De Boomse politicus Carry de Groot-Verboven hekelt de houding van de Open VLD-top in het dossier van jeugdwerker Peter Calluy, die in Knack getuigde.

Na de publicatie van het Knack-artikel over problemen in de integratiesector met Boom en Mechelen als voorbeelden, werd Vlaams minister Marino Keulen (Open VLD), bevoegd voor inburgering, in het parlement aan de tand gevoeld. Wellicht waren vragen aan zijn federale liberale collega Patrick Dewael meer op zijn plaats geweest. Of aan Open VLD-voorzitter Bart Somers. Of aan ex-premier Guy Verhofstadt. Zij werden begin 2006 immers op de hoogte gesteld van de problemen, zoals die in Knack door ex-straathoekwerker Peter Calluy werden gemeld. En wel door hun toenmalige partijgenoot en liberaal boegbeeld in Boom, Carry de Groot-Verboven (nu onafhankelijk gemeenteraadslid). ‘Ik heb Calluy ontmoet, heb naar zijn verhaal geluisterd en wist dat hij goede contacten had met de Marokkaanse gemeenschap in Boom. Ik heb dit dossier aangekaart binnen de lokale VLD, om Calluy daar zijn relaas te laten doen. Dat is nooit doorgegaan. In februari en april 2006 heb ik het dossier van Calluy persoonlijk overhandigd aan Somers en heb ik het bezorgd aan Dewael, die bevoegd was voor preventie. Ik probeerde een afspraak te regelen voor Calluy om de ernst van de situatie op het hoogste niveau te kunnen uitleggen. Op 21 februari 20007 kreeg ik een brief van Jan Kerremans, kabinetschef van Dewael, dat ze het dossier goed ontvangen hadden en dat het werd doorgestuurd naar bevoegde diensten voor verdere behandeling. Ik vrees dat het dossier meer naast dan op de tafel heeft gelegen.’

De Groot-Verboven vindt dat de problemen rond het integratiewerk in Boom onvoldoende werden opgepikt door het college, dat werd geleid door de huidige burgemeester, Patrick Marnef. ‘Calluy stond met zijn rug tegen de muur en werd niet au sérieux genomen’, aldus De Groot-Verboven. ‘En dat alles nu perfect zou zijn in Boom, moet ik toch ook relativeren. Mensen voelen zich niet altijd even veilig.’

Burgemeester Marnef beklemtoont echter dat er al jaren actieve aandacht is voor het socialeoverlastbeleid, onder het motto ‘zacht waar het kan, hard waar het moet’. Ook Jo Goorden, straathoekwerker van de gemeente Boom, vindt dat de situatie sterk is verbeterd sinds de ernstige incidenten met onder anderen fundamentalistische jeugdwerkers van de vereniging El Islaah: ‘We zien hoopgevende resultaten, dankzij een mix van betere communicatie, een correct politieoptreden als het moet en preventiewerk op lange termijn. Er zijn nu verschillende groepen jongeren – Afrikanen, ex-Joegoslaven en Marokkanen -die gezamenlijk om een nieuw jeugdhuis vragen. Daar bestaat politiek wat aversie tegen, gezien de oude problemen. Maar de komst van nieuwe groepen heeft een gunstig effect gehad: ze voetballen samen, gaan samen naar school, waardoor er niet meer één groep is die zich apart opstelt.’ Dat gebeurde met een groep jongens van Marokkaanse afkomst, die andere jeugdorganisaties uit jeugdhuis Den Dijk pestte.

‘De verhalen van Calluy kloppen grosso modo, alleen had hij als jeugdwerker geen beroepsgeheim. Ik als straathoekwerker wel. Dat hij zijn verhaal op straat gooide, bemoeilijkt ons werk met sommige jongeren.’ Tegelijk erkent Goorden, ooit coördinator straathoekwerk in de provincie Antwerpen, dat een kritisch debat over de integratiesector nodig is, mede in het licht van toenemende spanningen en radicaliserende jongeren: ‘Ik hoor van jeugdwerkers en straathoekwerkers dat ze niet goed weten hoe ze moeten omgaan met de verbale agressie van de jongste generatie in concentratiewijken als Borgerhout.’

Hans van Scharen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content