Walter Mosley schildert in zijn detective-verhalen een portret van Los Angeles en een sociale kroniek van de zwarte condition humaine. Een interview met Clintons favoriete misdaadschrijver.
JOHN F. Kennedy had romans van de misdaad-hedonist Ian Fleming op zijn nachtkastje liggen. Ronald Reagan dweepte met de techno-thrillers van Tom Clancy. Bill Clinton noemt Walter Mosley als zijn meest geliefde misdaadauteur, en het presidentieel entoesiasme hielp mee zijn reputatie vestigen. In Amerika wordt Mosley erkend als één der groten in de traditie van de Californische school van Raymond Chandler tot Ross MacDonald.
De antiheld uit zijn romancyclus heet Ezekiel ?Easy” Rawlins, een zwarte oorlogsveteraan die uit geldnood detective-klussen klaart en daarvoor andere delen van Los Angeles moet verkennen dan de zwarte getto’s van Watts en South Central. Hij is geen onberispelijke of immer integere figuur, maar een pechvogel die vaak zelf het slachtoffer wordt en niet altijd helemaal vrijuit gaat in de gemene intriges. Zijn levensmotto is ontleend aan een oud bluesrefrein : ?If it wasn’t for bad luck, I wouldn’t have no luck at all.” Zoals Easy niet echt een officiële private eye is zelf noemt hij zijn werk dienstverlening , zo gebruikt Mosley het genre om een portret te schilderen van LA, gekoppeld aan een sociale kroniek van de zwarte condition humaine. Volgens The Guardian is hij dan ook de belangrijkste zwarte figuur op het toneel sinds de dood van James Baldwin.
KLEUR.
Tot nog toe verschenen er vier romans over Rawlins ze hebben allemaal een kleur in hun titel. Mosley introduceerde hem zes jaar geleden in ?Devil in a Blue Dress”, dat speelt in het Los Angeles van 1948. Easy verliest zijn baan als vliegtuigmecanicien. Om zijn huis af te betalen zijn kostbaarste bezit aanvaardt hij van een blanke man in een linnen pak de opdracht om een blonde schoonheid op te sporen die zwarte jazzklubs frekwenteert.
Voormalig computerprogrammeur Walter Mosley (1952) weet die naoorlogse periode schitterend op te roepen, het gevoel van vrijheid dat toen in Amerika heerste, maar ook de desilluzies van de zwarte gemeenschap die de Amerikaanse droom aan zich zag voorbijgaan. Niet alleen zijn 99 procent van de zwarten arm, ze worden ook afkeurend bekeken, steevast ?boy” genoemd en ze voelen zich voortdurend teruggeplaatst in het zuiden van Texas van vlak vóór de Tweede Wereldoorlog. De intrige vol verraad, familiekomplotten, politieke korruptie, racisme bij de politie, perversiteit en geweld onthult vooral de strijd van de onderdrukte zwarten om in Zuid-Californië te overleven. Een strijd die wordt voortgezet in de volgende delen.
In ?A Red Death” is het 1953, de tijd van de zwarte lijsten en de heksenjacht op kommunisten. Easy is via een schijnvennootschap eigenaar geworden van drie panden, maar een racistische belastingsinspekteur beschuldigt hem van fiskale fraude. Men is bereid dit door de vingers te zien, op voorwaarde dat hij voor het FBI in de First African Baptist Church infiltreert en een kommunistische vakbondsleider in de gaten houdt. Op die manier wordt Easy, die nu van zijn rente leeft, gedwongen om weer aan de slag te gaan in wat Mosley zo mooi ?the hurting business” noemt.
In ?White Butterfly” zijn we drie jaar later. Easy is getrouwd en vader, en hij verzeilt middels chantage opnieuw in de misdaadwereld. Als hij de politie niet helpt, vliegt zijn beste vriend achter slot en grendel. Zolang er alleen zwarte meisjes worden vermoord, toont de politie weinig interesse, maar als een blanke studente het leven verliest, schieten ze in aktie.
FANTASYLAND.
In ?Black Betty” belanden we in 1961. Met JFK in het Witte Huis en dominee Martin Luther King die voor gelijke burgerrechten predikt, is het voor vele zwarten een tijd van hoop. Maar niet voor Easy Rawlins die zijn kansen in de vastgoedsektor verspeelt en andermaal op zwart zaad zit. Twee briefjes van honderd dollar zijn voldoende om hem weer in de speurders-business te gooien. Dit keer wordt hij ingehuurd om Zwarte Betty op te sporen, een verdwenen seksgodin uit zijn jeugd die mannen met huid en haar verslindt. Zijn onderzoek voert hem naar Beverly Hills, voor een zwarte uit Watts een onbereikbaar, streng bewaakt paradijs. ?Alle huizen beschikten over zeeën van ruimte en bezaten tuinen waarin je met gemak vee had kunnen houden. Naarmate de rit vorderde werden de villa’s groter en groter, zodat ik almaar meer het gevoel kreeg in een treintje door Fantasyland te rijden.”
Mosley werkt nu aan het vijfde avontuur van Easy, ?A Little Yellow Dog”, dat zal worden gevolgd door ?Bad Boy Bobby Brown”. Als alles goed gaat, komen er in totaal negen boeken waarin de held en zijn omgeving mee evolueren in het laatste deel moet Easy een oude man van zeventig zijn.
Mosley behoort zelf tot twee minderheden. Hij is immers even joods als hij zwart is. Ondanks zijn blanke moeder beschouwt hij zichzelf als een zwarte. ?In this society if you are black at all you are black,” verklaarde hij in een interview. In veel van zijn thrillers plaatst hij zijn dubbele verwantschap in een historisch perspektief. Zo heeft hij zijn private eye tegen-wil-en-dank het oorlogsverleden meegegeven van zijn eigen vader, die als soldaat joden bevrijdde uit Auschwitz. ?Dat was de reden waarom zoveel joden indertijd de Amerikaanse neger begrepen ; in Europa was de jood meer dan duizend jaar een neger geweest,” mijmert de auteur in zijn debuutroman.
Het mooie is natuurlijk dat Mosley zijn boodschap en sociale kommentaar zo goed weet te verwerken binnen de traditie van het genre. Zijn sterk gevoel voor dialogen, een intrigerend verhaal, forse karaktertekeningen en zijn fascinatie voor de geografie van Los Angeles maken hem tot een vreugde om te lezen. Geen flauwekul, maar heftige zinnen die Chandler niet zou verloochenen. Zoals in ?A Red Death” : ?Craxtons glimlach ontblootte scheve tanden met wijde gapingen ertussen. De tanden zagen er niettemin sterk uit, als bruinwitte boomstronken die zich alleen met dynamiet lieten verwijderen.”
Misschien krijgt Mosley eindelijk ook in deze kontreien de aandacht die hij verdient dankzij de verfilming van ?Devil in a Blue Dress” van de zwarte regisseur Carl Franklin en met Denzel Washington in de hoofdrol.
Vereenzelvigt u zich met Easy Rawlins, is hij iemand die u altijd al had willen zijn ?
WALTER MOSLEY : Nee. Ik zou over Easy allerhande zaken kunnen vertellen, maar waar het echt op neerkomt is dat zwarten de jongste twintig jaar biezonder impopulair zijn in Amerika. Iedereen heeft vooroordelen over zwarten, ook de zwarten zelf. Als ze het over zwarten hebben, wordt daar automatisch aan vastgeknoopt dat het wel iemand zal zijn die niet werkt, niet om zijn kinderen geeft, kortom iemand wie het allemaal geen moer kan schelen. Dat stereotype geldt slechts voor sommigen, zoals het ook op sommige blanken van toepassing is.
Maar er zijn ook veel zwarte helden. Alhoewel ik nog mijn moeder had, werd ik in feite grootgebracht door mijn vader die twee jaar geleden overleed. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht hij in Noord-Afrika, Italië en Frankrijk. We waren erg close, hij was mijn held en ik mis hem nog elke dag. Hij was een goed verteller. Dankzij hem ben ik schrijver geworden. In mijn romans zijn de hoofdfiguren altijd Afro-Amerikaanse mannen en op een of andere manier maak ik ze heroïsch. Zo hoor je ook eens een andere klok.
Waarom verkiest u het misdaadgenre ? Zou u uw ideeën ook kunnen ventileren in een ander genre ?
MOSLEY : Ik wil me zeker niet tot de misdaadliteratuur beperken. Mijn nieuwste boek, ?R.L. ’s Dream”, is geen moordmysterie, Easy Rawlins komt er niet aan te pas. Het is een boek over een oude blueszanger, die in zijn jonge jaren nog met de legendarische bluesgitarist Robert Johnson speelde en sterft aan kanker. Voorts ben ik bezig met een reeks kortverhalen over een man uit Watts die al jaren in de gevangenis zit voor een vreselijke misdaad die hij beging. Zijn naam is Socrates. En om die naam waardig te zijn, probeert hij zich te verdiepen in recht en etiek. Ik hou van afwisseling.
De redenen waarom ik crime stories begon te schrijven is heel simpel : had ik gezegd dat ik boeken schreef over het leven van zwarte Amerikanen, dan was er geen kat geïnteresseerd. Maar zodra je zegt dat het om een zwarte detective gaat, raken de mensen geïntrigeerd. Ik dacht ook dat er met die formule wel iets te doen was.
Was u een fan van misdaadliteratuur ?
MOSLEY : Ja, maar ook van andere genres zoals biografische romans en science fiction. Ik heb trouwens al een eerste hoofdstuk klaar van een SF-roman.
Welke schrijvers bewonderde u toen u opgroeide ?
MOSLEY : Ik las van alles, ik ben niet speciaal een snelle lezer, maar heb een ruime appetijt : Camus, Dickens, Gogol. Ik las veel Franse literatuur. Wanneer ik opeens de nood voel om me in een schrijver te verdiepen, verslind ik alles wat ik van die auteur kan vinden. Van Zola, bijvoorbeeld, heb ik alles gelezen, ongeveer negentien romans denk ik, en veel van zijn reisverhalen. En van de zwarte Amerikanen las ik vooral dichters als Langston Hughes. Maar ik geloof trouwens niet dat schrijvers gevormd worden door literatuur en mocht dat wel zo zijn, dan is dat jammer voor hen.
Doet u veel research voor uw detective-verhalen ?
MOSLEY : Ja, maar met mate. Als je een of andere dagelijkse routine beschrijft, moet je zien dat het klopt met de werkelijkheid, maar je moet ook niet opgezadeld zitten met nodeloze uitweidingen. Romans zijn in hoofdzaak taal en psychologie. Vroeger was dat niet het geval, toen werd er geschreven om informatie te verschaffen. De mensen lazen romans om onbekende gebieden te ontdekken of te leren hoe mensen vroeger leefden. Vandaar die ellenlange beschrijvende passages. Dit geldt vooral voor de negentiende-eeuwse romankunst, maar het duurde nog voort tot het begin van onze eeuw. Dankzij de literatuur kon je, bijvoorbeeld, alles te weten komen over de walvisvaart. Er werden nog geen dokumentaires gemaakt, dus moest Melville in ?Moby Dick” er alles over vertellen. Nu gaat het in romans veel meer om psychologie, emotie en taal.
Hoe bouwt u een plot op ? Hebt u een komplete blauwdruk voor u een intrige ontwikkelt ?
MOSLEY : Nee, het evolueert terwijl ik eraan werk. Als ik op voorhand het einde ken, zal de lezer dit ook snel ontdekken, en daar heb ik een hekel aan. Ik weet zelf niet hoe het afloopt, zo schep ik er zelf het meeste plezier in.
Toen Raymond Chandler ?The Big Sleep” schreef, wist hij achteraf niet hoe de vork precies aan de steel zat, wie wie had omgebracht. Kan dat voor u, of moet alles uiteindelijk kloppen als een bus ?
MOSLEY : Alhoewel ik zeker beïnvloed ben door Chandler, zou ik toch zover niet durven gaan. Naarmate ik meer romans schrijf, wordt de plot almaar beter. Ik ben heel tevreden over het einde van ?Black Betty”, ik denk dat de plot heel goed steek houdt.
Wat hebt u gemeen met Chandler ?
MOSLEY : Chandler hield zich meer bezig met de taal en met de stad LA dan met de vraag wie de moord heeft begaan.
Beleeft u plezier aan het schrijven zelf ? Wat zijn uw schrijfgewoonten ?
MOSLEY : Ik schrijf heel graag, hoe moeizaam het soms ook gaat. Mijn werkschema is heel eenvoudig : ik schrijf elke ochtend gedurende drie uur. Ik werk op alle mogelijke manieren : handschrift, schrijfmachine, computer, inspreken op een bandrecordertje. De basis schrijf ik met de tekstverwerker omdat je dan zeer eenvoudig wijzigingen kunt aanbrengen. Maar het herschrijven gebeurt vaak met de hand. Vanochtend schreef ik nog twintig, dertig pagina’s die ik dan later in mijn computer moet verwerken.
In de roman ?Devil in a Blue Dress” komen we veel meer te weten over wat het betekent zwart te zijn in Amerika dan in de filmversie die meer is toegespitst op het detective-verhaal.
MOSLEY : Het belangrijkste personage naast Easy is Los Angeles, het Los Angeles van de zwarten, een gegeven dat volgens mij nooit echt werd uitgespit. De film doet dat op een prachtige manier, de sfeer van hoe het toen moet geweest zijn, het bruisende leven in South Central is prachtig getroffen.
Er zijn inderdaad aspekten van het boek die niet voldoende aan bod komen in de film, maar dat is onvermijdelijk. Het belangrijkste in een film is dat je in twee uurtjes het verhaal moet vertellen. Er is weinig tijd om ergens bij stil te staan. Ik ben zeer tevreden met de film. Regisseur Franklin snijdt dezelfde tema’s aan als in mijn roman, maar doet het gewoon op een manier eigen aan het filmmedium. Voor mij zijn het boek en de film komplementair. Wie meer details en achtergrond wil, kan teruggrijpen naar het boek.
Was het belangrijk dat uw boek werd verfilmd door een zwarte regisseur ?
MOSLEY : Jawel, ik ben er erg blij mee. Racisme zit ingebakken in de Amerikaanse maatschappij, je vindt er dus ook sporen van in Hollywood. Ik ben geen voorstander van een situatie waarin de zwarten een deel van de koek opeisen en iedereen op zijn terrein moet blijven. Integendeel. Ik ijver voor een situatie waarin er voor zwarten zoveel mogelijk deuren worden geopend, en zwarten en blanken met elkaar samenwerken zoals alle mensen die goed met elkaar kunnen opschieten dat doen. Ik vond het beter dat mijn eerste boek door een zwarte regisseur werd verfilmd ; mijn volgende boek zou ik het liefst door een zwarte vrouw verfilmd zien.
Hoe staat u tegenover Hollywood ? Voelt u er zich thuis ?
MOSLEY : Ik heb zeker niet het gevoel dat ik deel uitmaak van het filmwereldje. Als ik één ding heb geleerd, is het dat het niets uitmaakt als, bijvoorbeeld, Francis Coppola geïnteresseerd is in je werk. Je kan daar blij mee zijn, als je maar niet denkt dat die film er dan automatisch ook komt en dat je nu eindelijk de huur kunt betalen. Omdat ik de verfilming van ?Devil in a Blue Dress” zo geslaagd vind, wil ik wel mijn steentje bijdragen voor de promotie, maar over enkele dagen zit ik weer thuis op mijn eentje romans te schrijven. Dat is mijn beroep.
Easy Rawlins werd uiteindelijk gespeeld door Denzel Washington. Had u iemand voor ogen om die rol te spelen ?
MOSLEY : Terwijl ik schrijf, vorm ik me zeker geen beeld van de akteur die dit personage eventueel zou kunnen uitbeelden. Ik heb niemand voor ogen, voor mij is Easy Rawlins trouwens minder een levend personage dan een geestesverschijning.
Patrick Duynslaegher
Walter Mosley, ?Zwarte Betty”, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 303 blz., 700 fr.Eveneens bij Atlas : ?De blauwe duivelin”, ?Een rode dood”, ?De witte vlinder”.?Devil in a Blue Dress” komt op 24/1 in de bioskoop.
Walter Mosley : Racisme zit ingebakken in de Amerikaanse maatschappij.
Jennifer Beals en Denzel Washington : Er zijn ook zwarte helden.