Peter Terrin
Peter Terrin Peter Terrin is schrijver.

‘Eerst is Blauw er. Later komt Wit, en daarna Zwart, en nog voor het begin is Bruin er. Bruin had hem ingewerkt, Bruin had hem de kneepjes geleerd, en toen Bruin oud werd, nam Blauw het van hem over. Zo begint het. De plaats is New York, de tijd de tegenwoordige, en in geen van beide komt ooit nog verandering. Blauw gaat elke dag naar zijn kantoor en wacht achter zijn bureau tot er iets gebeurt. Lange tijd gebeurt er niets. Dan komt er een man binnenlopen die Wit heet, en zo begint het.’

Dit is de opening van Schimmen, middenluik van Paul Austers New York-trilogie; ik citeer de hele paragraaf uit pure wellust, deze zorgvuldig gerangschikte woorden overtikken brengt me dicht bij de zinsbedwelming ze zelf te hebben bedacht. Schimmen is een korte roman, niet meer dan tachtig pagina’s, en had ik de gelegenheid en de ruimte, ik tikte ze hier alle tachtig voor u over. Ik stel me de mogelijkheid van geluk voor, indien ik mijn scheppingsdrift zou kunnen vergeten, en de rest van mijn leven voltooien met simpelweg deze roman over te tikken. Helaas, een illusie, want Schimmen gaat van begin tot eind over het schrijven van een boek; ik zou van begeerte krankzinnig worden.

De eerste alinea is, zacht uitgedrukt, dwingend. De schrijver legt zijn kaarten op tafel, open en bloot, dit zijn de protagonisten. Door die openhartigheid komt het ons voor dat de schrijver en de lezer met gelijke wapens strijden. Ze weten allebei evenveel, of beter, even weinig. Schimmen is een detectiveroman. Een raadsel dient zich aan, en wij gaan op zoek naar de oplossing.

Wit geeft opdracht aan Blauw om Zwart te observeren. Blauw neemt zijn intrek in een door Wit geregeld appartement pal tegenover dat van Zwart. Alles in het appartement is nieuw: tafel, stoel, vloerkleed, beddengoed, alles. Ook de kleren in de garderobe. ‘Blauw vraagt zich af of de kleren voor hem bedoeld zijn, trekt ze aan, en ziet dat ze passen.’ De schrijver begint zich thuis te voelen in zijn eigen roman. Wat hij er aantreft, past hem.

Na verloop van tijd blijkt Zwart weinig uit te richten. Hij leest en schrijft, doet boodschappen. ‘Blauw beseft dat het aantal verhalen dat hij verzinnen kan oneindig is. Zwart is immers een soort lege plek, (…) en het ene verhaal kan dat gat net zo goed dichten als het andere. (…) Maar hij weet ook dat in dit vroege stadium geduld nodig is, (…) dat het een zaak van lange adem is.’

Het is fascinerend om te volgen hoe Auster naar de beweegredenen van zijn mysterieuze personages zoekt, hoe hij interpreteert en afweegt, ingrijpt, en het resultaat indirect maar gelijktijdig met het schrijven, in fictie dus, aan de lezer meedeelt. Toch komt de eerste laag, die van Blauw en Zwart, nooit in het gedrang. Naarmate Auster ons strikt in de netten van zijn detectiveverhaal, rijst bij de lezer ook nog het verbluffende besef dat hij als het ware het verslag leest van zijn eigen leeservaring. Hoe hijzelf zich gaandeweg in de roman thuis voelde, de kleren paste en aanhield, Blauw en Zwart interpreteerde en afwoog, verhalen verzon en begreep dat dit een zaak van lange adem zou worden, maar dat ‘het opwindend is om niet te weten wat er gaat gebeuren’.

Schrijver, hoofdpersonage en lezer vallen samen.

Misschien vindt u dit vanzelfsprekend, of juist flauw, te geconstrueerd, koel en intellectualistisch. Op reis in het scriptorium, zijn jongste roman, wordt van zulks beticht in eerbiedwaardige bijlagen als De Standaard der Letteren en The Times Literary Supplement. Ik kan u slechts verzekeren dat ik zelden zo lang aan een kort en spannend detectiveverhaal gelezen heb, als aan Schimmen. Auster raakt aan het raadsel van het scheppend schrijven. Bijgevolg aan dat van het leven zelf, waarin wij, evenals Blauw en Zwart, pas bestaan als wij door de ander worden waargenomen.

PETER TERRIN IS SCHRIJVER.

Peter Terrin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content