VLD-voorzitter Guy Verhofstadt praat over nieuwe waarden, het oude model, ethisch ondernemen en over de beste vriendin van zijn dochtertje. ?In feite heb ik van de partij een tweede kans gekregen.?
Het gesprek, om de haverklap onderbroken door opgewonden telefoontjes in verband met de Brusselse impasse, heeft plaats in het bescheiden bureau van de ondervoorzitter van de Senaat. De president van de VLD houdt hier drie werkdagen per week kantoor. Alleen ’s maandags zit hij op het partijhoofdkwartier het bureau voor en ’s vrijdags houdt hij er ?audiënties.?
GUY VERHOFSTADT : Je bent op de partij hele dagen bezig met een vergadering hier, lidkaarten daar. Het is een ivoren toren, waar je bestookt wordt met allerhande administratieve problemen die iemand anders veel beter kan oplossen dan een politicus. Ik ben daar niet te goed voor, maar concentreer dat soort werk op die twee dagen. Hier, in de Senaat, zie ik mijn politieke mede- en tegenstanders, de regering, de fracties. De Kamer huist vijftig meter verderop, nog eens driehonderd meter en ik zit in het Vlaamse parlement. Ik maakte deze keuze bewust ; het zwaartepunt van de politiek hoort in de parlementen te liggen.
Dient een partijvoorzitter niet om praktische problemen op te lossen ?
VERHOFSTADT : Ik heb van in het begin gezegd : ik doe dit niet meer. Administratieve en bestuurlijke problemen zijn beter besteed aan professionals. Wij zijn op de partij bezig met een reorganisatie en zetten daar mensen in die carte blance krijgen. Een voorzitter houdt zich beter bezig met visies, strategische keuzes ; hij moet met zijn fracties en het partijbureau aan echte policy making doen. De grootste fout die een voorzitter kan maken, is zich drie, vier kilometer hier vandaan opsluiten en via de telefoon regeren als een God de Vader. Je vervreemdt dan niet alleen van je eigen mensen, maar erger nog ook van het politiek gebeuren. Je kan zelfs je tegenstanders niet meer correct inschatten.
Uw collega Louis Tobback doet het voor een stuk vanuit Leuven en heeft daar blijkbaar geen moeite mee.
VERHOFSTADT : Dat is het laatste wat ik zou doen. Iedereen heeft het over de herwaardering van het parlement, maar niemand doet er iets aan. Haal het politiek debat terug naar hier.
Waarom moest u zo nodig opnieuw voorzitter worden ?
VERHOFSTADT : Dat was persoonlijk een moeilijke beslissing. Ik weet het, dit kan vals klinken. Precies een alcoholicus die zegt : het was heel moeilijk om die fles te ontkurken en het glas vol te schenken. Het was moeilijk omdat ik, de twee jaar dat ik hier zat, heel nieuwe waarden ontdekte.
Zoals ?
VERHOFSTADT : Mijn gezin, de kinderen, lezen, schrijven en af en toe, zo om de zes maanden, eens een toespraak houden waarover je fatsoenlijk kan nadenken. Het was voor mij absoluut geen tocht door de woestijn. Ik kende twintig jaar lang niets anders dan politiek, mijn hele leven draaide daar rond ; gemeenteraadslid, dan naar de partij, voorzitter, minister, het is nooit opgehouden, geen dag. Die twee jaar leerde ik wat afstand nemen, ontwikkelde ik een passie voor literatuur en dan leer je, bijvoorbeeld, ook de mensen kennen met wie je leeft. Dat is erg, maar het is de realiteit.
Waarom doe ik het opnieuw ? Het was absoluut geen spelletje van mij : wel kandidaat, niet kandidaat, misschien kandidaat,… Ik heb de VLD opgericht en sleepte een aantal mensen naar die partij. Die zeiden me toen met op de achtergrond de affaire- Dutroux, de Witte Mars,… dat mijn analyses van vroeger niet zo idioot waren. De feiten bewezen minstens mijn gedeeltelijk gelijk. Ik kwam terug omdat ik het als een soort plicht aanvoelde.
U wilde het VLD-project redden.
VERHOFSTADT : Juist.
Herman De Croo kon dat niet ?
VERHOFSTADT : Ik heb nooit iets willen zeggen over mijn voorgangers en doe dat nu ook niet. Statutair was voorzien dat er na twee jaar een nieuwe voorzitter kwam en de keuze toen ging over de richting die de VLD uit moest. De kiezer heeft dat duidelijk gemaakt en dat was het dus.
Waarom zou iemand een comfortabel bestaan opgeven als iemand anders zijn ideeën even goed in praktijk kan brengen ?
VERHOFSTADT : Een boel mensen vroegen mij om me opnieuw achter de oorspronkelijke ideeën van de VLD te zetten. Ik vond dat zij gelijk hadden, ik kon niet aan de kant blijven staan.
U zag 300.000 boze mensen op straat en dacht : er beweegt eindelijk iets, dit is het moment ?
VERHOFSTADT : Neen, geen enkele politieke beweging heeft het recht zo’n fenomeen te claimen. Alleen : de feiten gaven ons gelijk in onze vroegere analyses. De Belgische ziekte was intact gebleven, er werden geen therapieën ontwikkeld, de zaak verergerde zelfs. Het is mijn bedoeling met de VLD rustig en kalm niet meer zo arrogant zoals vroeger dikwijls , uit te leggen dat er een alternatief bestaat voor de lamentabele toestand waarin we nu verkeren. We moeten de Belgische ziekte niet ondergaan als een fataliteit.
Een aantal van uw therapieën kloppen helemaal niet, u…
VERHOFSTADT :… momentje, plaats die asjeblief in hun context. Onze analyses klopten grotendeels, misschien waren onze oplossingen niet allemaal ideaal.
Slaagt u erin om het politiek gebeuren terug naar het parlement te halen ?
VERHOFSTADT : Helaas zijn we nog niet zover. Bij ons gebeurt veel te veel in de beslotenheid van partijhoofdkwartieren en op canapés van kastelen ergens in de rand van Brussel.
U wil naar een andere verhouding tussen regering en parlement, maar dat parlement u ook vlucht tegelijkertijd in commissies.
VERHOFSTADT : Het onderzoeksrecht is een recht van het parlement. Misschien mogen we niet overdrijven en zijn vier commissies tegelijk (Dutroux, de Bende van Nijvel, de georganiseerde misdaad, Rwanda) en een vijfde (Cools) op komst, te veel van het goede. Eerst hebben we schrik van zo’n commissies, dan krijgen we er niet genoeg van. Het recept smaakt en we eten er ons bijna een indigestie aan. Niks menselijks is ons dus vreemd.
Bij de commissie over georganiseerde misdaad gaat de discussie over het beleid. Dan kan je je afvragen of dit niet bij uitstek dé taak is van de regering en het parlement. Heb je daar echt een onderzoekscommissie voor nodig ? Ik denk dus van niet. Maar wanneer er iets cruciaal misloopt in onze samenleving, zoals met de affaire-Dutroux, lijkt een commissie me wel het gepast antwoord. En Rwanda, dat gaat over één van de grote drama’s in de geschiedenis van de mensheid. Niet de Amerikanen, Duitsers of Engelsen keken daar op toe neen, wij Belgen stonden daar met onze neus op en daarom moeten we dat onderzoeken.
In die commissies komen nu ministers getuigen. Er wordt gedebatteerd. Kan dit elan doorgetrokken worden naar de alledaagse werking van het parlement ?
VERHOFSTADT : Het zou moeten, maar het gebeurt niet. Hoe groeiden wij de voorbije decennia op als politici ? Een paar topspelers zagen elkaar regelmatig op één of andere hoogmis op een kasteel. De rest moest zijn mond houden. Wij van onze generatie, zijn allemaal ziek in dat bedje, dit ís het Belgisch politiek model. Om het te veranderen, moet een volgende verkiezing de zaken wellicht nog eens goed door elkaar schudden zodat er nieuwe mensen komen.
Nooit zaten er zoveel nieuwe gezichten in het parlement als na de jongste verkiezing.
VERHOFSTADT : Dat klopt, al die jonge leeuwen… Als je dat zag, dacht je : nu gaat het gebeuren. Maar je kreeg een implosie en er veranderde niks. Waarom niet ? Nieuwkomers vallen onmiddellijk in het oude model. Er moet iets veranderen vóór de verkiezingen : namelijk de lijststem moet weg. Door dat systeem bepaalt niet de kiezer, maar wel de partij wie er in het parlement terechtkomt. Zo krijg je nooit een nieuwe verhouding tussen parlement en regering. Voor het afschaffen van de lijststem bestaat nu een meerderheid. Van heel die politieke vernieuwing is niets in huis gekomen, maar dít zou kunnen en het is cruciaal. De ganse oppositie plus de PSC staat er achter. De groenen spreken weliswaar niet over de volledige neutralisering van de lijststem, maar over een tempering. Het zit er dus in.
Later moeten we dan naar een ander kiessysteem waarbij de partijen vooraf kleur bekennen : welke regering willen ze om wat te doen na de verkiezingen ? Want hoe gaat dat nu ? We doen met alle partijen en partijtjes mee en roepen om ter hardst : stem voor ons want wij zijn de besten. Wat we na de verkiezingen willen doen, met wie, daar heeft de burger het raden naar.
Het rechtstreeks verkiezen van premiers, van burgemeesters kan dan ook besproken worden. Ik ben het stadium al lang voorbij dat ik zeg : het moet en zal dit of dat systeem worden. Misschien is iets als in Frankrijk twee ronden de oplossing. Je kan altijd een aantal zetels reserveren die toegewezen worden op basis van een evenredige verdeling. Dit thema leeft in elk geval. Op het PRL-congres kwam het rechtstreeks kiezen van de burgemeester aan bod. In Nederland wijzen ze die mensen nog altijd aan, maar de Tweede Kamer debatteert over een nieuwe aanpak. Dit soort veranderingen halen we echter niet meer vóór 1999.
U werkt al lang aan een bundeling van de oppositiekrachten en voerde daar eindeloze gesprekken over. Wat mogen we ons daar nu bij voorstellen ?
VERHOFSTADT : Dat is een krachtenbundeling van al degenen in Vlaanderen die verandering willen, van al de democratische verenigingen en individuen die zowel binnen als buiten het parlement, het gestremd Belgisch politiek model weg willen. Waarom ? Omdat dat model er verantwoordelijk voor is dat er nauwelijks of geen economisch of sociaal beleid bestaat in dit land, zelfs geen justitiebeleid, want het is niet omdat er veel wind wordt gemaakt, dat er echt iets gebeurt. We moeten naar een platform van ideeën dat na de verkiezingen als basis dient voor grondige hervormingen. Wat mij betreft, moet geen enkele formule worden opgelegd of uitgesloten. We kunnen werken met afzonderlijke partijen en aparte lijsten, het kan een kartel zijn, of welke andere formule dan ook.
Voor iemand die altijd duidelijkheid vraagt, klinkt dat zéér vaag.
VERHOFSTADT : Niet vaag, de parlementaire krachtenbundeling, dat gaat over de VU en Agalev. De buiten-parlementaire oppositie, dat zijn de tientallen verenigingen die de jongste tijd werden opgericht. Wij kregen meer dan duizend brieven, faxen en e-mails van mensen en organisaties die willen meewerken. Het platform moeten punten bevatten, die onmiddellijk bij het aantreden van een nieuwe regering uitgevoerd moeten worden. Dat is niet vaag.
U wil daar ook mensen bij betrekken als Paul Marchal of de inspecteur van het Hoog Comité van Toezicht, Willy Vermeulen ?
VERHOFSTADT : Dat moet kunnen. Ik heb meneer Marchal nooit ontmoet, wel meneer Vermeulen toen hij zijn vereniging Stem oprichtte.
Dreigt zo’n amalgaam niet binnen de kortste keren uit elkaar te vallen ?
VERHOFSTADT : Dit is verdorie geen amalgaam. Al die mensen en organisaties scharen zich achter dat platform. Ik wil geen nieuwe partij, daar zit niemand op te wachten, evenmin op de zoveelste verruimingsoperatie.
Is dat platform een soort preregeerakkoord ?
VERHOFSTADT : Daar zijn we weer met zo’n oude term. Het is een verbintenis tegenover de burger, een garantie dat we niet in het geniep, achter een haag, gaan beslissen met wie we willen regeren.
Heeft u geen meerderheid nodig ? Belandt u dan niet automatisch op de door u verafschuwde canapé ?
VERHOFSTADT : Ik verwacht niet dat de CVP of de SP verdwijnen bij de volgende verkiezingen. Uiteraard hebben we door ons kiessysteem een coalitie nodig, maar het zal zeer duidelijk zijn waarover gepraat gaat worden.
Zit u dan niet met een probleem aan de andere kant, bij uw broeders van de PRL en hun kartel met het FDF ?
VERHOFSTADT : De PRL, dat is dezelfde politieke familie als wij, maar de VLD stippelt een heel eigen weg uit. Toen PRL-voorzitter Louis Michel zei : het hoeft voor ons niet noodzakelijk mèt de VLD, dachten wij al lang, zonder dat van de daken te schreeuwen : voor ons hoeft het niet met de PRL. Wij laten onze strategie niet afhangen van de PRL, ook al niet omdat de jongste dagen duidelijk wordt dat het FDF het kartel leidt in de plaats van de PRL. Met hun aanpak plaatsen ze zich federaal meer en meer in een geïsoleerde positie. Daar valt federaal moeilijk mee te regeren. Wij hebben geen schrik om de staatshervorming, die zware mankementen vertoont, te herzien. Maar opgelet : als zij, bijvoorbeeld, in Brussel naar taalverhoudingen willen die meer gestoeld zijn op de realiteit, dan kunnen wij zeggen : sorry, maar dingen als pariteit hoeven voor ons ook niet meer, ook niet in de federale regering.
Is het politiek niet vervelend voor u met zo’n geloofsgenoten te zitten ?
VERHOFSTADT : Niet echt. Het is misschien zelfs vervelender voor de christen-democraten en socialisten. Maar goed, die communautaire contentieux moet worden opgelost, omdat die drukt op de rest van het beleid. Iedereen is het eens over een loonkostverlaging. In Nederland leidde die tot 400.000 nieuwe banen…
Pardon ?
VERHOFSTADT : Goed, de helft deeltijds, de helft voltijds, maar het zijn dus 400.000 banen en daar teken ik voor. Bij ons kwamen er namelijk géén banen bij.
Denkt u die met 200 miljard frank te betalen ?
VERHOFSTADT : Neen, ik weet dat ook : in Nederland kostten die nieuwe banen 400 miljard frank of 24 miljard gulden aan lastenverlaging, gespreid over vier jaar. Maar het resultaat is : 100.000 banen erbij elk jaar.
U heeft dezelfde budgettaire ruimte niet.
VERHOFSTADT : Toch wèl. Wij hebben in ons plan vijf financieringsbronnen aangegeven voor de lastenverlaging, waaronder saneringen, een stuk budgettaire ruimte die er komt en de privatiseringen. Iedereen riep in het begin : privatiseren, dat telt Europees niet mee. Maar intussen zijn alle Europese specialisten het erover eens : het kan. We hebben dus het geld als we dat willen. Nu hoor ik nog slechts één kritiek : gaat het wel werken ? Enfin toch, als het in Nederland marcheert, werkt het bij ons zeker omdat wij een hoge productiviteit kennen. Elke marginale daling van de loonkost geeft dan een groter effect op de tewerkstelling. Natuurlijk werkt dat ook bij ons. Nederland boekt een overschot in de sociale zekerheid, wij zitten permanent met een tekort, hoe komt dat ?
Omdat we op sociaal vlak veel te veel uitgeven, heeft u altijd gezegd.
VERHOFSTADT : Dat herinner ik me wel hoor. Maar het is vooral omdat we te weinig inkomsten hebben, omdat er te weinig banen zijn.
België is Nederland niet, de arbeidsparticipatie ligt er heel anders, de…
VERHOFSTADT :… ik ken dat, en dadelijk komt de gasbel zeker ? Wat is die gasbel ? Die stelt 0,5 procent van het bruto nationaal product (BNP) voor. Luister eens, Nederlanders zijn de grootste nettobetalers aan de Europese Unie : 0,7 procent van het BNP. België betaalt netto dus bijdrage min inkomsten niks en daarom staan wij er objectief gezien, beter voor dan Nederland. Met die gasbel kunnen ze hun nettobedrage aan de Unie niet eens betalen. Daar financier je zo’n beleid van lastenverlagingen niet mee. Kijk toch eens rond, zie wat er elders gebeurt. Bij ons bestaat niet genoeg intellectuele eerlijkheid om daar echt over te dicussiëren. Daarom geef ik het ook op om nog over sociale items te praten.
Wat zien we elders ? Er komt, bijvoorbeeld, een nieuwe werkloosheidsverzekering die de bedrijven mee verantwoordelijk stelt voor het dekken van minstens het eerste jaar werkloosheid van hun ex-werknemers. Bij ons schuiven ondernemingen hun compleet sociaal passief af op de gemeenschap in de vorm van prepensioenen, werkloosheid en loopbaanonderbrekingen.
Dat wil u ondernemers verkopen : een verlaging van de sociale kosten, maar tegelijkertijd nieuwe lasten ?
VERHOFSTADT : Dat gaat wèl samen, ook de Britse premier Tony Blair is daar mee bezig. Hij wil ook nieuwe pensioenfondsen voor iedereen, inclusief mensen onderaan de maatschappelijke ladder. Niet alleen meneer Dehaene, Tobback en Verhofstadt hebben als lid van de Senaat recht op een pensioenfonds. Is dat niet straf ? Iedereen roept : die pensioenfondsen, beste mensen, ge moet dat niet aanvaarden. Maar toen de federale ministers zonder sociaal statuut vielen, omdat ze sinds de laatste staatshervorming niet langer in het parlement mochten zetelen, hebben ze zich snel aangesloten bij het statuut van de senatoren, omdat de Senaat over een gekapitaliseerd pensioenfonds beschikt. Als dat geen hypocrisie is, weet ik het ook niet meer.
Ja, ik ben ervan overtuigd dat we de ondernemingen niet alleen lagere sociale lasten moeten geven, maar van hen ook mogen vragen om een aantal verantwoordelijkheden op te nemen in de sociale zekerheid. Mijn politiek engagement is er immers niet op gericht om altijd en overal het bedrijfsleven ter wille te zijn. Mij interesseren de mensen en voor hen tracht ik een kader te creëren waarbinnen zoveel mogelijk welvaart en welzijn tot stand kan komen. Dat kader bestaat tevens uit een reeks deontologische regels, die ook gelden voor ondernemers, advocaten, bouwspeculanten en noem maar op. Misschien hebben wij, liberalen, dat in het verleden te weinig benadrukt. Nogal wat mensen vermoeden immers dat er iets achter zit, wanneer we over ethiek en sociale dimensies praten. Dat is onze erfzonde.
Let wel, ik spreek over een kader, want de staat moet niet alles zelf willen doen. Ook de Nederlandse, socialistische premier Wim Kok denkt zo. Hij wil mensen een baan geven binnen een sociaal billijk kader, maar niet te allen prijze een greep op de samenleving houden. Als wij zoiets zeggen, staat iedereen op zijn achterste poten. Waarom ? Omdat België het laatste land ter wereld is waar vakverenigingen verantwoordelijk zijn voor werkloosheidsuitkeringen. Wij zitten hier ook de liberalen vastgeroest in onze zuilen. Bij elke discussie krijgen wij één van onze eigen belangenverenigingen achter ons aan en die roepen : hé zeg, vergeet onze belangen niet.
Lokt u dát zo aan in Nederland : een vrijer politiek debat ?
VERHOFSTADT : Kok of de liberaal Hans Van Mierlo kunnen het primaat van de politiek stellen omdat ze onafhankelijk werken. Niemand trekt hen bij de kraag als ze snel willen gaan. Bij ons staan die verenigingen al te trekken als we één enkele stap willen zetten. Het gaat niet langer over ideologische tegenstellingen. Zoveel zijn er overigens niet meer tussen een modern liberalisme en een moderne sociaal-democratie. Kijk naar Labour : wat is het verschil tussen Labour en New Labour ?
New Labour verkoopt zich veel beter.
VERHOFSTADT : Dat ook, maar New Labour werd een ledenbeweging, waar de vakbond niet langer de wet dicteert. Wij zouden niet alleen onze politiek, maar gans Vlaanderen op die manier moeten hervormen, tot een nieuw Vlaanderen, zeg maar.
U pleit voor deontologie, verantwoordelijkheid, zorgzaamheid. Heeft u dat ook gedaan in de jaren tachtig ?
VERHOFSTADT : Ik dacht niet onethisch in de jaren tachtig. Onze centrale zorg was toen : het overheidsbeslag drukt te hard op de burger, er is crisis, werkloosheid. Welke fout heb ik toen gemaakt ? Ik benadrukte onvoldoende dat wanneer je het overheidsbeslag naar beneden haalt, er nog altijd een rol voor overheid overblijft. Een zorgzame overheid moet geen telefoonmaatschappijen uitbouwen, maar letten op een goed kader waarin de economie kan werken, waarin de sociale sector efficiënt en zuinig kan functioneren. De overheid moet dus geen marktspeler meer zijn.
Ik ben in de loop der jaren geëvolueerd, de maatschappij ook. In 1984 lanceerde ik, na bezoeken aan Groot-Brittannië en Japan, het debat over de privatisering. Ik werd toen verketterd. Jean Hallet van de Christelijke Mutualiteiten riep toen : mijn ASLK gaat verkocht worden. Tegenwoordig houden alleen enkelingen zoals vice-premier Elio Di Rupo (PS) nog krampachtig vast aan de overheidsparticipatie van 50 procent bij Belgacom.
Ik ben ook heel anders gaan aankijken tegen dossiers als onderwijs. Wij praten altijd over rationaliseren, saneren en schaalvergroting. We staan er niet bij stil waar we mee bezig zijn. Er komt een plan- Dillemans en we roepen in koor : goed zo. Maar is dat wel zo goed ? Iedereen beweert dat we naar een kennismaatschappij gaan. Moeten we dan niet méér investeren in onderwijs en ophouden met dat knippen en plakken ? Moeten we onze kinderen niet onderdompelen in onze algemene kennis en cultuur, in de plaats van hen snel de richting van een specialiteit te duwen ? Moeten we niet méér mensen naar de universiteit krijgen ? Mijn dochter zit niet meer met haar beste vriendinnetje in dezelfde klas. Dat kind is namelijk blijven zitten in het eerste leerjaar. Waarom ? Omdat ze uit een gebroken gezin komt met een laag inkomen. Het eerste resultaat : dat kind moet verdorie blijven zitten. Daar begint de hele zaak al…
Noch Verhofstadt, noch de VLD springen recht bij discussies over besparingen in het onderwijs.
VERHOFSTADT : Dat is niet waar. We komen daar niet mee naar buiten, maar we zijn aan het onderhandelen over het secundair onderwijs en de inhoud ervan staat voor ons nu centraal. We zijn daar echt mee bezig.
Is het niet vreemd dat u eerst het vriendinnetje van uw dochter moet zien blijven zitten om daaraan te beginnen ?
VERHOFSTADT : Dat is inderdaad zo. Zo gaat dan blijkbaar in het leven. Dan kan u mij verwijten : twintig jaar politiek en nu pas iets beginnen te leren. Maar ik evolueer toch nog altijd liever dan te blijven stilstaan.
Volgt uw partij u in die evolutie ?
VERHOFSTADT : Ik denk van wel. Ik zie wel eens een ondernemer die na zo’n toespraak over het zorgzaam liberalisme met een zuur gezicht komt vragen : zijt gij nu tegen ons ? Alsof het daarover zou gaan.
Wat is een ethisch ondernemer ?
VERHOFSTADT : Je moet dat zien met affaires als de KB-Lux of Beaulieu op de achtergrond. Om ethisch te kunnen ondernemen, moet de overheid eerst haar rol vervullen. Ik begrijp ondernemers die zeggen : sorry, als ik concurrentieel wil blijven tegenover de Duitsers, moet ik vijf of tien mensen aan de deur zetten. Die vliegen dan in loopbaanonderbreking, brugpensioen of werkloosheid. Pas met een overheid, zoals in Nederland, die het kader schept, krijg je ethische ondernemers.
Zijn uw partijgenoten Ferdinand Huts of Aimé De Simpel, bijvoorbeeld, ethische ondernemers ?
VERHOFSTADT : Je kan geen onderscheid maken tussen ethisch en onethisch omdat het kader er niet is. Ik heb geen enkele aanwijzing om te beweren dat De Simpel of Huts onethisch zouden handelen. Huts zei me tijdens ons laatste gesprek overigens : ik wil werk geven, ik heb meer dan honderd openstaande jobs, maar vind geen mensen. Dat gesprek is bijna op een ruzie uitgedraaid. Het ging over de wig of het te kleine verschil, tussen een inkomen uit arbeid en een uit een vervangingsinkomen. Huts beweerde dat hij zijn mensen nooit kon vinden, als die wig niet groter werd. Om niet te moeten raken aan de werkloosheidsuitkeringen of aan vervangingsinkomens, moeten we dus fiscaal iets doen aan de laagste inkomens uit arbeid.
Hoe moet dat praktisch ?
VERHOFSTADT : Vlaanderen beweert toch dat het wat geld heeft, gebruik dat dan. Als je de wig niet groter maakt, vindt Huts zijn mensen inderdaad niet.
Is het niet erg dat een ideologisch hernieuwer zoals u, in het buitenland rechts voorbij wordt gestoken door sociaal-democraten ?
VERHOFDSTADT : Voor mij is dat geen drama, ik ben geduldig geworden. Het is een drama voor dit land dat al die malheuren niet langer kan verdragen.
Is uw partij even geduldig ?
VERHOFSTADT : Dat durf ik niet zeggen. Al onze mensen staan dat is normaal ook te popelen om ons programma uit te voeren. Als ik zou beweren : neen, neen, ze zijn allemaal heel kalm en gelaten, dan zou ik liegen.
Zijn de volgende verkiezingen nog eens uw laatste kans ?
VERHOFSTADT : Vorige keer heb ik dat al eens gezegd. Iedereen weet wat er toen gebeurd is en ik ben dus vertrokken. Ik krijg in feite van mijn partij een tweede kans.
Hubert van Humbeeck Jos Grobben ?Ik kwam terug omdat dit mijn plicht was.?þ ?De jonge leeuwen vielen in het oude model.?þ ?We mogen niet meer in het geniep, achter een haag beslissen.?þ?Voor ons hoeft het niet met de PRL.?þ?Ik geef het op om nog over sociale items te praten.?þ
Guy Verhofstadt : Dat kan u mij verwijten : twintig jaar in de politiek en nu maar iets beginnen te leren.
Met Bert Anciaux op de persconferentie, waarop ze een Vlaams democratisch front met een Brussels programma aankondigen : Dat is verdorie geen amalgaam.