‘IK ZOU DOOD ZIJN ALS IK KON’

© LIES WILLAERT

Ze zijn nog niet goed en wel aan het leven begonnen of ze hebben er al genoeg van. De meesten houden het bij wat puberaal gedweep met de dood, anderen willen er echt uitstappen. ‘Het verdriet van tieners mogen we nooit bagatelliseren’, zegt klinisch psychologe Sarah Bal. ‘Pijn is pijn.’

We noemen haar Charlotte. Zo heet ze tenslotte ook in het Gentse jeugdtheater Kopergietery. Charlotte, het meisje dat dood wil. Dat dood wou. Twee keer probeerde ze eruit te stappen, toen ze amper elf was en op haar vijftiende. Tussendoor schreef ze haar pijn neer in de gedichten waarmee regisseur Eva Bal aan de slag ging voor de voorstelling Charlotte (zie kader blz. 69). Het is een zoektocht geworden naar het meisje áchter het doodsverlangen. Want waarom wil zo’n kind echt niet meer verder? Hoe kan een leven al te zwaar om dragen zijn nog voor het goed en wel is begonnen?

Zoals Charlotte lopen er in Vlaanderen nog behoorlijk wat tieners rond. Liefst 49 procent van de meisjes en 35 procent van de jongens heeft al minstens één keer overwogen om zelfmoord te plegen, 4 tot 8 procent zou geregeld met die gedachte spelen. Zelfdoding is na een verkeersongeval zelfs de belangrijkste doodsoorzaak bij Vlaamse jongeren. En telkens als bekend raakt dat zo’n jongen of meisje eruit is gestapt, reageert de goegemeente geschokt. Zoals vorig jaar, toen een twaalfjarige jongen uit Tienen zich opknoopte omdat hij de scheiding van zijn ouders maar niet kon verwerken. Of wat later, toen een student Handelswetenschappen wegens ondraaglijke hartenpijn uit het raam op de vijfde verdieping van de Hogeschool-Universiteit Brussel sprong. En eind vorige maand nog berichtten de kranten over een zeventienjarige jongen die tussen Brussel-Zuid en Quévy voor de hogesnelheidstrein was gesprongen.

Ouders krijgen het vaak ijskoud als ze die verslagen lezen. Uit bezorgdheid voor hun eigen tiener die ook al zo down en prikkelbaar is. ‘Nadenken over suïcide maakt in grote mate deel uit van een normale ontwikkeling’, zegt Peter Adriaenssens, kliniekhoofd Kinderpsychiatrie van het UZ Leuven. ‘Tot aan zijn puberteit leeft een kind door zijn ouders, maar dan komt het in de levensfase dat het zelf moet beslissen dat het wil leven. Bovendien gaan haast alle tieners door een fase waarin ze niet meer gemotiveerd zijn om naar school te gaan. Bij sommigen duurt dat twee dagen, bij anderen jaren.’ In volle puberteit zijn veel jongeren ook erg emotioneel en niet wars van enige pathos. Sommigen dragen dan alleen nog zwarte kleren en dwepen met de zwartgallige songteksten van Tokio Hotel, anderen gaan volledig op in de levende doden van de Twilight-saga en pennen doodswensen op de kaft van hun schoolschriften. Hoka Hey – vandaag is een goede dag om te sterven.

‘Meestal is het ook niet echt onrustwekkend als een tienermeisje op haar bed ligt te huilen omdat het uit is met haar lief en schreeuwt dat ze niet meer wil leven. De kans is niet zo groot dat ze daadwerkelijk zal proberen zelfmoord te plegen’, zegt klinisch psychologe Sarah Bal (UZ Gent). ‘Toch mogen we het verdriet van tieners ook niet bagatelliseren. Het is niet omdat ze jong zijn dat ze niet evenveel kunnen lijden als volwassenen. Pijn is pijn.’

Waarom komen sommigen die pijn dan te boven en zet het anderen ertoe aan om uit het leven te stappen? Veel zou te maken hebben met hun omgeving en hun veerkracht. Als ze vastlopen in hun eigen gedachten en niet langer in staat zijn om hun problemen van een andere kant te bekijken, kan het gevaarlijk worden. Zeker als de relatie met de volwassenen om hen heen niet erg goed is. ‘En dat is bij velen net het probleem’, zegt Ingrid De Jonghe, oprichtster van de Antwerpse organisatie TEJO, die eerstelijnshulp biedt aan tien- tot twintigjarigen. ‘De meeste jongeren die bij ons over de vloer komen, hebben relatieproblemen met hun ouders, leraars of vrienden. Velen staan er echt alleen voor. Vaak wonen ze bij een alleenstaande ouder of in een nieuw samengesteld gezin waarin ze hun plek niet vinden. Maar we zien hier ook tieners naar wie de ouders echt niet meer omkijken.’

Meer dan de helft van de jongeren die bij TEJO aankloppen doet dat uit eigen beweging, vaak voor hun problemen echt te zwaar zijn geworden. De Jonghe wil dan ook zo veel mogelijk in preventie investeren, onder meer in de vorm van praatgroepen die rond verschillende onderwerpen worden georganiseerd. ‘Zo kwam hier een groep samen die bestond uit de vrienden van een jongen die zelfmoord had gepleegd’, zegt ze. ‘Ze praatten natuurlijk over hem en over hun verdriet, maar gaandeweg gooiden ze ook hun eigen problemen op tafel. Een van hen vertelde zelfs dat zijn moeder zelfmoord had gepleegd – wat hij altijd had verzwegen – en dat hij dat zelf ook overwoog. Dat hij daarover kon praten, was al een grote stap.’

Licentiaat in de economie

In elk geval is het van cruciaal belang dat elke alarmkreet wordt onderzocht. ‘Als een kind zegt dat het dood wil, moet je altijd nagaan hoe ernstig het dat meent’, zegt Eric Schoentjes, hoofd van de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het UZ Gent. ‘Vergeet niet dat het haast nooit voorkomt dat iemand compleet out of the blue tot zelfmoord overgaat, en dus is het zeer belangrijk dat de aanwijzingen op tijd door de omgeving worden opgepikt.’

Al is dat in de praktijk vaak minder evident dan het klinkt. Om te beginnen, vinden veel tieners het moeilijk om met hun vader of moeder over hun gevoelens te praten, zeker als ze zwaar in de put zitten. ‘We zouden in principe een dienst kunnen oprichten waar jongeren terechtkunnen om over hun zelfmoordgedachten te praten’, aldus Schoentjes. ‘Maar mij lijkt het veel beter om ervoor te zorgen dat jongeren het gevoel krijgen dat ze daar met hun ouders over kunnen praten.’ Dat betekent niet alleen dat ze moeten worden gestimuleerd om vader of moeder in vertrouwen te nemen, maar ook dat ouders moeten leren luisteren. ‘Onlangs nog kreeg ik telefoon van een moeder die zich ernstig zorgen maakte over haar zoon’, zegt Sarah Bal. ‘Hij had een meisje een agressief berichtje gestuurd dat eindigde met de boodschap dat hij zich voor de trein zou gooien. Die moeder was ontzettend kwaad geworden en had hem gestraft, want ze vond het onaanvaardbaar dat hij zo met meisjes omging. Vreemd genoeg stond ze veel minder stil bij zijn verontrustende dreigement om uit het leven te stappen.’

Naast ouders zijn ook leerkrachten meestal heel goed geplaatst om alarmsignalen op te vangen. In elke klas van het middelbaar onderwijs zitten statistisch gezien immers twee meisjes en een jongen die aan zelfmoord denken. ‘Meer dan 80 procent van de jongeren die hulp nodig hebben, krijgt die op de een of andere manier via school’, zegt Peter Adriaenssens. ‘In sommige gevallen kan een goed gesprek met een leraar het verschil al maken. Het is dus heel belangrijk dat leerkrachten alert zijn. Vandaar dat het me mateloos ergert als ik de minister van Onderwijs hoor zeggen dat de grootte van onze schoolklassen er niet zo toe doet. Natuurlijk doet dat ertoe. Heel veel zelfs.’

De meeste ouders die zich zorgen maken over hun puber of die worden gealarmeerd door de school of een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) stappen in eerste instantie naar de huisarts. ‘Blijkt daar dat het wel degelijk om een ernstig signaal gaat, dan moet het kind in kwestie zo snel mogelijk naar de geschiktste hulpverlening worden doorverwezen’, zegt Schoentjes. ‘Maar daar wringt het schoentje nog vaak.’ Omdat het aanbod niet groot genoeg is, bijvoorbeeld, maar ook omdat de kwaliteit soms te wensen overlaat. ‘Dat komt onder meer doordat het beroep van psychotherapeut in ons land niet is beschermd’, zegt Sarah Bal. ‘Met andere woorden: iederéén mag zichzelf psychotherapeut noemen. Vorige week nog kwamen hier twee kinderen over de vloer die al geruime tijd in therapie waren geweest. De ene bij een licentiaat Communicatiewetenschappen, de andere bij een licentiaat Economie. Allebei noemden die zichzelf psychotherapeut. Dat kán toch niet? Wie echt zware psychische problemen heeft, moet worden geholpen door iemand die daarvoor is opgeleid.’

Al is het alleen maar omdat het niet eenvoudig is om de signalen die een kind uitstuurt juist in te schatten. ‘Stel bijvoorbeeld dat een jongen erg beweeglijk is, gedragsproblemen vertoont en zich niet kan concentreren’, aldus Bal. ‘Louter op basis van die gegevens zou iemand kunnen concluderen dat het om ADHD gaat, want daar gaat tegenwoordig erg veel aandacht naar uit. Maar die symptomen kunnen evengoed op een ander probleem wijzen, zoals een trauma. Als zo’n jongen bij een slechte hulpverlener terechtkomt, bestaat dus het risico dat men niet alleen een foute inschatting maakt, maar ook nog eens een verkeerde behandeling opstart.’

Sommige therapieën zijn die naam zelfs niet waardig, en dat kan nefast zijn voor het welzijn van een kind of tiener. ‘Ouders zijn er dan van overtuigd dat hun zoon of dochter in therapie is en dus geholpen wordt, maar eigenlijk gebeurt er niets. Ja, ze zitten gezellig met kaarsjes in een snoezelruimte of zo. Niet meteen een geschikte behandeling voor zware psychische problemen’, zegt Sarah Bal. Daarom pleit de klinisch psychologe zoals veel van haar vakgenoten voor de invoering van een kwaliteitslabel voor psychotherapeuten.

Gouden medicijn

Krijgen getormenteerde jongeren snel de nodige aandacht, hetzij van hun omgeving hetzij van een professionele hulpverlener, dan kan over het algemeen veel onheil worden vermeden. ‘In het gros van de gevallen blijkt aandacht het gouden medicijn te zijn’, zegt Peter Adriaenssens. ‘Elk jaar komen in de crisisopvang van Gasthuisberg een honderdtal jongeren terecht met suïcidedreiging of suïcidegedrag. Bijna 70 procent van hen herpakt zich binnen de 24 uur.’

Daarom is het noodzakelijk dat elk kind dat na een zelfmoordpoging op een spoeddienst wordt binnengebracht goed wordt opgevangen. Maar ook op dat vlak is er nog werk aan de winkel. ‘Stel dat je na een hartinfarct naar het ziekenhuis wordt gebracht en de arts die je onderzoekt wel kan inschatten wat er mis is maar niet weet wat hij daar precies aan moet doen’, aldus Schoentjes. ‘Wel, dat is in sommige ziekenhuizen het geval als daar een kind binnenkomt dat een zelfmoordpoging heeft ondernomen. Het zou al veel helpen als elke spoeddienst op dat vlak over de nodige competentie zou beschikken.’

Maar ook met de juiste nazorg blijft er een kleine minderheid die na een wake up call in het ziekenhuis nog steeds dood wil. ‘In tien jaar tijd heb ik zo’n persisterende doodswens twee keer meegemaakt’, aldus Bal. ‘Het ene meisje heeft uiteindelijk zelfmoord gepleegd, het andere heeft het geprobeerd.’ Hulpverleners hebben het moeilijk met zulke gevallen. Want hoe ga je om met een jonge puber die echt levensmoe is? Wat als zelfs doorgedreven therapie niet meer helpt? Wat doe je als zogenaamde deep brain stimulation, een soort elektroshocks, geen uitkomst meer biedt voor een zware depressie?

Volwassen patiënten kunnen in zulke gevallen om euthanasie vragen wegens ‘ondraaglijk psychisch lijden’. Minderjarigen mogen dat op dit moment niet, maar wellicht zal wel over die mogelijkheid worden gesproken als het parlement zich in de toekomst over een eventuele uitbreiding van de euthanasiewet naar minderjarigen zou buigen. ‘Dat ligt natuurlijk zeer moeilijk’, zegt Eric Schoentjes. ‘De psyche van kinderen en jongeren is nog volop in ontwikkeling. Als je dertig of veertig jaar oud bent, heb je al genoeg levenservaring om je voor te stellen hoe het leven verder kan evolueren, maar op je veertiende of vijftiende kun je dat nog niet. Als kinderen die ondraaglijk psychisch lijden om levensbeëindiging vragen, moeten we ons ook in de eerste plaats afvragen of het probleem niet eerder een gebrek aan adequaat antwoord op hun problemen is.’

Maar toch, heel af en toe, is er eenvoudigweg geen antwoord voor de zielenpijn van zo’n kind. Zoals met dat meisje van zeventien dat net als Charlotte al twee zelfmoordpogingen achter de rug heeft en nog altijd dood wil. Wat haar ouders ook doen, welke behandeling ze ook krijgt. Aan het echte leven wil ze eenvoudigweg niet beginnen. ‘Haar ouders hebben zich weleens afgevraagd of ze er wel goed aan doen om haar telkens weer te laten oplappen’, zegt haar psychiater. ‘Maar nu zijn we tot de conclusie gekomen dat zo’n jong meisje eigenlijk nog niet weet wat het echte leven is en er dus ook geen gefundeerde beslissing over kan nemen. Nog niet.’

DOOR ANN PEUTEMAN / FOTO’S LIES WILLAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content