‘In Turkije is een genocide aan de gang’

DARGEÇIT Een van de bijna twintig steden waar de Turkse regering in december een uitgaansverbod heeft ingesteld. © BRECHT SURMONT

Turkije kreunt. Na de aanslag in Istanbul, waarbij tien toeristen omkwamen, maakte een autobom in het Koerdische Diyarbakir nog eens vijf slachtoffers. Iets verderop, in het zuidoosten van het land, laait de burgeroorlog tussen het Turkse leger en de Koerden in alle hevigheid op. Onze reporter zag hoe de Koerden in een spiraal van geweld meegesleurd worden: ‘Opgeven? Dat doen we nooit.’

‘Tien dagen hebben we het volgehouden. Op de vijfde dag werd de elektriciteit stukgeschoten. Vanaf dat moment zaten mijn vrouw, onze vier kinderen en ik in het donker en de kou onder een deken.’ Aan het woord is Mihemed Sikri, inwoner van het stadje Dargeçit in de Koerdische regio in Zuidoost-Turkije. Het landelijke Dargeçit is een van de bijna twintig steden waar de Turkse regering in december een uitgaansverbod heeft ingesteld. Negentien dagen lang kon niemand in de wijk van Sikri zijn huis uit. ‘We hadden een brood per dag om te overleven. De hele tijd lag mijn huis onder vuur. Het dreunde en knalde maar door. We durfden ons nauwelijks te bewegen. Wie zich voor de ramen liet zien of zich buiten waagde, kon een kogel verwachten. Op de elfde dag zijn we vertrokken. Met gevaar voor eigen leven.’

Mihemed Sikri staat voor zijn gehavende woning en sprokkelt hout. Het is zes graden onder nul, en de stad ligt bedolven onder een dikke laag sneeuw. Maar daar bekommert Sikri zich niet om, want na negentien dagen is het uitgaansverbod eindelijk opgeheven en kan hij zich weer vrij op straat begeven. Sikri wijst op de woning een paar meter verder: ‘Mensen die hun toilet buiten hebben, konden niet gaan. Een vriend van ons deed dat wel en werd prompt door een sluipschutter geraakt. Toen zijn dochter hem wilde helpen, werd ook zij beschoten. Beiden stierven. Twee andere familieleden die wilden helpen, raakten gewond.’

Aan de ruim twee jaar durende broze vrede tussen Koerden en Turken kwam vorig jaar abrupt een einde tijdens een woelige zomer vol aanslagen. De jongerenafdeling van de Koerdische Arbeiderspartij PKK sprong op de barricaden om de zelfverklaarde autonome stadswijken in de Turks-Koerdische regio te verdedigen met bommen en kalasjnikovs. De PKK zelf pleegde aanslagen op politiekantoren en militaire voertuigen. De Turkse strijdkrachten sloegen hard terug. Kort na de verkiezingszege van president Recep Tayyip Erdogan op 1 november besloot Turkije een tandje bij te steken. Tienduizend zwaarbewapende soldaten zakten in december af naar het zuidoosten. Gepantserde politiewagens en tanks reden steden als Silopi, Cizre, Dargeçit en Diyarbakir binnen. Bewoners kregen vier uur de tijd om hun koffers te pakken of zich voor te bereiden op een langdurig uitgaansverbod. Dit alles in het kader van het ‘schoonvegen van terroristen’, zoals Turks premier Ahmet Davutoglu en president Erdogan het uitdrukten. Dat ook de burgerbevolking de dupe is van het Turkse offensief, wordt door verschillende mensenrechtenorganisaties zwaar bekritiseerd.

Volgens de Turkse overheid zouden er tijdens het offensief van december meer dan 261 militanten zijn gedood. Koerdische activisten beweren dat minstens 97 onder hen burgers waren. Zo raakte een baby van drie maanden in Cizre gewond door een rondvliegende kogel tijdens een gevecht tussen jongeren en Turkse veiligheidsdiensten. De ouders belden een ambulance, maar die kon hun huis niet bereiken. Waarop de familie om een tijdelijk staakt-het-vuren vroeg zodat ze het kind zelf naar een ziekenhuis konden brengen. Het vechten stopte even, maar toen de grootvader met de baby in zijn armen de straat opging, werd er opnieuw geschoten. De baby en de grootvader overleefden het niet.

De PKK, in Turkije bestempeld als een gevaarlijke terreurorganisatie, vecht voor meer zelfbestuur in de Koerdische regio. Ook in Europa en de VS staat de Koerdische Arbeiderspartij al jaren op de terreurlijst. Sinds de beweging in Syrië en Irak met succes de IS bestrijdt, heeft het Westen evenwel meer sympathie opgevat voor de PKK. Wat het er politiek gezien niet makkelijker op maakt. Enerzijds steunt het Westen de beweging, zij het indirect, in de oorlog tegen de IS, anderzijds wordt ze als een terreurorganisatie bestempeld. Momenteel dringen de Verenigde Staten en Europa er bij Turkije op aan om onderhandelingen met de PKK op te starten.

De pro-Koerdische HDP, de derde partij in Turkije, zit intussen geklemd tussen de Koerdische bevolking – waarvan een deel de PKK steunt – en politieke onderhandelingen met de regering in Ankara. Maar sinds het snoeiharde offensief van de Turken hebben de leiders van de HDP een algemene oproep gedaan om ’te protesteren tegen een oorlog van het regime tegen de eigen bevolking’.

Kogelgaten in huis

In de stad Cizre is het verzet tegen de Turkse overheersing groot. Zo haalde de pro-Koerdische partij HDP er tijdens de laatste verkiezingen meer dan 93 procent van de stemmen. De PKK en jongerenbeweging YDG-H, opgericht door PKK-sympathisanten, zijn er zeer actief en genieten een aanzienlijke steun onder de plaatselijke bevolking.

Murat Verin is een lokale journalist die tijdens het uitgaansverbod elke dag verslag deed voor de Koerdische televisie. ‘Ik heb alleen jongeren in de stad zien vechten, geen leden van de PKK’, zegt hij. ‘Die verschansen zich in de bergen. Hoe dan ook, bijna iedereen hier steunt de guerrilla. Na de verkiezingen van afgelopen juni riep de hele regio om autonomie. Daarop werd de burgemeester door de Turkse overheid van zijn titel beroofd en moest zijn vrouwelijke co-burgemeester (de Koerden hebben voor elke hogere positie zowel een man als een vrouw in dienst, nvdr) vluchten.’

Volgens de Turkse overheid zijn het vaak de Koerdische verzetsbewegingen die zelf verantwoordelijk zijn voor de burgerslachtoffers. Volgens Verin is dat onzin: ‘De PKK schiet niet op eigen mensen. Maar ze zijn uiteraard niet onschuldig. Onze stadsguerrilla heeft een aantal Turkse scherpschutters doodgeschoten.’

In elk geval komen veel burgers ongewild in de vuurlijn terecht. Mihimed Sikri vertelt: ‘Een groep jongeren had een barricade aan het begin van de straat gebouwd, niet ver van mijn deur. Telkens als ze beschoten werden, kwamen ze zich bij mij verschuilen. Daarom werd mijn huis zwaar onder vuur genomen. Intussen zat ik met mijn gezin in de badkamer, de veiligste plek in huis. De kinderen waren doodsbang. Na tien dagen hebben we gebeld naar een algemeen oproepnummer. Of we alsjeblieft ons huis mochten verlaten. Dat werd toegestaan. We hebben geluk gehad. Toen we hoorden dat onze wijk weer vrij was, zijn we meteen teruggekeerd. De schade is enorm, naast alle kogelgaten is er ook met een tank op mijn huis geschoten.’ Toch wil Sikri geen cent schadevergoeding van de regering, klinkt het fel. ‘Ik teken geen contract waarin staat dat de PKK verantwoordelijk is voor de vernielingen.’

Sikri verwijst naar een wet uit 2006 inzake schadeclaims van gedupeerden tijdens de oorlog tussen Turkije en de PKK in de jaren negentig. Omdat de Turkse staat een eindeloze rij aanklachten over zich heen kreeg, werd er een formulier opgesteld voor degenen ‘die schade hadden opgelopen door de terroristen en door de strijd tegen het terrorisme’. Wie het ondertekende, beschuldigde daarmee de PKK van de vernielingen. ‘Het is onduidelijk of er opnieuw zo’n formulier zal komen, maar ik ben er zeker van dat niemand in deze wijk dat zou ondertekenen’, zegt journalist Murat Verin. ‘Het Turkse offensief heeft geen effect, het versterkt juist de strijdlust van de Koerden. Velen willen helemaal geen oorlog, maar nu de Turkse overheid zo tekeergaat, scharen ze zich achter de Koerdische wens voor zelfbestuur.’

Even later komt een groepje jongens met een lege gasfles aangewandeld. In het midden van de fles zit een kogelgat. Verderop in een tuin ligt een hele stapel van zulke flessen. ‘Het was onze enige verdediging’, zegt Hakki, een tiener uit de wijk. Hij heeft een sjaal over zijn gezicht getrokken en kijkt boos. ‘We behoren niet tot de jongeren van de PKK maar we zijn niet tegen hen, integendeel, we steunen ze. Ook wij verdedigen onze buurt. We legden de gasflessen op de weg met de bedoeling dat ze zouden ontploffen als de politie eraan kwam. Maar die schoot ze ruim voordien kapot. We hadden geen wapens, dus gooiden we met stenen. Maar mocht ik bommen hebben gehad, dan zou ik die hebben gegooid. Ik ben nog jong, maar later wil ik ook mijn leven geven voor Koerdistan.’

Lynchcampagne

Toch staan niet alle Koerden positief tegenover de PKK. Inwoners van Diyarbakir, de officieuze hoofdstad van de Koerden, vertellen ons dat de PKK evengoed schuldig is aan de huidige ellende. ‘Ik ben Koerdisch en steun mijn volk’, zegt een man die anoniem wil blijven. ‘Maar ik realiseer me dat ook de PKK de mensen meesleurt in deze burgeroorlog. Ze plegen aanslagen en schieten politiemannen dood die niets met de strijd te maken hebben. Door hun geweld zitten wij in de miserie.’

In Diyarbakir is op oudejaar een betoging gepland die richting binnenstad gaat, tot de plek waar de politie de demonstranten gewoonlijk tegenhoudt. Het heeft de hele morgen gesneeuwd, de betogers, zo’n tweeduizend in totaal, zetten aan onder een loodgrijze lucht. Als ze wat later tegenover de waterkanonnen van de politie staan, houden de burgemeester van Diyarbakir, de voorzitter van de HDP en Figen Yüksekdag, een vrouwenrechtenactiviste van Turkse afkomst en medevoorzitster van de HDP, een toespraak waarin ze vragen om het geweld tegen burgers te stoppen. Plots vliegt een gasgranaat richting politie. Het ding ploft neer tussen de agenten: een van hen raakt lichtgewond aan zijn been en hinkt weg. De rest schiet meteen in actie; ze zetten traangas en het waterkanon in, de burgemeester en zijn volgelingen krijgen de volle laag en de betoging valt snel uiteen. Kort daarna zien we tientallen zwaargewapende mannen met bivakmutsen uit geblindeerde wagens stappen en een groot gebouw niet ver van het stadhuis binnenvallen waar een hoop demonstranten schuilen voor het traangas. Als de speciale eenheid naar buiten komt met een aantal arrestanten, protesteren de medebetogers hevig. Ze trekken aan de armen van de gevangenen die tussen de politie worden weggevoerd. Een tv-journalist slaat woedend met zijn vuist op de motorkap van een zwarte gepantserde politiewagen, zijn microfoon nog in de andere hand. ‘Waarom nemen jullie mijn cameraman mee?’ roept hij telkens. Als de wagen met zijn aangehouden collega langzaam begint te rijden, probeert de journalist de auto tegen te houden, nog altijd roepend om zijn cameraman. Zijn wanhoop en frustratie spreken boekdelen.

Een paar oudere vrouwen met hoofddoeken gaan woedend tekeer tegen de speciale eenheid. ‘Waarom arresteren jullie onze kinderen?’ schreeuwen ze. Ze lijken totaal niet onder de indruk van de bivakmutsen en geweren. De politie probeert de moeders te kalmeren maar dat haalt weinig uit. Ook een vrouwelijke arts die een paar lichtgewonde mensen wil helpen, wordt opgepakt. Drie dagen later zijn 23 van de 24 arrestanten weer op vrije voeten. Onder hen 4 journalisten, allemaal van de Koerdische media.

‘Zo gaat het elke keer’, klinkt het in het stadhuis. ‘Maar morgen is er weer een dag. Opgeven? Dat doen we nooit.’

Bittere einde

Een aantal parlements- en gemeenteraadsleden uit Diyarbakir besluiten, ondanks de aanhoudende sneeuw, naar Sirnak te gaan. Daar wordt de volgende dag een grote demonstratie gehouden tegen het al weken durende uitgaansverbod in Cizre. Onderweg begint het steeds heviger te sneeuwen, waardoor de delegatie gedwongen wordt te overnachten in een andere stad.

‘In een aantal steden wordt hevig gevochten’, legt Figen Yüksekdag uit. ‘De afgelopen 3 maanden kwamen 61 kinderen en 73 vrouwen om het leven. Het jongste kind was een ongeboren baby van zeven maanden, de moeder was zwaargewond toen ze haar kind verloor. Dit waren geen strijders, de meeste vrouwen werden gedood terwijl ze buiten voor hun dieren zorgden of met het eten bezig waren. Er is een genocide bezig in Turkije. Die moet zo snel mogelijk stoppen. Wij proberen te praten met de regering in Ankara, maar er wordt niet geluisterd. De regering beschuldigt de HDP van separatisme en verraad, ze is een lynchcampagne gestart tegen verschillende parlementsleden en ministers. We proberen een oplossing te zoeken en hebben vorige week een democratische administratieve hervorming voorgesteld. Die houdt in dat de vraag van het volk om zelfbestuur wordt gerespecteerd, dat de Koerden en andere minderheden hun eigen taal kunnen spreken en dat de regionale instellingen meer macht krijgen. Met zo’n voorstel zouden de strijdende jongeren zich kunnen verzoenen. Maar Ankara weigert. Erdogan wil zijn alleenheerschappij niet opgeven. Hij is als de dood dat meer onafhankelijkheid bij de Koerden in Turkije zal leiden tot aansluiting bij de autonome regio’s in Syrië en Irak en hij zal alles in het werk stellen om dat te voorkomen. Het enige dat wij nu kunnen doen, is Europa vragen om Erdogan nog dringender aan te manen de strijd te staken. Maar er gebeurt bitter weinig vanuit de EU, vooral nu de onderhandelingen over de vluchtelingencrisis rond zijn en Erdogan ermee dreigt vluchtelingen te zullen doorsturen als hij te veel wordt tegengewerkt. En dan zijn er nieuwe besprekingen gaande over de toetreding van Turkije tot de EU. Ik heb de indruk dat Europa niet beseft wat we hier meemaken, het wordt hoog tijd dat ze daar wakker worden.’

De volgende morgen ligt er zo veel sneeuw dat de weg naar Sirnak is afgesloten. De demonstratie is afgelast. De delegatie keert terug naar Diyarbakir. Verschillende Koerdische parlementsleden proberen uit protest te voet richting Cizre te gaan. Ze worden door de politie tegengehouden. Niemand komt de stad in.

‘In de buitenwijken van Cizre wordt het zwaarst gevochten’, zegt Eylem, een leerkracht in de stad, aan de telefoon. ‘Cizre is al weken afgesloten, we overleven op voedselvoorraden maar die zijn bijna uitgeput. In het centrum kun je nog af en toe naar buiten, de winkeliers laten de deur openstaan zodat mensen voedsel kunnen halen. Maar ook die voorraad slinkt. Bewoners geven hun kleine kinderen al drie weken suikerwater omdat er geen babyvoeding meer is, net als luiers. Niet iedereen kan of wil vluchten. Sommigen hebben de middelen niet of geen familie bij wie ze terechtkunnen, anderen weigeren hun stad te verlaten. Ik vertrek ook niet, ik wil bij mijn mensen en bij mijn leerlingen blijven. Tot het bittere einde als het moet.’

DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S BRECHT SURMONT

‘Veel Koerden willen helemaal geen oorlog, maar nu de Turkse overheid zo tekeer gaat, scharen ze zich achter de Koerdische wens voor zelfbestuur.’

Erdogan is als de dood dat meer onafhankelijkheid bij de Koerden in Turkije zal leiden tot aansluiting bij de autonome regio’s in Syrië en Irak.

‘Ik heb de indruk dat Europa niet beseft wat we hier meemaken, het wordt hoog tijd dat ze daar wakker worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content