Vlak voor de millenniumwissel verscheen Don DeLillo’s meesterwerk Underworld. De recensenten sloten hem enthousiast in de armen, om hem kort daarna even enthousiast als een baksteen te laten vallen. ‘Fuck ‘em’, reageerde de grootmeester van het literaire postmodernisme, en hij schreef dapper door. Met als voorlopige orgelpunt: zijn gloednieuwe roman Point Omega.

Toen de critici Don DeLillo’s romans White Noise ( Witte Ruis) en Underworld ( Onderwereld) eensgezind uitriepen tot de ‘belangrijkste postmoderne romans van de twintigste eeuw’, liet de schrijver die lof bijna achteloos aan zich voorbijgaan. En toen White Noise in 1985 bekroond werd met de National Book Award, een van de belangrijkste Amerikaanse literaire prijzen, stond hij tijdens de prijsuitreiking op om de gevleugelde woorden te spreken: ‘Het spijt me dat ik er vanavond niet bij kan zijn, maar ik bedank jullie allemaal om naar hier te komen.’ Waarna hij rustig weer ging zitten.

DeLillo’s ‘aanvaardingsspeech’ is een typisch staaltje van ’s mans droge humor. Tijdens ons interview in het kantoor van zijn literaire agent aan de New Yorkse Upper East Side, zal hij ons nog meermaals op zijn wisecracks trakteren. De 73-jarige auteur heeft een scherp en bleek gezicht, draagt een ovalen bril en is helemaal grijs. Hij groeide in de jaren veertig en vijftig op in een Italiaans katholiek arbeidersgezin in de Bronx. Vandaag wandelt hij af en toe nog met zijn oude jeugdvrienden door de straten waar hij als kind speelde. Niet één van die oude makkers raakte indertijd verder dan het middelbaar. Alleen Don DeLillo wist een plaatsje te bemachtigen aan de Fordham University in New York, waar hij communicatiewetenschappen studeerde en in de ban raakte van Ernest Hemingway en James Joyce. Na zijn studie begon hij als copywriter te werken voor een reclamebureau. In 1964 nam hij er ontslag, om zich voltijds op het schrijven te storten. In 1971 debuteerde hij met Americana. Sindsdien schreef hij nog 15 romans, vier toneelstukken, één scenario en een hele collectie kortverhalen en essays.

Haikuoorlog in Irak

Vandaag woont en werkt Don DeLillo in een buitenwijk van Bronxville. Hij schrijft er op een ouderwetse Olympia typemachine, kijkt er samen met zijn vrouw naar oude films, heeft een hekel aan e-mail en geeft zo weinig mogelijk interviews. Sommigen noemen hem een kluizenaar, maar dat vindt hij flauwekul. ‘Liep de schrijver Saul Bellow rond met een air van “ik ben de grote Saul Bellow”?’ vraagt hij retorisch. ‘Ik denk het niet. Nee, net zoals elke normale kerel had Bellow ruzie met zijn vrouw en voerde hij geanimeerde discussies met zijn collega’s. Je kunt jezelf niet afzonderen van de rest van de wereld. Je bent gewoon wie je bent, wat je stiel ook mag zijn.’

DeLillo is de grootmeester van de postmoderne Amerikaanse roman. Zijn favoriete thema’s zijn terrorisme, consumentisme, geweld, verwarring en de academische wereld. Zelf omschreef hij de grondstof voor zijn schrijven ooit als ‘ the dusty hum’ – het vage gegons van het bestaan. Zijn grote romans zijn episch en drijven mee op een jazzy ritme. Maar het lijkt alsof hij na de publicatie in 1997 van het meer dan 830 pagina’s tellende Underworld, het schrijven van vuistdikke kleppers voorlopig vaarwel heeft gezegd. Het caleidoscopische Underworld overspande 41 jaar van de Amerikaanse geschiedenis, met als ingrediënten: baseball, de stand-upcomedian Lenny Bruce, de controversiële FBI-baas J. Edgar Hoover, geheime kernproeven van de Sovjets en schrijver Truman Capotes legendarische gemaskerde Black and White Ball uit 1966. DeLillo’s recentere werk, The Body Artist ( Lichaamskunst), Cosmopolis ( Kosmopolis), Falling Man ( Vallende man) en zijn meest recente roman, Point Omega ( Het punt Omega), zijn allemaal relatief dunne, spaarzaam geschreven boeken. ‘Er zit geen groot plan achter die evolutie’, zegt hij. ‘Als er zich ooit weer een langere roman aandient, zal ik die schrijven. Elke roman dicteert zijn eigen structuur en ontwikkelt zich volgens zijn eigen wetmatigheden. Ik volg gewoon als schrijver. En ik kan altijd de verleiding weerstaan om een compact boek nodeloos te rekken.’

Veel recensenten vinden dat DeLillo’s magnum opus Underworld zijn literaire zwanenzang was, en dat hij sindsdien geen belangwekkende roman meer geschreven heeft. ‘De echte gruwel van de aanslagen van elf september heeft de mond gesnoerd van de grote dichter van de doem’, luidt hun harde oordeel. DeLillo trekt zich van die kritiek niets aan. ‘ Fuck ‘em‘, is zijn standaardantwoord, om vervolgens zonder op- of omkijken rustig verder te schrijven aan zijn oeuvre. Met als voorlopig eindpunt het gloednieuwe Point Omega. De roman begint met een scène waarin de sinistere anonieme verteller in het Museum of Modern Art (MoMA) in New York naar de video 24 Hour Psycho van de Schotse artiest Douglas Gordon zit te kijken, een tot 24 uur lang vertraagde versie van Alfred Hitchcocks klassieker Psycho. Vervolgens zoomt Don DeLillo in op de Californische woestijn, waar de 73-jarige academicus Richard Elster, zeer waarschijnlijk een linguïst, teruggetrokken leeft. Elster werkte voor de bedenkers en strategen van de Amerikaanse invasie van Irak. Het was zijn taak om ‘de dialoog te verversen, het perspectief te verbreden’. ‘Ik wilde een haikuoorlog,’ zegt Elster, ‘een oorlog in drie lijnen.’ Op een dag krijgt hij de documentairemaker Jim Finley, een dertiger, op bezoek. Finley wil Elster strikken voor een film die uit een monoloog moet bestaan, in één lange opname geschoten, waarin Elster zijn geheimen over de oorlog in Irak zal prijsgeven. Maar Elster weigert mee te werken. Tijdens de ontmoeting tussen Elster en Finley komt Elsters dochter Jessie langs. Kort daarna verdwijnt ze spoorloos. Op het einde van Point Omega zoomt DeLillo opnieuw in op de video-installatie in het MoMA. Heeft de anonieme verteller, als een moderne versie van Norman Bates uit Psycho, misschien iets met Jessies verdwijning te maken?

Synchroniciteit

‘Ik heb de video-installatie 24 Hour Psycho wel drie keer bezocht’, zegt Don DeLillo. ‘Ik raakte mateloos gefascineerd door het ijzig trage tempo van de film. Dat gaf me het gevoel dat ik zicht kreeg op gebeurtenissen die ik in de normale Hitchcockversie niet kon vatten. Nadat ik de video voor de derde maal gezien had, wist ik dat ik daar iets mee moest doen. Ik ben geen fysicus, filosoof of kosmoloog, maar een schrijver. Dus ging ik achter mijn schrijftafel zitten, plaatste een verteller in die koude, kille videoruimte en startte mijn verhaal vanaf dat punt.’

Alle romans van Don DeLillo vertrekken vanuit een welbepaalde situatie, of vanuit een welbepaald beeld. Het startbeeld voor zijn 9/11-roman Falling Man was een foto van een zakenman die met zijn aktetas in de hand wegvluchtte van de instortende torens. ‘Toen ik dat beeld zag, besefte ik dat ik eigenlijk geen flauw benul had van wat er in die tas zat, en dat die tas misschien helemaal niet van de man in kwestie was.’ De beginscène van Falling Man was een feit: advocaat Keith Neudecker is aan het werk in het World Trade Center op het moment dat het eerste vliegtuig zich naar binnen boort. Hij stapt naar buiten met in zijn hand de aktetas van een vreemdeling.

Het 60 pagina’s durende startschot voor Underworld was de legendarische baseballwedstrijd tussen de New York Giants en de Brooklyn Dodgers op 3 oktober 1951. ‘Op dezelfde dag hielden de Sovjets kernproeven. Die synchroniciteit prikkelde mijn verbeelding. Op de frontpagina van The New York Times kregen die twee gebeurtenissen de dag erna evenveel aandacht. De krant kopte: “Giants grijpen de zege”, en: “Sovjets voeren tweede geheime kernproef uit.”‘

Point Omega en Underworld lezen niet als boeken van een en dezelfde auteur. De ene roman leest als een trein, de andere als een ingewikkeld spel schaak. ‘Die indruk is juist’, zegt DeLillo. ‘Onlangs heb ik Underworld nog eens moeten herlezen om een paar vragen van een vertaler te kunnen beantwoorden. Daardoor ben ik me beginnen af te vragen of ik nu nog zo’n weids boek zou kunnen schrijven. Sommige delen in Underworld zijn zo exuberant, zo extravagant… Er staan scènes in die zich afspelen in New York en die de werkelijkheid op de een of andere manier lijken te overstijgen.’

Heeft de schrijver heimwee naar de tijd toen hij alom bejubeld werd? ‘Toch niet. Toen ik in de vroege jaren zeventig als romanschrijver debuteerde, zagen de recensenten me als een figuur in de marge. En ze hadden gelijk, want daar hoorde ik ook. Ik heb er geen probleem mee dat ik nu weer in die hoek geplaatst word. In de marge voel ik me thuis. In de jaren tachtig en negentig werd ik naar de top gekatapulteerd, terwijl ik me altijd veel beter voelde als de observator die vanuit een stil hoekje in de kamer het gewoel gadeslaat.’

Lunchtijdliefde

Het bijzondere aan DeLillo’s proza is dat het heel vaak een literaire weergave is van de pijnlijke realiteit, met thema’s als 9/11, het terrorisme of de invasie van Irak. Maar echo’s van het werk van DeLillo klinken ook door in de echte wereld. Zo noemde de Amerikaanse rockband The Airborne Toxic Event zich naar de gifwolk die in zijn roman White Noise een hele stad bedreigt. ‘De band heeft me een cd gestuurd, maar ik vond hun muziek iets te veel mainstream.’ En dan is er dat hoofdstuk in Underworld waarin DeLillo over de reclameman Charles Wainwright schrijft. Het is 1961 en Charles werkt als account manager op een reclamebureau op Madison Avenue in New York. Die scène lijkt wel een blauwdruk voor het scenario van de razend populaire serie Mad Men, over macho reclamemannen en hun onweerstaanbare assistentes in de swingende sixties. ‘De getrouwde copywriters ontmoetten hun secretaresses,’ schreef DeLillo, ‘of de secretaresses van andere schrijvers, of de lange elegante secretaresses van account managers, die witte schoenen droegen en keurig spraken, en wijdden zich aan het tedere regime van hun lunchtijdliefde.’

DeLillo werkte in de jaren zestig zelf als copywriter bij het reclamebureau Ogilvy & Mather. ‘Ik heb Mad Men nog niet gezien’, zegt hij. ‘Ik kijk alleen naar sport, documentaires en films, nooit naar series. Al vind ik het merkwaardig en interessant dat een serie over het prille begin van het merkenconsumentisme in de jaren zestig nu zo populair is.’

Don DeLillo mag dan wel dé auteur zijn van de Amerikaanse postmoderne roman, de manier waarop hij zijn boeken schrijft, is bijna prehistorisch. ‘Ik tik een paragraaf per bladzijde op mijn typemachine’, zegt hij. ‘Ik ben zo beginnen schrijven toen ik eind jaren zeventig in Griekenland leefde. Ik werkte aan mijn roman The Names (De Namen). Door slechts een pagina per paragraaf te tikken, kreeg ik een beter overzicht over mijn werk. Ik raakte gefascineerd door de manier waarop woorden door letters gevormd worden. Een van de laatste zinnen uit Underworld luidt: ‘ the raw sprawl of the city‘. Toen ik die zin tikte, zag ik het woord ‘ raw’ in het woord ‘ sprawl’, en ik vond dat fantastisch. Het klopte als een bus. Dat soort van ontwikkelingen tijdens het schrijven, bezorgt me enorm veel plezier.’

In zijn ‘Griekse periode’, tijdens het schrijven van The Names, beleefde DeLillo zijn renaissance als schrijver. ‘Ik herontdekte toen hoe fijn het kan zijn om materiaal voor een boek te verzamelen. Die roman heeft een nog meer toegewijde auteur van me gemaakt. Nu ben ik een gelukkig schrijver omdat ik altijd heb kunnen doen wat ik wou.’

Maakt hij zich in deze tijden van technologie en ontlezing geen zorgen over de toekomst van het boek? ‘Nee, ik blijf rotsvast geloven in wat ik doe. Een roman is het ideale middel voor een auteur om de menselijke ziel te verkennen. Daarom ook blijft het lezen van een roman een uiterst betekenisvolle daad. In een roman kun je als schrijver veel meer kwijt over de mens, over de menselijke ervaring en over relaties tussen mensen, dan in een kortverhaal, een toneelstuk, een gedicht of een film. Wie een roman leest, komt als lezer veel meer te weten over de wereld waarin hij leeft dan via welk ander medium ook. Dat klinkt misschien nogal gezwollen, maar ik ben ervan overtuigd dat het helemaal waar is.’

DON DELILLO, POINT OMEGA, PICADOR, 117 BLZ., 20,95 EURO, ISBN 9780330512381

IN JUNI VERSCHIJNT BIJ UITGEVERIJ ANTHOS DE NEDERLANDSE VERTALING HET PUNT OMEGA.

Ed Caesar © The Sunday Times/The Interview People. Vertaling & bewerking: Jan Stevens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content