Tegen het eind van het jaar stapelde het slechte nieuws zich op. Een reeks industriële bedrijven te lande slankt af of sluit zijn poorten.
Minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet (CVP) kan terecht verklaren dat de werkloosheid nu echt daalt. Eind november telde de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening 453.335 uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, inderdaad enkele tienduizenden minder dan een jaar geleden. Maar dat is nog geen reden om te juichen. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso), de club van de industriële landen, voorspelt in haar net gepubliceerd halfjaarrapport dat de economische groei in België tegen 1998 bijna verdubbelt, zonder een noemenswaardig effect op de werkgelegenheid. De werkloosheid zal de komende twee jaar weliswaar lichtjes dalen (van 12,9 tot 12,3 procent), maar dat is voornamelijk het gevolg van de wijziging van de werkloosheidsreglementering. Bovendien worden in de statistieken de werklozen van vijftig jaar en ouder, de bruggepensioneerden, de tijdelijke en deeltijdse werklozen, de loopbaanonderbrekers en de jonge schoolverlaters met een wachtuitkering niet meegeteld.
Handelsinformant Graydon meldt intussen dat het aantal faillissementen dit jaar een recordhoogte bereikt : eind november waren er al bijna 7.000 ondernemingen over de kop gegaan, waarbij zo’n 14.000 mensen hun baan verloren. Het gaat veelal om kleine aannemers, groothandelaars, winkels en horecabedrijven met slechts enkele werknemers. Het goede nieuws is dat daar nieuwe ondernemingen voor in de plaats zijn gekomen, die nieuwe werkgelegenheid creëren.
Veel alarmerender is het stille verdwijnen van jobs in de industrie. De industriële activiteit is al gedaald tot een kwart van het bruto binnenlands product en de verzwakking gaat voort. In tegenstelling tot voorbeeldlanden als Nederland investeerden de Belgische fabrieken de jongste jaren fel in de modernisering en de automatisering van het productieproces. Daarbij sneuvelden duizenden arbeidsplaatsen definitief.
PECH VOOR LAAGGESCHOOLDEN
Gerenommeerde industriëlen waarschuwen dat de achteruitgang van de industriële activiteit het economisch weefsel van het land aantast. In elk geval verzwakt het de werkgelegenheid. Wie gelooft nog dat de dienstensector het verlies aan jobs in de fabrieken kan goedmaken ? Ook in die sector wordt gerationaliseerd, met de banken als meest eclatante voorbeeld. De informatisering en de burotica remmen de groei van de werkgelegenheid niet alleen af, ze laten ze inkrimpen. Bovendien vernietigt de desindustrialisering de jobs voor de lager geschoolde arbeiders alle opleidingsprogramma’s ten spijt. Het gaat om een belangrijke groep : een groot deel van de huidige werklozen zijn laaggeschoolden.
Die evolutie, die zich ook in andere Europese landen voordoet, heeft vele oorzaken : de hoge sociale kost op de arbeid, het harde valutabeleid in Europa dat de uitvoer hindert, de besparingen op de overheidsuitgaven in voorbereiding van de Europese Monetaire Unie, de liberalisering van de wereldeconomie die samen met de informatietechnologie de globalisering van de economie stimuleert. De jongste maanden kampt het land met een rist spectaculaire desinvesteringen in de industrie.
Het uitvaren van de Navigator uit de failliete Boelwerf-Vlaanderen kan als het ware symbool staan voor het vertrek van de zware industrie. De scheepswerf in Temse verloor de concurrentiestrijd tegen de goedkope Aziatische scheepsbouwers, net als Bremer-Vulkan in Duitsland en de beroemde Solidarnosc-werf in het Poolse Gdansk. De Navigator is het laatste in België gebouwde zeeschip. In Temse is met 1.500 ontslagen het sociale leed geleden, maar het onderzoek naar duistere rekeningen en speculatie met de bedrijfsgronden blijft zeer actueel.
Iedereen kan televisietoestellen maken, maar Japanners en Koreanen (en straks de Chinezen) kunnen die nog goedkoop maken ook. Voor de Europese tv-specialisten zijn het harde tijden : Blaupunkt is er al mee gestopt, Siemens verkeert in moeilijkheden en Frankrijk wil zijn Thomson aan de Koreanen verkopen. Ook de producenten van tuners, luidsprekers en videorecorders hebben het moeilijk. De Amerikaanse industrie heeft de strijd tegen Azië al opgegeven. Het Verre Oosten zet de prijzen van de consumentenelektronica onder druk.
Philips vecht door, maar niet zonder moeilijkheden. De winstcijfers van de Eindhovense elektronicagroep kelderden. De nieuwe topman Cor Boonstra spreekt alweer oorlogstaal en saneert bij de grootste verliesmaker, de Sound & Vision. In de Brugse fabriek zullen ze het geweten hebben. Gebouwd voor anderhalf miljoen tv’s per jaar, staan er in 1997 slechts 300.000 op het programma. Bijgevolg gaan 795 van de 1.300 werknemers eruit. En waarschijnlijk sijpelt die afslanking door naar toeleveranciers, zoals Trelleborg Plastics dat in de nabijheid met 60 mensen bijna uitsluitend tv-kasten produceert voor Philips, of Lemahieu in Beernem, dat het bedrijf het piepschuim voor zijn verpakkingen levert, of de vele transporteurs.
AZIATISCHE TIJGERS
Philips zoekt goedkopere productiemogelijkheden, in Azië natuurlijk, maar ook bij de buren in Oost-Europa. In het Hongaarse Szola kunnen ze tv-panelen in mekaar zetten voor slechts vijftien procent van de Brugse prijs. Brugge blijft voorlopig Philips’ wereldcentrum voor televisietoestellen in het duurdere segment, tot de Aziatische Tijgers ook die markt overnemen. De Nederlandse ?gloeilampenfabriek? kromp zijn werkgelegenheid in België in van 18.600 medewerkers tien jaar geleden tot nog 9.000, verspreid over elf vestigingen.
De Bruggelingen gingen luidruchtig in verzet tegen het ?sociaal bloedblad?, maar ze bliezen de fabrieksbezetting haast unaniem af toen Philips vele honderden miljoenen op tafel legde om het leed van de werkloosheid te verzachten. Brugpensioen vanaf vijftig jaar (dat moet een jeugdrecord zijn) en bovenop de normale ontslagregeling een afscheidspremie van 300.000 frank (met een extra voor gezinnen met drie kinderen), plus nog eens minimaal 90 maanden lang (voor wie ouder is dan 39 komt daar per jaar nog vier maanden bij) een toegift op de werkloosheidsuitkering van 9.000 frank per maand. En het bedrijf draagt de kosten van een tewerkstellingscentrum en van outplacementbegeleiding. Philips investeert een smak geld om van zijn Brugse fabriek af te geraken.
De Kortrijkse staaldraad- en staalkoordproducent Bekaert gooit er nog meer geld tegenaan, 1,8 miljard frank voor een sociaal ontslagplan en voor het uit productie nemen van niet volledig afgeschreven installaties en machines. De zwakke operationele winst over 1996 gaat er volledig aan. De Brusselse beurs was zo verbouwereerd dat het aandeel op een paar dagen met 30 procent daalde.
Ook Bekaert wil zijn Europese fabrieken afslanken. Dat kost in België een paar honderd arbeidsplaatsen in de fabrieken van Aalter en Lanklaar het juiste aantal werd noch vakbonden noch werknemers meegedeeld. Overproductie en de concurrentie van het vroegere Oostblok verknoeien de prijzen. Niet alleen de hoge loonkosten, maar ook de lage dollar en de sterke frank maken de export vanuit België hachelijk duur.
Bekaert schroeft zijn activiteiten in Europa terug, maar in Azië wordt het echt menens. De al bestaande staalkoordfabriek in China verdubbelt haar vermogen en de West-Vlamingen investeren meer dan een miljard frank in nieuwe fabrieken in India en Indonesië.
EEN ECONOMISCH RAMPGEBIED
De internationale staalmarkten zijn niet in slechte doen, maar twee van de acht Belgische staalproducenten verkeren in ademnood. Forges de Clabecq in het Waalse Tubeke diende zelfs bij de handelsrechtbank zijn boeken in, nadat Europees Commissaris voor Concurrentiezaken Karel Van Miert het zoveelste reddingsplan van de Waalse regering torpedeerde. De 1.800 arbeiders van de Forges lieten met een verwoestende betoging in Tubeke verstaan dat zij niet echt veel verwachten van de toekomst.
Natuurlijk lijdt het staalbedrijf onder de overproductie in Europa en het quasi-dumpen van goedkoop staal uit Oost-Europa en het Verre Oosten. Zijn concurrenten kunnen zich in die strijd blijkbaar wel handhaven, Cockerill Sambre boert niet slecht. De prestigieuze Franse voorzitter Jean Gandois van Cockerill leidt zijn groep als een echt privé-bedrijf, hoewel de Waalse overheid er via de Société Wallonne pour la Sidérurgie hoofdaandeelhouder is. Die Société is ook hoofdaandeelhouder van de Forges, maar liet dat bedrijf in de oude Waalse stijl verkommeren, met een zwakke bedrijfsleiding en corporatistische vakbonden. Op verouderde installaties produceren teveel arbeiders met te hoge lonen dikke stalen platen en een overvloed aan tussenproducten, waar niemand zit op te wachten. Elk werkuur staat voor bijkomend verlies ; in enkele jaren soupeerde de Forges zijn vijf miljard eigen middelen op.
De Waalse regering van Robert Collignon (PS) gooide de handdoek in de ring. Ze verklaarde terecht het westen van Waals-Brabant tot een economisch noodgebied. De ervaring leert echter dat reconversie weinig soelaas brengt voor werklozen uit de zware industrie. Zo zullen maar weinig staalarbeiders een baan vinden in de nieuwe gevangenis in Tubeke/Ittre, die 150 cipiers en 50 bedienden nodig heeft. Misschien bestaat na het faillissement van de Forges de Clabecq de mogelijkheid de walserijen te integreren in een groter Waals geheel, waardoor vijfhonderd banen gevrijwaard zouden blijven.
Maar eigenlijk is die Grande Sidérurgie Wallonne nu al mislukt. Het is niet onbegrijpelijk dat Cockerill Sambre zich niet wil verzwakken in een alliantie met de Forges en met de Usines GustaveBoël in La Louvière. De staalgroep Boël maakt nu al vijf opeenvolgende jaren verlies en grijpt naar de reddingsboei. De Nederlandse staal- en aluminiumgroep Hoogovens uit IJmuiden reikt die aan, ze wil drie miljard frank verse middelen in de onderneming pompen, in ruil voor een belang van 50 procent. De Nederlanders hebben een tekort aan walscapaciteit voor de verwerking van hun ruw staal en zijn vooral geïnteresseerd in de Boël-walserijen van La Louvière en Maubeuge. Maar de warmeproductiefase, de hoogoven en een deel van de staalfabriek dus, kan hen gestolen worden. In La Louvière loopt één ton staal uit de hoogoven tegen 9.000 frank, in Nederland kost dat maar 6.000 frank. Hoogovens wil bijgevolg de warme productie dicht, waardoor 800 van de 2.100 jobs in La Louvière sneuvelen. Waals regeringsleider Collignon steunt het Nederlandse reddingsplan, de vakbonden verwerpen het. En de groep uit IJmuiden komt niet over de brug zolang er geen waterdicht sociaal akkoord op tafel ligt.
NIET ECHT GECHARMEERD
In de lente van 1995 fuseerden de Frans-Britse reus Carnaud Metalbox en de Amerikaanse gigant Crown Cork & Seal. De nieuwe fusiegroep met 50.000 werknemers en tientallen fabrieken in Europa kan heel wat productie kostenbesparend verschuiven. Niet zonder gevolgen in België. Toen Crown Cork zijn hoofdkwartier van Deurne naar Parijs overbracht, ging meteen de rode werkgelegenheidslamp flikkeren. De groep besliste zijn verpakkingsproducten voortaan te produceren in de landen waar de voedingsindustrie ze gebruikt. Dat bespaart transportkosten. Bovendien waren de internationale managers niet echt gecharmeerd van de ecotaks in België.
Bijgevolg : de productie van drankblikjes verhuist van Eurocan Dranken in Mechelen naar Frankrijk de Belgen drinken nauwelijks uit blikjes en slechts een twintigtal van de 143 jobs blijft bestaan ; Eurocan Food (eveneens in Mechelen, met 102 werknemers) gaat dicht en Crown Cork Company in Deurne dankt 135 van zijn 588 medewerkers af. Kroonkurken, spuitbussen en deksels voor conservenblikken kan men beter produceren in landen als Italië en Engeland, met een zwakkere munt.
Het chemiebedrijf Ethyl in Gent, tot maart van dit jaar nog Texaco, gaat de werkgelegenheid meer dan halveren. De beslissing van de Amerikaanse chemiereus de productie van smeeroliën te stoppen en die van addivitieven over te hevelen naar het zusterbedrijf in het Waalse Féluy kost 80 tot 90 mensen hun baan. Slechts enkele specialiteiten voor een beperkt aantal vaste klanten blijven in de Arteveldestad.
Ook burgemeester Patrick Dewael (VLD) van Tongeren zit met zorgen omtrent werkgelegenheid. Nova Electro International, een producent van kleine huishoudapparaten, geraakt in financiële ademnood. In 1990 kochten de fabrieksmanagers de dochter van de intussen uit mekaar gereten wereldgroep ITT over, met de steun van de Vlaamse Investeringsmaatschappij en de Limburgse Participatiemaatschappij. Zoals dat bij management buy-outs vaker voorkomt, ontstaat na enkele jaren grote nood aan bijkomend kapitaal. Geen van beide investeringsmaatschappijen wil vers geld op tafel leggen. De 440 werknemers zijn erg onzeker over hun toekomst.
De management buy-out van Alvey Europe in Willebroek resulteerde in een faillissement. De producent van interne transport-, sorteer- en palletiseersystemen leed niet alleen onder de zwakke conjunctuur bij de potentiële klanten in de voedingssector, maar had ook problemen met onderkapitalisering. Zoals gebruikelijk, zorgden de banken er voor dat hun schulden krompen ten nadele van de leveranciers en draaiden ze vervolgens de kredietlijnen dicht. Waarschijnlijk kan de curator een overnemer en een nieuwe werkgever vinden voor de 116 Alvey-werklozen.
De Groep Herstal, zoals de wapenfabriek FN nu bescheiden heet, blijft op de sukkel, net als haar Franse moeder Gan. Sedert het einde van de Koude Oorlog is de vraag naar wapentuig verzwakt. In een zoveelste herstelprogramma sneuvelen in het Luikse en in de andere FN-fabrieken opnieuw enkele honderden jobs. De complete verwijning van de Groep Herstal zou niemand verbazen.
En voor de volledigheid, het ooit beroemde Sole Mio Manta uit Waasmunster is alweer en nu definitief failliet. Europeanen slapen niet meer onder wollen dekens, ze verkiezen dekbedden. Tien jaar geleden werkten in Waasmunster nog 600 mensen, nu produceerden negentien werknemers gedurende twee dagen per twee weken in de quasi-archeologische fabriek de blauwe stoffen waarmee de Touaregs in de Sahara zo fotogeniek zijn.
Guido Despiegelaere
De Navigator verlaat de failliete Boelwerf in Temse. België bouwt geen schepen meer.
De redding voor de staalgroep Boël komt uit Nederland.