we nooit directieven, tenzij voor een aantal nieuwe domeinen.
Ik heb daarom zelf vergaderingen belegd en een werkdocument opgesteld waarin criteria werden uitgetekend. Maar het zijn slechts richtlijnen, want ik ben geen wetgever.
Wij hebben nood aan een echte studiedienst. Binnenlandse Zaken, de rijkswacht ; die hebben een studiedienst. Wij moeten aan de ene kant onze zaken afhandelen, personeelsproblemen oplossen en tegelijk een studiedienst zijn. Wij hebben hier bij het parket geen statisticus, zelfs geen informaticus. Ik kan ook niemand vrijstellen voor een van die taken, want de overbelasting is algemeen. Bovendien blijven, in een groot hoofdstedelijk parket als het onze, de beste elementen niet lang. Die schuiven op naar het Hof van Beroep of naar het Hof van Cassatie.
Is er dan een rekruteringsprobleem ?
DEJEMEPPE : Dat loopt tegenwoordig al wat beter dankzij de wet van juli 1991 op de werving en opleiding van de magistraten. Je moet nu al slagen voor een zeer moeilijk examen. Slechts twintig procent geraakt daar door. Waardoor de kwaliteit van die magistraten opnieuw hoger ligt. Vroeger bestond die selectie niet. Nu hebben we kandidaten te kort, maar dat heeft dan weer te maken met de vereiste van tweetaligheid.
Die voorwaarden van tweetaligheid liggen zeer hoog. Met als gevolg dat zij die daarvoor slagen, straks procureur-generaal kunnen worden, voorzitter van de rechtbank, politierechter, vrederechter ; functies die deze tweetaligheid vergen.
In het verleden hebben we kandidaten benoemd zonder al te veel rekening te houden met deze vereiste. Jammer genoeg is dat vooral een probleem voor de Franstaligen, die onvoldoende het belang en de verrijking van die tweetaligheid beseffen. Daarom beschouwen ze mij in de Franse Gemeenschap als een witte merel, omdat ik altijd heb gepleit voor tweetaligheid, voor iedereen. Beter nog : ik heb de taallessen georganiseerd.
Toen ik hier aankwam, was de toestand op het parket zo dat zelfs de Vlamingen onder elkaar en zeker met hun korpsoverste Frans spraken. Zo ging dat nu eenmaal. Gelukkig is er veel veranderd.
Gaat die kloof tussen Franstaligen en Vlamingen ook niet veel verder, zelfs in de perceptie van de wetten en het strafrecht ? Ook recent in de discussie rond uw persoon. Wie kwam op straat ? De mensen van Association Syndicale des Magistrats en dergelijke. Aan Nederlandstalige kant bleek veel meer bereidheid om verantwoordding af te leggen tegenover de politiek en mee te stappen in de politieke beleidslijn.
DEJEMEPPE : Jamaar, ik ook….
Maar langs Franstalige kant is dat niet zo evident.
DEJEMEPPE : Moet ik daar dan voor boeten ? Let wel, ik zie dat verschil ook. Is dat geen kwestie van cultuur ? Ik zal dat vergelijken met de interpretatie van de wet. Aan Franstalige kant is er de Latijnse opleiding : met de logica, de redenering, een algemeen beginsel, een casus, een oplossing die eigenlijk kadert in het algemeen beginsel. Aan de Vlaamse kant heb je een meer Angelsakisch beginsel : de wet is een uitgangspunt. Op basis van de wet bekijken we wat we kunnen doen.
De indruk bestaat dat de procureur des Konings in Brussel veelal alleen staat, zeker in de verhouding tot de procureur-generaal. Die verhouding is zeer afstandelijk en zeer ambtelijk.
DEJEMEPPE : Alleszins zeer ambtelijk. Ook daarover heb ik geschreven. De verhouding tussen parketten-generaal en parketten van eerste aanleg moet iets dynamischer worden. Dat is misschien een van de grote lessen uit de zaak-Dutroux die toestand is trouwens aan het verbeteren. Parketten-generaal moeten zich niet beperken tot het louter op bureaucratische wijze controleren. Ik zou graag zien dat ze evolueren tot heuse studiediensten voor het Openbaar Ministerie. Elk van de procureurs-generaal heeft intussen een aparte taak gekregen. Laten we afwachten wat daarvan terecht komt.
In het regeerakkoord van 1995 worden die relaties met de parketten-generaal opnieuw gedefinieerd met het oog op een grotere autonomie van de parketten in eerste aanleg. U kreeg dus toch meer bewegingsruimte ?
DEJEMEPPE : In Brussel genieten we al een zekere autonomie. Het gebeurt zelden dat we echt verantwoording moeten gaan afleggen. We worden er in elk geval niet door verlamd. Ik heb hier een aantal projecten in verband met strafbemiddeling, snelrecht, financiële zaken en dergelijke. Al hebben we misschien niet de middelen om dat echt uit te bouwen ; toch werkt dat min of meer. Zelfs excuseer me de dienst voor slachtofferhulp. Gewoon omdat een paar mensen daarvan werk willen maken.
Wij hadden hier in 1989 een vergadering met de politie om samen iets te doen voor de slachtoffers. Tot dan kon de klagende partij bij de politie klacht indienen. Vroegen ze het nummer van het proces-verbaal, dan kregen ze te horen dat dit niet kon, want dat men daarvoor eerst naar het parket moest.
Daarom hebben we hier sinds 1990 een formulier dat bij elke officier van politie ligt, en waarop het nummer van het dossier en een aantal praktische inlichtingen meteen worden ingevuld. Zoiets door de politiediensten doen aanvaarden, was zeer moeilijk. De minister van Justitie zei toen : ?Goed idee, we laten er een miljoen exemplaren van drukken.? Intussen werkt dat hier al zeven jaar !
Alleen de justitie-antennes mochten er niet komen ?
DEJEMEPPE : Die justitie-antennes zijn natuurlijk niet voor alle wijken bestemd. Ze moeten alleen komen op plaatsen waar een kloof tussen de politie en de lokale bevolking moet worden gedicht. We willen daar een dienst voor slachtofferhulp, voor strafbemiddeling, zelfs snelrecht onderbrengen. Al ben ik me bewust van de perverse effecten van zo’n project. Want door de aanwezigheid van een justitie-antenne wordt een wijk meteen gestigmatiseerd.
In 1994 sprak u al over die fameuze kloof. Toen al wist u niet hoe die moest worden gedicht. Valt er nu nog iets te dichten ?
DEJEMEPPE : Zoiets moet op verschillende niveaus gebeuren. Op justitieniveau moeten we bereid zijn onszelf voortdurend te bevragen. Dat gebeurt nu veel te weinig, niet alleen door justitie, ook door de wetgevende en de uitvoerende macht.
U was bijzonder ontstemd over de verklaringen van Brussels burgemeester François-Xavier de Donnéa (PRL) na de migrantenrellen in Anderlecht.
DEJEMEPPE : Ja, omdat de feiten niet klopten. Dergelijke verklaringen met een bepaalde politieke berekening zetten geen zoden aan de dijk.
De procureur is de eerste bewaarder van de rechtsregels en rechtsprincipes, vooral wanneer het gaat om de vrijheid van de medemens. In deze omstandigheden was het voor de politie erg moeilijk beslissingen te nemen. Er werden een aantal mensen opgepakt. De een had een ijzeren staaf bij zich. Nog één had een jerrycan met benzine in zijn koffer. Maar een jerrycan, zelfs gevuld met benzine, is nog geen molotovcocktail. We moeten in een rechtsstaat toch een onderscheid maken. Stel dat uw zoon zou opgepakt worden en aangehouden omdat hij een jerrycan met benzine in de autokoffer heeft.
Je kan ook niet zomaar mensen oppakken omdat ze manifesteren. De politie kan hooguit administratief aanhouden tot de gemoederen zijn bedaard.
Wij zijn bovendien het enige parket in het land dat een aparte cel heeft die gespecialiseerd is in het behandelen, afhandelen van rellen. In 1991 al hebben we die opgericht.
Er werd me nu verweten dat ik niet eens op post was toen de rellen in Anderlecht aan de gang waren. In werkelijkheid werd ik op vrijdagavond telefonisch op de hoogte gehouden, was ik hier op zaterdagochtend, maandag, en op 11 november. Toch zeggen ze : pff, een intellectueel die altijd op reis is. Blijkbaar moeten ze eerst iemand uitvergroten om hem daarna des te beter te kunnen neerschieten.
Destijds heeft u zich in de krant La Libre Belgique beklaagd over de gebrekkige kennis van politici van justitie.
DEJEMEPPE :(Diept meteen de tekst op uit zijn archief) En ik blijf inderdaad verbaasd staan over de gebrekkige kennis van de politici over het gerecht. Bovendien moeten we ons wel hoeden voor een confrontatie tussen de verschillende machten, die ons wel eens kwalijke verrassingen kan bezorgen.
De grondwettelijke orde is gebaseerd op de gelijkheid en onafhankelijkheid van de drie machten die met elkaar moeten dialogeren. Hun vertegenwoordigers moeten dringend overleggen en trachten deze situatie onder controle te krijgen. Want anders dreigt die toestand explosief te worden, omwille van een verkeerde inschatting van de legitimiteit van vooral de wetgevende macht. Door de grondwet beheert elk van de machten een deel van de soevereiniteit en elk heeft slechts bevoegdheden binnen de grenzen van het eigen terrein.
Is de afwikkeling van de Dutroux-zaak dan het gevolg van die gebrekkige kennis ?
DEJEMEPPE : Precies.
Was, gelet op de vermolmde staat waarin de justitie verkeerde, een ongeluk als dat met Dutroux niet onvermijdelijk geworden ?
DEJEMEPPE : Blijkbaar. Al is dit ook het gevolg van de inertie van justitie zelf. Wie heeft hier eigenlijk geprobeerd de alarmklok te luiden ? Weinigen.
Destijds, in 1995, naar aanleiding van de samenstelling van de nieuwe regering, heb ik een vrije tribune geschreven onder de titel : Schiet niet op de pianist. Wist ik veel dat ik die pianist zou zijn.
Wat gebeurde, is zeer erg. Ik zeg het vaak : justitie is een indrukwekkende machine die elke dag onrecht produceert. Ik kan dus best begrijpen dat zij, die niet beroepshalve met rechtspraak bezig zijn, fouten maken ook al ervaar ik hun oordeel over mij als een onrecht.
Wat is de grote les uit de Dutroux-zaak ?
DEJEMEPPE : Dat we dringend aan een gewetensonderzoek toe zijn, ook bij justitie. Maar dat we in alle openheid moeten blijven werken, tegenover het publiek, maar ook tegenover de uitvoerende en de wetgevende macht. We moeten die mensen beter informeren over het werk van justitie. De vragen die sommige parlementsleden in de zaak-Dutroux stelden, getuigden van een grote onwetendheid. Het gaat hier tenslotte om één van de drie machten. Justitie is toch geen dochtermaatschappij van Sabena ! ? Sommigen blijken niet eens te weten wat een gerechtelijk onderzoek is. Het is in de justitiecommissie niet veel beter. We moeten toch proberen een beetje professioneel te werken.
Ze zullen weer zeggen : Dejemeppe valt altijd de politici aan. Hoewel, ook dat verwijt komt altijd uit dezelfde hoek.
Onlangs nog zei SP-voorzitter Louis Tobback : de Brusselse kliek de Brusselse justitie wil nog niet gaan liggen. Die zal, als het moet, niet aarzelen ook De Clerck kapot te maken. Voelt u zich geviseerd ?
DEJEMEPPE : Ik heb niet de indruk dat ik deel uitmaak van ?de Brusselse kliek?. En Tobback weet beter hij is hier geweest. Maar dit is een politieke verklaring en daar wens ik me niet over uit te laten.
Tobback daarentegen voelt zich niet geremd.
DEJEMEPPE : Dat is een deel van het probleem. Men wordt aangevallen, veroordeeld, maar de magistraat beschikt niet over dezelfde wapens. Daarom heb ik toch geantwoord op de mededeling van burgemeester De Donnéa naar aanleiding van de rellen in Anderlecht. Maar intussen was het kwaad geschied.
De brief die het Hof van Cassatie destijds naar de koning schreef over verklaringen van Louis Tobback en Freddy Willockx, was ook geen gelukkig initiatief. Vooral de dreigende toon heeft toen kwaad bloed gezet.
DEJEMEPPE : Dat is een van de redenen waarom ik denk dat het college van procureurs-generaal initiatieven moet ontwikkelen om het parlement en de beleidsverantwoordelijken voortdurend informatie te verstrekken.
Ik zeg altijd tegen mijn mensen : opgelet, de onafhankelijkheid is niet iets dat je vanop je stoel uitschreeuwt. Bovendien bestaat de echte structurele onafhankelijkheid niet. Maar de onafhankelijkheid in het werk, die moet je al werkend bewijzen.
Is zo’n aanval van Tobback op de parketmagistratuur, die zich nu op de Brusselse kliek richt, ook geen poging om voor eens en voorgoed het gerecht te verambtelijken, om van magistraten regeringscommissarissen te maken ?
DEJEMEPPE : Ik kan me daarover niet uitspreken. Al denk ik dat dit voor onze democratische staat geen oplossing is. Er moet toch een zekere bewegingsvrijheid blijven bestaan. Om de eenvoudige reden dat het gerecht en het parket door de burger als onpartijdig moeten worden beschouwd. Als bij elke zaak een regeringscommissaris wordt gezet, dan zullen op de duur slechts een aantal zaken voor de rechtbank komen. Is dat de rechtsstaat die we echt willen ? Die vraag moet de samenleving zich stellen.
Regeringscommissarissen bieden het voordeel dat ze zelden twijfelen.
DEJEMEPPE : Twijfel is de voorwaarde om tot een deugdelijke oplossing te komen. Wie niet kan twijfelen, kan geen zekerheden hebben. Zoniet zitten we in een ander regime.
Stelt u bij politici, bij de publieke opinie geen verrechtsing vast in de manier waarop men justitie wil zien optreden ?
DEJEMEPPE : Justitie is een balans die rechten en plichten in evenwicht houdt. Je kan niet blijven eisen dat het gerecht harder moet optreden het gerecht treedt trouwens al hard op. De huidige tendens zegt : alles moet snel gaan. Iemand die wordt beschuldigd, moet ook meteen veroordeeld worden, en liever nog in de media dan voor de rechtbank.
Wat hebben we het afgelopen jaar allemaal niet in de pers gelezen ? Wie probeerde de balans in evenwicht te houden, werd meteen van alles en nog wat beschuldigd.
Heeft u in volle Dutroux-controverse nooit gedacht : als ik met mijn ontslag de toestand kan ontmijnen, dan moet ik dat ook doen ?
DEJEMEPPE : Uiteraard heb ik daaraan gedacht. Dat is niet gebeurd, omdat naderhand is gebleken dat de beoordeling van de commissie vrij eigenaardig was enkele commissarissen hebben dat intussen al toegegeven.
U had toch kunnen terugtreden en advocaat-generaal worden.
DEJEMEPPE : Maar we moeten toch de regels respecteren. Er was een commissie die zich daarover moest uitspreken. Die koos voor een andere kandidaat.
Wat is de reële macht van een procureur ? Er is een cataloog van affaires waarin sommigen uw invloed menen te ontwaren : de affaire-Di Rupo, Jan De Clerck, KB-Lux. U zou zelfs beschermend zijn opgetreden voor Annie Bouty, de gewezen compagnon van Jean-Michel Nihoul.
DEJEMEPPE : Geruchten. De Geruchten, hé lees Hugo Claus.
Neem nu dat geval met Annie Bouty. Alles begint met een vergadering hier. Ik loop een politieman tegen het lijf. Die zegt me : we zijn hier bezig met een ondervraging van Annie Bouty. Waarop ik hem gewoon vraag : hoe loopt het verhoor, zijn er voldoende redenen voor haar aanhoudingsmandaat ? Die politieman, Georges Marnette, praat over dat gesprek met een andere enquêteur, die ik niet eens ken. Die man maakt een proces-verbaal waarin staat dat Dejemeppe vragen heeft gesteld over Bouty en plotseling begint het gerucht te lopen.
Bent u daar niet in een wespennest beland ?
DEJEMEPPE : Niet van de magistraten. Misschien van de politie, van de rijkswacht ? Maar ja, sommigen hebben natuurlijk een grote mond.
In hoeverre heeft de magistratuur niet veel van haar ellende aan zichzelf te danken ? Een van hen, Michel Bourlet van Neufchâteau, zegt : ?si on me laisse faire?. Want daar werd meteen de complottheorie gelanceerd. U moet toen al geweten hebben dat er moeilijkheden op komst waren ?
DEJEMEPPE : Niet onmiddellijk. Ik wist niet waar we naartoe gingen. Hoe het ook zij, ik ben niet verantwoordelijk voor die uitspraak. Bovendien deel ik die complottheorie helemaal niet. Ik had nu gemakkelijk kunnen zeggen dat er een complot tegen mij in werking is. Maar dat is mijn stijl niet.
Kan de procureur des Konings een lopend onderzoek afremmen ?
DEJEMEPPE : In een groot bedrijf als het onze, waarbij zoveel mensen inzage krijgen van de verschillende stukken, kan je onmogelijk willekeurig gaan ingrijpen.
Heeft u ooit telefoontjes gekregen die duidelijk druk wilden leggen ?
DEJEMEPPE : Neen. Op mijn niveau heb ik het nooit meegemaakt. We moeten toch een onderscheid maken. Als ik iemand ontvang die bij een zaak is betrokken, samen met zijn advocaat, dan maakt zoiets gewoon deel uit van zijn recht op verdediging. Let wel, ik sluit niet uit dat in kleinere zaken, verkeerszaken, niet wordt gepoogd om een en ander te regelen.
Dat doet ook iemand die een brief stuurt waarin hij uitvluchten geeft voor een snelheidsovertreding vrouw dringend naar de dokter, te laat voor een afspraak, we kennen dat. Soms kost het uitzoeken of die uitvluchten kloppen meer dan de boete opbrengt, en dan wordt een proces al eens verticaal geklasseerd.
Op basis van artikel 136 bis van het wetboek van strafvordering kan een procureur-generaal ook onderzoeksdaden controleren, als hij oordeelt dat zaken zoals de enquête naar de Gewestplannen of de obussen-aankoop niet snel genoeg vooruit gaan.
DEJEMEPPE : U kunt toch niet beweren dat die dossiers in de doofpot zijn beland.
In de zaak van de Gewestplannen is de verjaring ingetreden, de obussen-zaak is goed op weg.
DEJEMEPPE : Jamaar, dat speelt zich af op het niveau van het Hof van Beroep, niet het onze. Trouwens, om dit soort dossiers op een redelijke termijn klaar te krijgen, is er nood aan complete reorganisatie.
Is het niet vreemd dat veel van de affaires waar achterstalligheid speelt, uitgerekend te maken hebben met witteboordencriminaliteit ? Iets waarvan u, onder meer als mede-ondertekenaar van het Appèl van Genève, een strijdpunt maakte ?
DEJEMEPPE : Die achterstalligheid heeft te maken met het feit dat het hier stuk voor stuk om bijzonder ingewikkelde affaires handelt. Wij hebben maar één kamer om die allemaal te behandelen. Ik wil me niet beklagen over de erbarmelijke toestand. Maar ik beschik daarvoor over drie onderzoeksrechters, acht parketmagistraten. We hebben in verband met die onderbemanning al meermaals oproepen gestuurd naar de hiërarchische overheid.
Maar er is ook een probleem bij de enquêteurs, zelfs bij die van de fiscus, omdat ze onvoldoende gespecialiseerd zijn. Met tal van die ontwijkingstechnieken zijn we amper vertrouwd. Bovendien, waar ligt de grens tussen fiscale fraude en fiscale spitstechnologie ? We moeten hier voortdurend bijleren, professioneler werken.
Midden juli kreeg ik hier op een avond een fax. Een rogatoire opdracht vanuit Kinshasa eiste dat we de verkoop, een dag later, van een van de kastelen van Mobutu verhinderden. Juridisch was zoiets totaal onmogelijk, ook al omdat er daarover geen verdrag met Zaïre bestond. Toch werd me dat door het kabinet gevraagd. Ik heb dan voorgesteld : kunnen we dit niet als een witwasoperatie bekijken ? De verkoop verhinderen, was toch onmogelijk, want de nieuwe wet op het in beslag nemen van onroerende goederen was nog niet in voege. We konden dus alleen beslag laten leggen op het geld van de verkoop. Dat is tenslotte gebeurd. Maar we hadden net zo goed op de vraag van het kabinet kunnen antwoorden met : juridisch onmogelijk. Neen, we hebben toch een oplossing gezocht.
Intussen staat er een aantal hervormingen op stapel, die het systeem wellicht nog meer zullen belasten.
DEJEMEPPE : Dat is nu eenmaal de evolutie in onze samenleving die meer ruimte wil voor tegenspraak, ook in ons rechtssysteem en vooral in de strafbepaling.
Ik ben er me van bewust dat die projecten, die bedoeld zijn om de nieuwe evoluties te begeleiden, problemen met zich zullen brengen. Parketten zullen zich aan de nieuwe noden moeten aanpassen. Er zullen daarvoor nieuwe middelen noodzakelijk zijn. Als de minister een begroting van 250 miljoen frank voorziet om de voorstellen van de commissie-Franchimont uit te voeren, dan moet hij nu al weten dat dit te weinig is. Er zijn daarvoor meer mensen nodig, meer onderzoeksrechters, meer rechters in het hof van beroep. En, bij manier van spreken, zelfs meer fotokopiemachines. Als ze dit soort projecten goedkeurt, moet de wetgevende macht consequent zijn en de nodige budgetten vrijmaken.
Bent u het ermee eens dat magistraten geëvalueerd worden en eventueel herverkozen moeten worden ?
DEJEMEPPE : Absoluut. Naar aanleiding van wat procureur-generaal Frank Schins gedaan heeft in Gent, ben ik hier gestart met een project om de collega’s te evalueren. Ik heb daarover een brief gestuurd naar alle substituten. Momenteel is de zaak nog in beraad, want je moet personeel hebben om zo’n evaluatie door te voeren.
Maar we moeten ook beseffen dat we zeer omzichtig moeten omspringen met deze evaluaties. Als we de magistraten gaan behandelen als ambtenaren, dan gaan ze zich op de duur navenant gedragen : nine to five en daarmee uit. De achterstand zal er zeker niet op verbeteren. We moeten daarom maatregelen nemen die dat gevaar tegengaan. Terloops : ik ben de enige die het Gentse initiatief heeft overgenomen.
Frank De Moor Rik Van Cauwelaert
Benoît Dejemeppe : Pff, een intellectueel die altijd op reis is.
De rellen in Brussel : Ik was op post.
Marc Dutroux. Wie heeft geprobeerd de alarmklok te luiden ?
Michel Bourlet. Si on me laisse faire, is niet mijn uitspraak.
Politieman Georges Marnette. Sommigen hebben een grote mond.