Nederland heeft een nieuwe Denker des Vaderlands en voor het eerst is het een vrouw. Arts, filosofe en feministe Marli Huijer pleit ervoor om uit ons eigen kleine kringetje te breken en het gesprek aan te gaan met mensen die anders zijn dan wij. ‘Het idee dat de ander eng en gevaarlijk is, is een idee-fixe.’
Omdat ze almaar binnen zat te schrijven en daar op den duur ‘chagrijnig’ van werd, kocht Marli Huijer twee jaar geleden een hond, ‘om mezelf te verplichten om meer te gaan wandelen’. Zo liep ze laatst op een ochtend langs het pad bij de rivier de Amstel niet ver van haar huis in Amsterdam-Oost. ‘Het was iets voor acht uur. Op een bankje zaten vier donkere mannen een biertje te drinken. Ze stonden aan beide kanten van het looppad dus ik moest wel tussen hen langs. Ik sprak ze aan. ‘Goh, zijn jullie nu al de hele nacht wakker’, vroeg ik. Ze begonnen te vertellen: drie van hen waren werkloos en hadden toch niet veel te doen. De vierde werkte wel, had vrouw en kinderen, maar hij vond het leven soms zo saai dus ging hij ’s nachts mee op pad. Het was zomaar een klein gesprekje. Toen ik afscheid nam, zeiden de mannen: ‘Wat bent u een hele aardige mevrouw!’ En toen dacht ik: dit klopt niet. Als ik zo’n gesprek had gehad met witte, geboren Amsterdammers, dan zouden die heus niet zeggen dat ik zo’n vriendelijke dame was. Het compliment van die mannen illustreert dat het helemaal niet zo gewoon is om mensen die er anders uitzien dan jezelf op straat aan te spreken. Het toont dat de meesten in zo’n situatie juist onaardig zijn of gaan schelden, terwijl het net zo goed is om ook aan mensen buiten je eigen groep eens te vragen: hoe leef je eigenlijk? Mensen doen dat niet. Ze gaan er makkelijk van uit dat de ander eng en gevaarlijk is, maar dat is volgens mij een idee-fixe. Je moet gewoon even een vriendelijke ingang zoeken en dan wil iedereen wel een praatje slaan.’
Het voorval tekent de nieuwe Nederlandse Denker des Vaderlands. Vanaf deze maand neemt Marli Huijer het stokje als nationale filosoof der Nederlanden over van de pas overleden René Gude. Ze heeft een aanstelling van twee jaar en die tijd wil ze gebruiken om een dialoog op gang te brengen tussen mensen, culturen en sociale klassen. ‘Hoe kun je ervoor zorgen dat je netwerken niet beperkt blijven tot je eigen kleine kringetje, maar ook uitgebreid worden naar mensen die je minder goed kent? We leven vandaag met verschillende culturen samen. Als geboren witte Nederlander of Belg is het verleidelijk om alleen geboren witte Nederlandse of Belgische vrienden te hebben. Als Surinaamse Nederlander of Marokkaanse Belg is het net zo verleidelijk om binnen je eigen kring te blijven. Ik zie het als mijn missie om als Denker des Vaderlands verbindingen te leggen tussen al die netwerken, bevolkingsgroepen en religies. Ik wil zo veel mogelijk stemmen laten klinken, zeker en vooral ook die stemmen die nu niet gehoord worden.’
Volgens Huijer neemt de bereidheid om met elkaar het gesprek aan te gaan af. ‘Wereldwijd zie je dat het aantal oorlogen daalt, maar het geweld tussen groepen binnen staten neemt wel toe. Zoals mensen vroeger hun natie verdedigden tegen ‘vijanden’ die van buitenaf kwamen, zo zie je nu soortgelijke defensieve reacties op groepsniveau. Dat levert alleen meer interculturele conflicten op. Het leidt tot antisemitisme, tot anti-islamisme, tot aanslagen. Daar zullen we als westerse samenlevingen echt iets mee moeten. We zullen er echt voor moeten zorgen dat mensen betrokken raken op elkaar. Niet enkel op gelijken, maar ook op mensen die anders zijn.’
Racisme
Het brengt ons naadloos bij de actualiteit en bij het racismedebat dat de voorbije weken hevig woedde in zowel Nederland als Vlaanderen. Premier Mark Rutte (VVD) kwam vorige maand onder vuur te liggen nadat hij had verklaard dat hij ‘het racisme op de arbeidsmarkt niet kan oplossen’. ‘De paradox is dat de oplossing bij Mohammed ligt’, zei Rutte tegen de Nederlandse krant Metro. ‘Nieuwkomers hebben zich altijd moeten aanpassen, en hebben altijd te maken gehad met vooroordelen en discriminatie. Je moet je invechten.’ Vandaar is het maar een kleine sprong naar de gecontesteerde uitspraken van Bart De Wever in Terzake, over racisme ‘dat relatief is’ en volgens de N-VA-leider te makkelijk ingeroepen wordt ‘als excuus voor persoonlijk falen’. Wat denkt de nieuwe Denker des Vaderlands hiervan?
‘Dat vind ik een lastig probleem’, zegt Huijer. ‘Kijk: onze samenleving wordt meer en meer meritocratisch. Het idee is dat als je maar hard genoeg werkt, het niet uitmaakt wat je huidskleur, je achtergrond of je geslacht is. Iedereen heeft gelijke kansen. In de praktijk blijken die echter een illusie en maakt je afkomst wel degelijk uit. Maar stel nu dat je werkelijk gediscrimineerd wordt, hoe reageer je dan? Je hebt werkelijk alles gedaan om succesvol te zijn, maar je komt niet aan de bak omdat je een niet-Nederlandse naam hebt, vrouw bent of een andere kleur hebt. Dan kun je twee dingen doen. Of je trekt je verongelijkt terug uit de samenleving, je wordt woedend en misschien zelfs gevoelig voor allerlei radicale ideologieën. Of je denkt: dit zou wel eens veel meer mensen kunnen gebeuren, zijn er niet nog andere mogelijkheden om mijn sociaal kapitaal uit te breiden? Ik geef les op de Haagse Hogeschool, daar hebben we circa 150 culturen in huis. Ik had eens een man van Marokkaanse origine op bezoek die het erg goed gedaan had in onze samenleving. Hij stapte op de Marokkaanse studenten toe en hij vroeg: “Vertel eens, met wie ga je om?” Het bleken alleen Marokkaanse studenten te zijn. Waarop die man zei: “Nou, dan ga je het niet maken in het leven. Als jij niet bereid bent om te investeren in andere culturen, ga je het in deze samenleving niet redden.” Hij vertelde vanuit zijn ervaring hoe belangrijk het is om culturele verschillen te overbruggen. Die boodschap kun je wel meegeven aan minderheden. Ergens heeft Rutte dus gelijk als hij zegt dat de Marokkaanse Nederlander zelf aan de bak moet om zijn netwerk breder te maken dan alleen zijn eigen kring. Maar dat mag nooit een excuus zijn om als overheid discriminatie te laten bestaan. Dat vind ik wel echt een zwaktebod van onze Rutte en jullie De Wever.’
Een tweede debat dat de afgelopen weken de Nederlandse media beheerste, was het voorstel van de VVD om de buitengrenzen van Europa te sluiten voor asielzoekers en enkel nog opvang in de eigen regio te organiseren. ‘Dat vind ik echt schandalig’, zegt Huijer. ‘Het getuigt van een totaal gebrek aan historisch en juridisch besef. Het schuift alle humaniteit en respect voor de mensenrechten die in de loop der eeuwen zijn opgebouwd terzijde. Immanuel Kant heeft in 1795 de fundamenten gelegd voor het opnemen van vreemdelingen die bij terugkeer in eigen land gevaar lopen. Dat beginsel is nu een van de pijlers van het vreemdelingenrecht. Nederland is een rijk land en dat zijn we zeker al sinds de Gouden Eeuw. Ten tijde van het Europese kolonialisme eigenden Nederland, België en andere West-Europese landen zich over de hele wereld land en grondstoffen toe. Er stonden toen nog geen hekken rond Afrika of Zuid-Amerika. En nu werpen we hoge wallen om onze rijkdom op, terwijl we ondertussen zelf niet schromen om overal handel te drijven en als toerist het recht op te eisen om ons over de wereld vrij te bewegen. Het is een historische vergissing om vast te houden aan nationale of Europese grenzen. We bewegen langzaam maar zeker naar een wereldsamenleving. Dan kun je als nationale politiek wel denken dat je dat kunt tegenhouden, maar dat is een illusie. In een stad als Amsterdam zijn witte, geboren Nederlanders vandaag al in de minderheid. Dit voorstel is ten slotte ook een aanslag op het werk van al die organisaties in Nederland die bezig zijn om de verschillen tussen mensen te overbruggen.’
‘Ik kan me hier zo kwaad om maken’, vervolgt Huijer. ‘De Middellandse Zee is de dodelijkste grens ter wereld. Jaarlijks gaan daar meer dan 3000 mensen dood. En moet je nu kijken: er valt een vliegtuig in de Franse Alpen, 150 doden, verschrikkelijk. Daar hebben de Nederlandse kranten de dagen nadien bladzijden over vol. En terecht. Maar als er weer een boot met asielzoekers zinkt voor de kust van Lampedusa, is het hoogstens een klein bericht. De verhouding is scheef, is wrang. Het toont dat we mensen die buiten Europa wonen, zien als mindere mensen. Dan denk ik: jongens, waar is onze humaniteit gebleven? Dit kan toch niet! Gelijkwaardigheid tussen mensen is voor mij een basiswaarde.’
Feministe
Marli Huijer is na René Gude en daarvoor Hans Achterhuis de derde Nederlandse Denker des Vaderlands. Dat ze vrouw is, maakt wel degelijk verschil, zegt de overtuigde feministe. ‘Vrouwelijke denkers leggen andersoortige accenten. Ze schrijven sneller over emoties, over menselijke betrekkingen, over hoe je groepen die nu minder zeggenschap hebben kunt insluiten in het politieke debat. Dat komt volgens mij doordat de filosofie traditioneel een mannenbastion is. Veel vrouwelijke denkers hebben aan den lijve ondervonden dat ze er toch niet helemaal bij horen en dat zetten ze om in een betrokkenheid bij mensen die hetzelfde ervaren.’
Zelf weet ze zich goed staande te houden in de mannenwereld – ‘ik ben een vechtertje’ – maar leuk is het daarom niet altijd. ‘Mijn leerstoelgroep bestaat merendeels uit mannen, bij veel vergaderingen zit ik daar als enige vrouw. Ik weet zeker dat mijn mannelijke collega’s het niet in de gaten hebben, maar ik vind dat lastig. Het lijkt vaak één grote wedstrijd. Dan zeg ik weleens: “Jongens, doe die baarden even af, doe dat testosteron een beetje lager.” Veel van mijn vrouwelijke studenten kunnen niet tegen die agressieve vorm van debatteren en haken daarom af. Ik probeer die meiden aan te sporen om toch vol te houden, want als zij zich terugtrekken, krijg je als vrouwen nooit een kritische massa en zal de sfeer nooit veranderen.’
Huijer werd zich al als kind bewust van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, vertelt ze. ‘Ik ben opgegroeid tussen jongens en ik merkte al snel dat ik als meisje bepaalde dingen niet mocht die mijn broers wel mochten. Dat riep verongelijktheid bij me op, dat is een gevoel dat ik dus heel goed ken. Ik heb me al op jonge leeftijd de vraag gesteld hoe ik daarmee om moest gaan en me toen al gerealiseerd dat verongelijktheid je absoluut niet helpt. Daar moet je overheen zien te komen. Mijn aanvankelijke strategie was om mijn haar heel kort te dragen en me als jongen te kleden. Die tactiek heb ik later ook toegepast toen ik als frêle jonge vrouw alleen door Europa wilde gaan reizen. Dat plezier wilde ik me niet laten ontnemen. Toen heb ik mezelf bijna kaal geknipt. Ik droeg ook alleen tuinbroeken, omdat ik wist dat dat voor mannen moeilijk zou zijn om die snel open te rukken, om het maar plat te zeggen. Ik kweekte stevige armspieren en droeg hemdjes met korte mouwen, zodat ik uitstraalde dat ze mij niet moesten aanvallen.’
‘Toen ik later filosofie ging studeren, kwam ik opnieuw in een hele ouderwetse wereld terecht wat man-vrouwverhoudingen betreft. Ik voelde weer die oude verongelijktheid die ik me nog uit het gezin herinnerde en opnieuw ging ik typisch mannelijke trucjes toepassen om te maken dat ik wel gehoord werd. Ik ging met een lagere stem praten, ik maakte dat ik retorisch ijzersterk werd en dat mijn performance in het publiek beter werd. Als ik nu sta te spreken, neem ik altijd bewust veel ruimte in beslag, hoewel ik klein van gestalte ben. Ik spreek ook nooit zonder microfoon. Dat zijn allerlei strategieën waarmee je de verongelijktheid kan overstijgen en kan zorgen dat anderen je als een gelijke gaan zien.’
Junkiebond
Huijer is niet enkel filosofe, maar ook arts. Vlak na haar afstuderen begin jaren tachtig werkte ze een tijd bij de Amsterdamse Junkiebond. Ook dat was een ervaring die haar denken over gelijkwaardigheid diepgaand heeft beïnvloed. ‘Het keerde al mijn normen en waarden om. De Junkiebond was de eerste vereniging ter wereld die de belangen van verslaafden wilde behartigen. Ik werkte er samen met mensen van wie ik op het eerste gezicht dacht dat ik er niets mee had, met junks. Samen schreven we teksten, we gingen bij de wethouder pleiten voor een bepaald politie- of hulpverleningsbeleid, we trokken naar scholen om voorlichting te geven. We hadden een totaal gelijkwaardige relatie.’
‘Ik ontdekte er dat het verslaafd-zijn maar een klein onderdeel vormt van wie iemand is. Het is ook niet zo dat enkel de onderklasse aan de drugs raakt, zeker in de vroege jaren tachtig was dat niet zo. Heroïne kwam pas op. Daarvoor was het vooral opium geweest en dat werd vaak gratis uitgedeeld. Mensen raakten verslaafd, vervolgens ging de opium van de markt en is de heroïne met veel bombarie door drugdealers gelanceerd. Het was dus niet zo verbazingwekkend dat er door alle bevolkingsgroepen heen gebruikers zaten. Ze kwamen ook uit erg rijke gezinnen, hadden hoogopgeleide ouders, waren zelf naar een vrije school geweest en hadden tonnen creatief talent. Maar tegelijk waren ze ook echte gebruikers die uit stelen gingen om hun gebruik te bekostigen – waar ze zelf trouwens morele bezwaren bij voelden. Ik praat dat crimineel gedrag zeker niet goed, maar het leerde me wel dat het nooit zwart-wit is in het leven. Tussen die junks zaten hele gewone mensen die de pech hadden gehad in een verkeerde tijd op de verkeerde plaats de verkeerde drugs te hebben gekregen. Dat was verwarrend. Toen besefte ik ook hoe kwalijk een rigide drugsbeleid kan zijn. Je kunt wel roepen dat wij vinden dat al deze mensen en masse moeten afkicken, maar zo werkt het gewoon niet. Wees eerder pragmatisch. Accepteer als overheid dat deze mensen verslaafd zijn, zorg ervoor dat ze zo weinig mogelijk lichamelijke en geestelijke schade oplopen en respecteer ze. Toen ik bij de Junkiebond werkte, zijn we bijvoorbeeld begonnen met spuitenruil – het was ook de tijd dat aids opdook in Amsterdam – en met methadonverstrekking door huisartsen.’
Burn-out
Slotvraag dan, over haar thema, de verongelijktheid: neemt die toe? ‘Ik denk dat de huidige meritocratische samenleving meer verongelijkte mensen heeft dan de maatschappij van een halve eeuw geleden, zeker. In de meritocratie heb je gewoon een heel klein aantal winnaars en heel veel verliezers. Als je niet slaagt in het leven, is het vandaag je eigen schuld, je draagt er zelf de verantwoordelijkheid voor. Natuurlijk gaan mensen dan kreunen. Als je ook ziet hoe het gebruik van antidepressiva is gestegen in onze samenlevingen… Dat zijn allemaal signalen van protest tegen het feit dat het mensen niet lukt om erbij te horen, om bij te benen.’
‘Je ziet de laatste jaren in Nederland – en in België zal het niet anders zijn – ook steeds meer jongeren die een burn-out hebben en dat baart me zorgen. Mijns inziens komt dat door die cultuur dat we allemaal het beste uit onszelf moeten halen, in concurrentie met anderen. Opdat je maar boven het maaiveld uitsteekt, excellent wordt… en hoeveel prachtige woorden hebben we daar tegenwoordig allemaal niet voor. Het komt ook doordat we de vaste werkritmes loslaten. In Nederland hangt een derde van de bedrijven nu het nieuwe werken aan. Dat betekent dat je als werknemer zelf mag bepalen wanneer en waar je werkt, zelfs hoeveel uren, als je maar je klussen doet. Dan wordt de verleiding wel erg groot om almaar harder en harder te werken. Mensen redeneren: als ik die klus nu nog afmaak, dan hoef ik het morgen niet meer te doen en dan heb ik al een voorsprong. Zeker nu er ook steeds meer freelancers zijn, wordt de concurrentie moordend, want wie krijgt de meeste klussen? Dat is diegene die altijd zijn deadline haalt. We dachten dat we met het nieuwe werken de vrijheid zouden hebben om zelf te besluiten wanneer we naar het zwembad of de bibliotheek willen, maar we zijn net onvrijer geworden want we zijn altijd aan de slag. Er staat geen enkele limiet meer op werken. Een hele generatie van jonge mensen die bereid zijn om in die ratrace mee te hollen, raakt zo burn-out. Ze zijn alleen nog maar bezig met hoe ze zo goed mogelijk hun eigen onderneminkje – en dat zijn ze zelf – in stand kunnen houden. Tot ze op een muur stuiten en van het ene op het andere moment opgebrand zijn.’
Huijer pleit ervoor dat we weer een vast werkritme zouden inbouwen en ten minste iedere week 24 uur lang onafgebroken niet bezig zouden zijn met werken. Zelf klapt ze iedere avond rond zeven uur de laptop dicht en neemt ze iedere zaterdag vrij – dat is haar ‘accudag’ en dan gaat ze schaatsen met vrienden. En daar is paradoxaal genoeg veel zelfdiscipline voor nodig. ‘Vroeger had je de calvinistische discipline, die schreef een strenge werkethiek voor. Nu is met de flexibele werktijden de belangrijkste discipline dat we kunnen stoppen met werken. Dat is niet makkelijk. Ik raad mensen aan om eens goed na te denken wat ze nu echt waardevol en leuk vinden. Heb je een vriend of vriendin, spreek dan af dat je elke woensdagavond bijvoorbeeld samen naar de film gaat en bewaak die wekelijkse afspraak streng. Dat moeten de ankerpunten zijn waarrond je de rest drapeert.’
DOOR ILSE DEGRYSE, FOTO’S VAN MAARTJE GEELS
‘Als je niet slaagt in het leven, is het vandaag je eigen schuld, je draagt er zelf de verantwoordelijkheid voor. Natuurlijk gaan mensen dan kreunen.’
‘Ergens heeft Rutte gelijk als hij zegt dat de Marokkaanse Nederlander zelf aan de bak moet, maar dat mag nooit een excuus zijn om als overheid discriminatie te laten bestaan.’