‘IK WIST NIET EENS WAT ZO’N GOUVERNEUR MOEST DOEN. IK HEB HET GEGOOGELD’
Hij komt uit een rood nest, maar werd door de N-VA voorgedragen als provinciegouverneur van Oost-Vlaanderen. De giframp in Wetteren deed hem bijna de das om. ‘Iedereen van het crisiscentrum is die dagen flink vermagerd. Mijn vrouw ook. Zij heeft zwaar onder de kritiek geleden’. Zijn eerste grote interview na vijf maanden dienst.
De Gouverneurskamer. Ooit zat Jan Briers aan de andere kant van het bureau, mét bedelstaf, voor zijn Festival van Vlaanderen. Hij wijst. ‘Op die stoel zat ik, tegenover Herman Balthazar. Het schilderij dat toen boven zijn hoofd hing, hangt er nog: een Vanderlick. De Raveel aan de andere wand is nieuw. Prachtig.’ Jan Briers jr. stelde zichzelf begin dit jaar voor als cultuurgouverneur. Het is rampengouverneur geworden. Vanwege de windhoos in Oosterzele en de giftrein in Wetteren.
Briers vlijt zich neer op een lederen sofa en zucht, een eerste keer. ‘Ik ben me zeer bewust van mijn taak, van het feit ook dat ik ambtenaar ben, ter ondersteuning van de gedeputeerden, die verkozen werden door het volk. Geert Versnick, verantwoordelijk voor internationale betrekkingen, zei me: “U moet mee op alle missies, omdat een gouverneur makkelijk deuren open krijgt. Tenzij wanneer de prins meegaat, dan blijft u thuis, dan ontsluit hij de deuren.
En dat heeft niets te maken met het feit dat u, ooit voorgedragen door de N-VA, de prins lelijk in de weg zou lopen?
JanBriers: Welnee, mijn relatie met het hof is opperbest. Mijn vader, een persoonlijke vriend van koning Boudewijn, werd ooit geridderd. Ik ben als onafhankelijke naar voren geschoven, en dat blijf ik een subliem idee vinden van de N-VA. De partij heeft me wel gezegd: ‘Weet dat iedereen zal proberen u onze stempel mee te geven.’ De pers blijft inderdaad enorm haar best doen. Terwijl ik – mag ik het nog even zeggen – totaal onafhankelijk ben. Waarschijnlijk ben ik de enige in Vlaanderen van wie iedereen weet dat hij geen N-VA’er is.
Dat u compleet verrast was over de kandidatuur was dus geen fabeltje?
Briers: Toen Ben Weyts me belde met de vraag ‘Zou het u interesseren, gouverneur worden?’ schrok ik enorm. Ik wist niet eens wat zo’n gouverneur als opdracht had. Ik heb me geïnformeerd, ben zelfs beginnen te googelen. Daarna trok ik naar mijn vrouw. ‘Doen!’ zei ze meteen. Ook mijn dochter van dertien heb ik geconsulteerd.
Klopt het dat u een obamaatje hebt gedaan? Eens het gezin naar de ambtswoning was verhuisd, zou ze een hondje krijgen.
Briers: Op één voorwaarde: dat ze geslaagd was voor haar examens. Dat hondje is dus tijdelijk uitgesteld. De verhuizing ook trouwens, ze zijn de ambtswoning nog aan het schilderen.
U bent als onafhankelijke, niet bekend met ‘de politiek’, wel in een politieke storm terechtgekomen.
Briers: Niet bekend met de politiek? Ik had er vanuit het Festival dagelijks mee te maken. Behalve Bart De Wever kende ik ook een paar N-VA-mensen. Ik had een breed netwerk, daarin zaten ook veel ondernemers en topambtenaren. Toen ik in Wetteren zat, belde ik rechtstreeks met (NMBS-baas) Descheemaecker. ‘Wat ga je ermee doen, Marc?’ zei ik. Ik had die rechtstreekse lijn al lang.
Maar Bart De Wever kende u dus niet.
Briers: Met Bart De Wever heb ik ook nu geen contact. Eén keer heb ik hem ontmoet, toen dat gouverneurschap werd besproken. Het gebeurde nogal afstandelijk, in een vergadering met andere N-VA-mensen die beslissingen nemen.
Het partijbestuur.
Briers: Voilà. Na het tête-à-tête vragenuurtje bij Ben Weyts was er die vergadering met De Wever.
Waar men u vroeg of u confederalist was?
Briers: (schudt van nee) Ik heb wel gezegd: ‘Eén ding moeten jullie weten. Ik ben een enorme Brusselfan. Ik zal dus op alle mogelijke manieren verdedigen dat Vlaanderen z’n band met Brussel behoudt.’
En wat was de reactie?
Briers: Ik kreeg het gevoel dat de N-VA dat ook wel wou. (pauzeert) Echt waar, ik heb tot hiertoe nooit het gevoel gehad dat die partij mij wou ‘gebruiken’, als boegbeeld of zo. Op geen enkele manier probeert men invloed te laten gelden. Ik voel me soms zelfs een beetje ondankbaar. Ze hebben me tenslotte deze prachtjob bezorgd. Ik stel wel vast dat de N-VA-kiezer een soort band met mij voelt. ‘Fantastisch, we hebben nu ook een gouverneur’, zeggen ze. Dat stoort me niet. De gouverneur is aanspreekpunt voor iedereen, hij moet elk lid van de bevolking helpen en verdedigen binnen de politieke structuren.
U noemt zich een goede Vlaming.
Briers: Ik ben trots op de regio waar ik woon en werk. Ik ben een Oost-Vlaming, u zult aan mijn ambtswoning de Oost-Vlaamse vlag in alle glorie zien wapperen, zelfs de bloemen buiten hebben de Oost-Vlaamse kleuren. Aangezien het ook de kleuren van Italië zijn, valt dat dubbel mee. Binnen heb ik de cava en de champagne wel vervangen door streekbieren. (lacht)
Ik ben me zeer bewust van het feit dat ik vanuit mijn job moet wegblijven van de politiek. Ik zal nooit politieke uitspraken doen, maar ik heb een eigen mening én mijn roots. Ik kom uit een rood nest. Als Bert Anciaux mij een groot sociaaldemocraat noemt, zal ik dat niet tegenspreken.
Voor wie stemt u in 2014?
Briers: Dat weet ik nog niet. Ik heb in het verleden heel divers gestemd, voor Vlaanderen op één partij, voor de provincie op een andere, federaal op nog een andere. Ik kies voor mensen. Zij zijn het die zaken verwezenlijken. Partijen zijn structuren.
Het nadeel van een ‘neutrale gouverneur’ is dat hij minder uit de wind wordt gezet. Hebt u zich soms onbeschut gevoeld tijdens de ramp in Wetteren?
Briers: Ik had toen geen tijd voor zulke overpeinzingen. Ik moest een crisis snel naar haar einde leiden. Het ging over mensen beschermen, boten bestellen in Nederland, op een bepaald moment zelfs over een mogelijke massa-evacuatie. We zijn op een moment naar burgemeesters in alle omringende gemeentes beginnen te bellen, tot bij Daniël Termont (SP.A) in Gent hebben we nagevraagd of er voor de Wetterse bevolking slaapplek was. In één uur tijd had ik 700 bedden in sportcentra, hotels, recreatiecentra, kazernes. Dáár ben je me bezig, niet met: ‘Tiens, hoe zou het nog met mijn imago gesteld zijn?’
U hebt zich wel twee keer moeten verontschuldigen. Eén keer tegenover de kinderen van de man die in zijn huis stierf door toxische stoffen, en een tweede keer na de evacuatiechaos.
Briers: Je moet af en toe sorry durven te zeggen. Dat heb ik bij het Festival geleerd. De eindverantwoordelijke draagt de gevolgen. Ik ga me toch niet bezighouden met de zwartepiet doorschuiven? Als er drie keer bloedstalen genomen moeten worden, zit er een fout in het rampenplan. Ook al heb ik het niet geschreven, ik zal mijn nek uitsteken – zelfs al word ik dan de kop van Jut.
We hadden het over ‘gesteund’ worden door de politiek.
Briers: Andere gouverneurs hebben misschien iets meer steun. Toch zie ik daar voor mij de voordelen van in. Toen ik in de laatste provincieraad drie kwartier lang het verhaal van Wetteren eerlijk toelichtte, kreeg ik applaus op alle banken. Dat zegt ook iets over zo’n provincieraad. In de vergaderingen gaat het er heel zeer constructief toe, er worden serene debatten gevoerd, zonder geroep tegen elkaar.
Straks wordt u nog een verdediger van de provincies. Valt dat even tegen voor de N-VA, die van die provincies af wil.
Briers: Niet alleen de N-VA wil van die provincies af als politieke structuur. Hoe dan ook, na vijf maanden hier durf ik te melden dat de administraties die hier zitten zeer noodzakelijk zijn.
Het gouverneurschap ook?
Briers: Op dit moment wel, als bruggenbouwer voor een administratie die zowel lokaal, Vlaams als federaal ondersteunend werkt. Ik mocht al vaststellen hoe bruggen voortdurend herbouwd moeten worden, om misverstanden te voorkomen en omdat Vlaanderen best ingewikkeld in elkaar zit. En de waarde die de buitenwereld aan een gouverneur toekent is ook onvoorstelbaar. Daar ben ik erg van onder de indruk. Dat heeft wellicht te maken met mijn voorgangers, André Denys en Herman Balthazar, die het ambt een grote betekenis meegaven.
Het is vast geen cadeau om na twee iconen te komen.
Briers: Ik bekijk het positief. Ik mag meegenieten van wat die mensen aan correctheid en menselijkheid uitstraalden. Mijn huidige collega-gouverneurs zijn ook heel tevreden met de manier waarop ik in de media kom om ons ambt toe te lichten. Voortaan wordt van ons verwacht dat we voor het Vlaams Parlement, in de commissie Binnenlands Bestuur, komen uitleggen wat we verrichtten, en wat onze ideeën zijn op het vlak van verandering en verbetering.
Over de ‘manier waarop u in de media kwam’ lazen we: ‘warrig’ en ‘foute communicatie’. U kreeg het zwaar te verduren, ook in de Kamer.
Briers: Zou er één politicus bestaan die weet hoe je een treinramp met acrylnitril aanpakt, wat de structuren zijn waarmee je zo’n situatie moet bestrijden? Ik wist het één dag voor ik gouverneur werd, omdat Luc Bauwens, veiligheidsdirecteur van mijn federale dienst, me alles had uitgelegd en me zo’n (toont centimeters dik) dossier had meegegeven. Ik begon keihard te studeren. Na drie dagen had ik al prijs met die windhoos in Oosterzele.
En toen kwam Wetteren.
Briers: En ik stond er middenin, omringd door de politie, de brandweer, de medische sector, de civiele bescherming, defensie, en ook communicatie. Je moet iedereen laten samenwerken, en dat lukte behoorlijk. Maar het was best een dreun hoor, een ramp van die omvang. De West-Vlaamse gouverneur, Paul Breyne, zei me: ‘Zoiets hebben wij in geen 50 jaar meegemaakt.’ Niemand van mijn collega’s had in mijn schoenen willen staan. Het bijzondere was dat we niet met één ramp, maar met drie afzonderlijke rampen te maken hadden. Er was een trein ontspoord, die in brand vloog en kon ontploffen. Hoe reageer je daarop? Evacueren. Ramen en deuren dicht, vanwege de rookontwikkeling. Acht uur later komen we tot de vaststelling dat er gassen door de rioleringen trekken, een tweede ramp.
Gerelateerd aan de vorige, want een gevolg ervan.
Briers: (heftig) Nee! Theoretisch kon het niet dat de gassen in die riolering terechtkwamen, omdat de plek waar de trein ontspoorde lager lag dan Wetteren. Het is bekend dat water niet omhoogstroomt, tenzij er een pompstation staat dat al het water omhoogtrekt en ondergronds door de stad voert. Wat het geval bleek te zijn. Dat was ons toen niet bekend.
Dan was u slecht geïnformeerd.
Briers: Zulkezaken kun je in geen enkel rampenplan opnemen omdat ze een zuiver plaatselijke kwestie zijn. De derde ramp was toen we, de woensdag na de ontsporing, op één plek zo’n zware toxische concentratie vonden. Alweer een plaatselijk gegeven, want het kwam voor in één put.
Toen kwam de chaos van de evacuatie.
Briers: Je kunt dan zeggen: ‘We krijgen dat wel in orde met die ene put en laten de mensen gewoon thuis.’ Wij niet. We hebben die straten voor alle zekerheid ontruimd. Lijd je dan gezichtsverlies? Ongetwijfeld. Was het een goede beslissing? Ongetwijfeld. Niemand mocht gevaar lopen.
Denkt u dat u over het algemeen gezichtsverlies hebt geleden?
Briers: Globaal gezien niet, maar in het begin zeker wel. Bij de bevolking kwamen de zaken toen verwarrend over. Enerzijds kwam dat door mijn communicatie, die drie keer verschillend was omdat ik met drie verschillende rampen zat. Anderzijds door de manier waarop de media met informatie omgingen. De pers gaf deels mee wat we vanuit het coördinatiecentrum meldden, maar nog veel meer hoe anderen erover dachten. Wij werden bijgestaan door een groep toxicologen, maar ineens kwamen in de media andere…
Professor Jan Tytgat.
Briers: (onverstoorbaar)… andere meningen die breed werden uitgesmeerd. En dat ging maar door. Na een tijdje heb ik gezegd: ‘Eigenlijk moeten de media met ons meedoen.’
Dat ‘moeten’ klonk behoorlijk paternalistisch. U schoot met scherp op de pianist.
Briers: Ik wou de pers echt niet de mond snoeren. Het stoorde me dat er leugens werden verteld. Dat kwam de bevolking niet ten goede. (zucht) Kijk, als journalisten de mening van één dokter uit de gemeente – toevallig van een andere partij dan die van de burgemeester – paginagroot brengen, dan zit je op het niveau waarop plaatselijk ongenoegen wordt uitgevochten. Dan ben je niet meer met het algemene belang bezig. Ik heb die dokter opgebeld en ‘m gezegd: ‘Hou alstublieft uw mond, want u brengt 25.000 mensen in verwarring.’
Kwam de verwarring niet net door jullie wisselende besluiten? Wel een bloedstaal inleveren, geen bloedstaal inleveren…
Briers: Misschien had de communicatie globaal gezien een beetje anders moeten verlopen. Ik geef dat toe.
Steekt u nu de hand in eigen boezem?
Briers: Er zouden zaken kunnen worden aangepast in het rampenplan. Maar onze provinciale communicatiedienst heeft snel en uitstekend werk geleverd, onder meer door continu te informeren via alle sociale media. Ook de website van de stad Wetteren werkte perfect. Trouwens, de Wetteraars begonnen mee te leven met ons crisiscentrum, ze reageerden tegen de kritiek van buitenaf. Op onze infoavond na de ramp kregen we van de aanwezigen drie keer een open doekje. Zegt dat niet iets over de sfeer van vertrouwen?
Media-experts vinden dat u vaak te vroeg communiceerde, toen er nog geen coherente boodschap was.
Briers: Stel u even in mijn plaats. We evacueerden eerst 500 mensen, dan kwam die ontplooiing van politie, brandweer, en… journalisten. Ik kan dan toch niet zeggen: ‘Wacht nog een paar uurtjes.’ Men verwacht dat je mededelingen doet. Nu, op dat moment wás er ook geen gevaar, daar blijf ik bij. Wat ik wel had kunnen doen, was er af en toe een woordvoerder bij zetten. Zoals de NMBS in het dossier van de Fyra deed.
Ik heb de voorbije weken niet stilgezeten. Ik heb een afspraak gemaakt met onze regionale televisiestations, en heb gevraagd om in precaire omstandigheden onder in beeld een balk te plaatsen waar de hele tijd informatie doorloopt. Ze zagen dat helemaal zitten. Ik moet actie ondernemen, want de bestaande rampenplannen voldoen niet. Nog een positief gevolg: volgende maand komen we met alle gouverneurs samen om deze dingen te bespreken. En voor u het vraagt: ik doe deze job nog graag, en misschien met nog meer vuur dan voorheen.
Toch hangt er een vreemde gloed rond het ambt van gouverneur. Je zou het met protocol en zelfs folklore kunnen verwarren.
Briers: Inderdaad. En weet u wat opmerkelijk is? Dat alle gouverneurs, behalve Steve Stevaert (SP.A), spijt hebben als ze weggaan. Dat van die vreemde gloed klopt zeker. De bevolking ziet vaak te veel dat protocollaire en te weinig wat het écht inhoudt, werken binnen die massa structuren. Weet je hoeveel overlegorganen er tussen gemeenten onderling bestaan in Oost-Vlaanderen? 585, van intercommunales tot adviesorganen allerhande. Het is nu de rol van de gouverneur om dat te verfijnen. Ik heb de provincie alvast opgedeeld in vijf clusters van gemeentes, die ik dan samenbreng rond zogenaamde regiotafels. Met hen ga ik samenzitten om naar die samenwerkingsorganen te kijken, om samen uit te maken of bepaalde echelons kunnen verdwijnen of fuseren.
Dit is niet bepaald een uitbolbaantje.
Briers: Ik werk tweemaal zo hard als bij het Festival. Het is verschrikkelijk, en alles in een hels ritme.
Wat was tot hiertoe uw moeilijkste moment?
Briers: Die woensdag na het weekend van de treinramp. Het was avond, alles leek in orde te komen, we waren moe maar blij. We dachten: morgen kunnen we iedereen naar huis sturen. Tot het bericht binnenliep dat er hoge waarden waren opgetekend in de kelder van één van de twee rusthuizen aan de Schelde, en in een ziekenhuis met 300 bedden. We zakten bijna in elkaar. We berekenden snel hoeveel tientallen bussen en ziekenwagens we nodig zouden hebben. Toen heb ik gezegd: ‘Stuur nieuwe meet- instrumenten, en onderzoek het opnieuw.’ Het leek me zo vreemd dat we elders niets hadden opgemerkt. En wat bleek? Een fout in de meting. De zucht die je dan slaakt…
Heeft het u ook privé geraakt?
Briers: Aan mijn vrouw had ik in die periode uiterlijk niets opgemerkt. Zij bleef de hele tijd mijn grootste steun. Ik las allang de kranten en de kritieken niet meer, maar zij vlooide alle media uit. Nadien bleek pas hoezeer ze eronder had geleden. Iedereen van het crisiscentrum was na die dagen flink vermagerd, maar mijn vrouw ook. (krijgt tranen in de ogen) Sorry, dit pakt me danig terwijl ik het vertel.
Hebt u er nooit aan getwijfeld of u hiermee zou doorgaan, eens de ramp voorbij was?
Briers: Met de hand op het hart: nooit. Ik dacht: we hebben nu het voordeel van de knowhow, laten we die ter beschikking stellen van de collega’s. Vechtlust is iets eigenaardigs. Ik had goeie gesprekken gehad met mijn twee voorgangers. Meteen na mijn benoeming schonk André Denys me zijn persoonlijke gouverneursbijbel: drie pagina’s, met de hand geschreven. Ze zijn goud waard, ik leerde er veel uit, ik heb ze altijd en overal bij me. Hij en Herman Balthazar zeiden me: ‘Blijf jezelf, werk, maar neem niet te veel hooi op je vork.’ Ik wil nu duidelijk afgelijnd zien wat mijn hoofd- opdrachten zijn. Ik moet bekken-besturen voorzitten, de deputatie voorzitten, de politie-, brandweer- en medische school voorzitten. Ik moet alles wat op provincievlak over veiligheid bestaat coördineren. Dat is veel, maar ik wil me erop concentreren, zaken uitdiepen, en dan pas zien wat ik daar nog als ‘Jan Briers-statement’ aan kan toevoegen.
Hoe vervelend is het om voor het leven ‘junior’ achter uw naam te hebben? Het lijkt alsof u nooit groot mag worden.
Briers: Dat was niet makkelijk. Ik heb ook geen gemakkelijke jeugd gehad. Ik had wel alles, ik mocht studeren wat ik wilde, maar ik was een rotstudent. Daarbovenop had ik een vader die professor, directeur van de BRT-radio en directeur van het Festival van Vlaanderen was. Ik liep altijd in zijn schaduw, terwijl ik mezelf moest waarmaken. En dan had ik ook nog eens dezelfde naam, met ‘junior’ erachteraan – dat was geen sinecure. Ik heb me uit die schaduw moeten vechten. Het ging er af en toe heftig toe.
Stel dat senior had meegemaakt dat u gouverneur was geworden. Op deze manier, met een politieke voordracht.
Briers: Mijn moeder zegt dat hij trots zou zijn geweest.
U zegt dus politiek neutraal te zijn, maar hoe zit het met u ideologie? Bent u gelovig of vrijzinnig?
Briers: Ik ben vrijzinnig.
Zit u bij de loge?
Briers: Voor mij geen loge, geen Opus Dei, niets. Ik bekijk het allemaal een beetje, ik ben nogal voorzichtig.
DOOR MARIJKE LIBERT, FOTO’S TOM VERBRUGGEN
‘Ik ben als onafhankelijke naar voren geschoven, en dat blijf ik een subliem idee vinden van de N-VA.’
‘Ik heb altijd heel divers gestemd. Voor Vlaanderen op één partij, voor de provincie op een andere, federaal op nog een andere. Ik kies voor mensen.’