Melvin Moti registreert de bewegingen van het stof in kunstcentrum Wiels.
Alles komt eruit voort en gaat er terug naartoe. Stof is basic. Stof is ook een en al beweging, vitaliteit – begrepen als een proces dat via de dood opnieuw naar leven leidt. Een kringloop van galactische afmetingen. Verdeeld in afzonderlijke partikels is er weinig aan te beleven, zou men denken. Te oordelen naar Melvin Moti’s korte film Dust hoeft dat echter niet zo te zijn. De deeltjes zwellen, dansen, exploderen of zwemmen in klodden naar elkaar toe. Dit alles in sierlijke patronen. Het beeldmateriaal komt uit het Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik. Om welke experimenten het precies gaat, kom je niet te weten in het Brusselse kunstcentrum Wiels, waar Melvin Moti zijn solotentoonstelling From Dust to Dust geïnstalleerd heeft. Misschien zijn het plasmakristallen, die ‘onder bepaalde voorwaarden complexe (‘stoffige’) plasma’s vormen’. Hoe dan ook lijkt het de kunstenaar veeleer te doen om de bespiegelende kant van de zaak.
Nog een van de 13 uitgestalde werken laat letterlijk stof zien – een staaltje van 0,3 gram 19e-eeuws huishoudstof in een glazen fles – en voor de rest is een metaforische blik geboden. Gelukkig staat er in de ruimte een lezenaar met Moti’s boek Dust. Allerlei verhaallijnen dalen als een stofwolk over de geesten neer. Een hoofdrol is weggelegd voor de premoderne schilder James Whistler en diens fanatiek ordentelijke, super uitgepuurde manier om een ruimte in te richten als een soort totaalkunstwerk. In The Peacock Room, ontworpen voor scheepsmagnaat Frederick Leyland, lijkt hij zelfs het kleinste stofdeeltje – en dus dood en bederf – te hebben willen verbannen. Puur kunst, luchtdicht en dus perfect reproduceerbaar. Dat bewijst Moti zelf, door elementen uit The Peacock Room te lichten en in aangepaste vorm in een kraaknette omgeving te plaatsen.
Het aardige is dat kunstenaars die in hun werk bederf menen te weren, erdoor achterhaald kunnen worden: het rode pigment dat sir Joshua Reynolds in zijn portretten gebruikte, blijkt 260 jaar later helemaal verbleekt, zo bewijst Moti. Ten prooi aan stoffelijk verval, lijken de geportretteerden plots de sterfelijke wezens die ze natuurlijk altijd al waren. Moti voert nog andere interessante mislukkingen en mislukkelingen ten tonele. Bij zeker een van hen belandt hij in het rijk der fabelen. Zo kent hij de ontdekking van het moiré-effect toe aan de ‘Zwitserse fotograaf Ernst Moiré’, een man die wij alleen aantroffen in de verbeelding van de dichter Lytle Shaw. Dit belette Moti niet om het kaft van zijn verhalenboekje in gemoireerde zijde te laten uitvoeren, zodat letterlijk elk stofje er onuitwisbare sporen op nalaat. Het bewijs van zijn menselijkheid.
Jan Braet