‘Ik vecht voor Allah, niet om de Syriërs te helpen’
Sinds de radicale rebellenbeweging Isis er is verjaagd door ándere rebellen, is de situatie in Aleppo en Idlib iets overzichtelijker geworden. Dit is een verhaal over vatbommen en spookwijken, over de creatieve shariawetgeving van de Molenbeekse sjeik Bassam Ayachi, en over een bekeerde Belgische strijder met een eigen agenda.
Een kinderstem roept op tot het gebed. Hoog en helder sterven de klanken weg in het trappenhuis. Zo zuiver dat we er onwillekeurig allemaal naar luisteren. Een moment van verademing in de chaos van Aleppo. We volgen het geluid, stommelen achter de mannen van Jaish Al Mujahideen de trappen op, op weg naar hun appartement in de gebombardeerde wijk Al-Ansari.
Het Mujahideenleger is een nieuwe rebellengroepering die als eerste tegen de radicale beweging Isis vocht. Sinds Isis – verantwoordelijk voor tientallen ontvoeringen van journalisten en hulpverleners – vorige maand door een alliantie van rebellenmilities uit Aleppo en Idlib werd verjaagd, is het er iets veiliger geworden voor verslaggevers. De stad is zo goed als omsingeld door het leger van president Bashar al-Assad, we kunnen alleen binnen via het deel van de stadsrand dat nog in handen is van de rebellen, zo’n 20 kilometer lang. Het regime probeert de grootste stad van het land te heroveren door een offensief met vatbommen: tonnen gevuld met TNT, stukken ijzer en spijkers. Goedkoop en bijzonder verwoestend. Ze worden gedropt vanuit helikopters op grote hoogte en kunnen volledige flatgebouwen wegvegen. Dagelijks worden minstens tien à vijftien van die vatbommen gedropt, naast de bombardementen van gevechtsvliegtuigen en mortieraanvallen. De zwaarst getroffen buurten zijn veranderd in spookwijken. Rijen verwoeste appartementsblokken in desolate straten. Zwartgeblakerde autokarkassen. Duizenden mensen zijn de stad ontvlucht, vaak met niets meer dan de kleding die ze droegen. De paar haastig opgetrokken opvangkampen ten noorden van Aleppo zitten overvol. Massa’s mensen opeengepakt in tenten delen een paar toiletten en een enkele waterkraan. De stadswijken die wel nog bewoond zijn, liggen vaak wrang genoeg vlak bij de frontlinies: het is zo moeilijk te voorspellen waar de vatbommen zullen landen dat het regime ze voor de zekerheid niet te dicht bij het eigen terrein gooit. Volgens de Aleppo Local Council zijn sinds december 2013 minstens 20.000 gezinnen hun huis kwijtgeraakt door de vatbommen. Hoeveel doden er zijn gevallen, is moeilijk in te schatten omdat veel mensen nog altijd onvindbaar zijn. Human Rights Watch spreekt van 2321 burgerdoden tussen november 2013 en 21 maart 2014.
Ook de wijk Al-Ansari is vrijwel verlaten. Vlak bij het appartement van Jaish Al Mujahideen is zojuist een vatbom gevallen, net voor we er passeerden. Twee mannen zitten verdwaasd tussen de brokstukken, hun gezichten grijs van het stof. Buurtbewoners staan gebogen over het puin, op zoek naar slachtoffers. Sommigen hebben een schop bij zich, anderen halen de brokstukken weg met hun blote handen. Boven ons klinkt alweer het geronk van een gevechtsvliegtuig.
Te weinig wapens
De kinderstem in de trappenhal is gestopt. Er weerklinken geweerschoten. En een knal van een mortiergranaat, heel dichtbij. ‘Uitgaand, niet inkomend’, zegt de jongen die ons koffie brengt terwijl we op Jaish Al Mujahideen-commandant Abu Kutaiba wachten. ‘Het gaat dag en nacht door, het regime probeert zo veel mogelijk burgers uit de stad te verjagen. Ook in de wijken die al zijn platgebombardeerd gooien ze nog geregeld bommen. Om zeker te zijn dat niemand terugkeert. Als de meeste burgers straks vertrokken zijn, zal het regeringsleger een groot offensief inzetten – dat deden ze eerder al bij Qusayr. Ze zullen Aleppo een paar dagen lang continu bombarderen en beschieten, zonder pauze.’
Ook commandant Abu Kutaiba ziet het als een mogelijk scenario. Hij heeft de leiding over de mannen van Al Mujahideen in Aleppo. Een zware taak nu er opnieuw zo hevig gevochten wordt in de stad: ‘We doen wat we kunnen, met de middelen die we hebben. Dat zijn onder andere de wapens die we tijdens de gevechten met Isis hebben bemachtigd. Isis was goed voorzien. Hoe ze aan dat wapenarsenaal komen, weet ik niet. Deels gestolen van het regeringsleger wellicht, en een deel komt binnen via Libië. Behalve een aantal tanks, kalasjnikovs en een TOW-raket (antitankraket, nvdr.) hebben we 600 Grad-raketten in beslag genomen. Krachtige wapens met een bereik van 30 kilometer. We proberen nu de bevoorradingsroute van het regime bij de internationale luchthaven af te snijden, en we vechten in het noorden van de stad om onze eigen toegangswegen naar Turkije open te houden.’
De laatste weken doken filmpjes op van het Islamitisch Front in Idlib, met antitankraketten. Die zouden ze van de Verenigde Staten hebben gekregen. Maar commandant Kutaiba denkt dat het een verzonnen verhaal is: ‘Wíj krijgen in elk geval helemaal niets vanuit de VS. Geen geld en geen wapens.’ Ook Jamal Maarouf, leider van het Syrische Revolutionaire Front dat samenwerkt met het Islamitisch Front, ontkent stellig dat hij wapens krijgt van de VS als we hem een paar dagen later spreken. ‘Ik ken de filmpjes waarin wordt gezegd dat we vanuit het buitenland alles kunnen krijgen wat we vragen. Het zijn niet meer dan geruchten. Wij hebben tien TOW-raketten gehad, dat is alles. Van wie en hoe ze zijn binnengekomen, weet ik niet. Ja, we worden gesteund door Saudi-Arabië. Maar wat we krijgen, volstaat niet, dát is het grote probleem. Het Westen zegt dat het in Syrië een bondgenoot zoekt die het kan steunen. Wel, wij zijn die bondgenoot. We zijn niet extremistisch, we willen geen kalifaat in Syrië. Maar de realiteit is dat we net voldoende wapens krijgen om tegen het regeringsleger te kunnen vechten, maar niet genoeg om het te kunnen verslaan. We doden elkaar, daar blijft het bij. Verder gebeurt er niets.’
Al Mujahideen werd drie maanden geleden opgericht, uit verschillende milities. Omdat de oppositie hopeloos verdeeld was en ze, behalve het regime, ook Isis moest bestrijden, was er nood aan een betere onderlinge samenwerking. ‘We zijn inmiddels met 7000 man’, zegt Abu Kutaiba van Jaish Al Mujahideen. ‘Nu we Isis uit Aleppo verdreven hebben, staan we sterker dan voorheen. We hebben één vijand: het regime. We hoeven niet meer achterom te kijken of Isis ons intussen een mes in de rug probeert te steken. Wat dat betreft, is de situatie een stuk verbeterd. Er zijn momenteel geen onderlinge problemen met andere oppositiegroeperingen als Jabhat al Nusra of Ahrar al Sham. We vechten zij aan zij tegen de soldaten van Assad, en op verscheidene plaatsen (onder andere in El Bab, ten noordoosten van Aleppo, nvdr.) ook tegen Isis. Maar laten we niet naïef zijn: als Al Nusra in de toekomst dezelfde kant opgaat als Isis dan zullen we ook hen bestrijden. Wij staan open voor alle religies, in tegenstelling tot Isis en Al Nusra. Wij hebben respect voor andere overtuigingen.’
Alweer gras eten
We hebben een afspraak met dokter Aljas Osman, bekend als de dokter van het Dar al Shifa-ziekenhuis waar vroeger dagelijks tientallen zwaargewonden werden binnengebracht. Op 21 november 2012 werd Dar al Shifa volledig van de kaart geveegd, nadat het al zes raketaanvallen had overleefd. Dokter Osman werkte en woonde maandenlang in het ziekenhuis, samen met zijn vrouw en twee kleine kinderen. Een levensgevaarlijke plek, maar zijn vrouw wilde het koste wat het kost bij haar echtgenoot blijven. Het was samen leven, of samen sterven. De familie woonde midden in het drama van een stad in oorlog, zag honderden slachtoffers komen en gaan. Rebellen met schotwonden in het hoofd, burgers met afgerukte ledematen, schreeuwende moeders met hun zwaargewonde kind in de armen. Het stopte nooit. ‘Ik had kunnen vluchten’, vertelde Osman me toen. ‘We kunnen terecht bij vrienden in West-Europa. Maar ik ben arts, ik kan mijn eigen mensen toch niet in de steek laten? Assad wil mij en mijn collega’s dood. Want een dokter behandelt honderden mensen, onder wie ook soldaten van het Vrije Syrische Leger. Als je de arts vermoordt, sterft de rest ook.’ Toen Dar al Shifa finaal verwoest was, verdween dokter Osman. We hoorden dat hij in verscheidene kleine ziekenhuizen werkte, op geheime locaties.
Nu staat hij opnieuw voor ons. Hij ziet er nog hetzelfde uit, met zijn bril en groene jas. Het ziekenhuis waar we ons bevinden – we mogen de naam niet vermelden – kan elke dag een bom verwachten. Maar dokter Osman blijft, net als in 2012: ‘Ik bén weggeweest uit Aleppo. Ik moest vluchten omdat Isis me bedreigde, een paar maanden geleden. Een van hun leiders vertelde me dat ze nu geen tijd hadden om me te doden, maar dat ze dat binnenkort zeker zouden doen. Ik heb twee maanden in Turkije gezeten, ik nam hun dreigement ernstig. Zodra ik hoorde dat Isis uit Aleppo verjaagd was, ben ik teruggekeerd. De situatie wordt slechter met de dag. Maar hoewel de bombardementen toenemen, is het aantal gewonden de voorbije maand gedaald: er zijn simpelweg veel minder mensen in Aleppo. In de wijk Hannano is 90 procent van de bevolking vertrokken. Het regime mikt vooral op plaatsen waar veel burgers samenkomen. Marktpleinen, scholen, ziekenhuizen, de belangrijkste weg naar Turkije. Alle ziekenhuizen in de stad, op twee na, zijn door het regime aangevallen, ook het kinderziekenhuis. Dat moest daarna worden gesloten. Dit hospitaal werd op 7 februari door een raket getroffen. Twee patiënten stierven, vier verpleegkundigen raakten gewond. We werken nu zo veel mogelijk op de benedenverdieping of in de kelder, dat is de veiligste plek van het gebouw.’
Dokter Osman vermoedt dat het regime dezelfde strategie voert als in Homs en Damascus: de aanvoerwegen blokkeren en de stad uithongeren, tot Aleppo zich overgeeft: ‘Straks moeten we ook hier gras eten. God verhoede dat het zo ver komt. Maar ik wil niet weg. Wie zorgt anders voor de achterblijvers? Wie zal onze droom voortzetten? Als wij vertrekken, blijft het land achter in de handen van extremisten. Dat betekent de dood voor Syrië. De strijd is nog lang niet ten einde. Het enige wat we kunnen, is doorgaan. En wachten op de dag dat het regime voorgoed verslagen zal zijn.’
De sjeik van Molenbeek
We trekken weg uit Aleppo, richting Idlib. Meer bepaald naar de Molenbeekse sjeik Bassam Ayachi, die in december 2013 naar Syrië vertrok omdat hij zijn eigen bijdrage wilde leveren aan de strijd in zijn land. Met zijn 68 jaar is hij te oud om te vechten aan het front, al loopt hij rond met de standaarduitrusting van een rebel: handboeien, vuurwapen en handgranaat op zak.
De sjeik pakt het op een andere manier aan. Hij is actief als shariarechter in zijn streek, het gebied rondom de stad Idlib. Hoewel Idlib bevrijd is van Isis, zijn er nog altijd veel criminele bendes actief. Het is er allesbehalve veilig. Daarom rijden we mee met de mannen van Sukkur al Sham, een van de rebellenbewegingen die zich verenigden in het Islamitische Front, waar ook de sjeik mee samenwerkt. Wanneer we tegen het eind van de dag bij de 700 jaar oude woning van de sjeik arriveren, op de boerenbuiten van Idlib, komen we midden in een bizar verhaal terecht.
Ayachi heeft zijn handen vol met de problemen van de burgers in de streek. Ruzies tussen twee dorpen, echtgenoten die hun vrouw mishandelen, dieven, spionnen van het regime, moorden. Als shariarechter moet hij het allemaal oplossen. ‘Jullie zijn precies op tijd om een moord mee te maken’, zo begroet Ayachi ons met een brede grijns. Een man uit de streek heeft bij de sjeik aangeklopt nadat hij de opdracht kreeg om een vrouw te vermoorden. Haar echtgenoot zit in de gevangenis en de familie van de vrouw aast op haar deel van de erfenis. Dus moet ze dood. De man die de moordopdracht kreeg, zag het niet zitten en stapte naar de sjeik om raad te vragen. Waarop Ayachi de vrouw in huis nam, en haar vanavond zal ‘vermoorden’.
De valse moord moet worden gefilmd, de beelden moeten naar de opdrachtgever als bewijs. Het bedrag voor de moord bedraagt omgerekend meer dan 1000 euro. In Syrië is dat veel geld. ‘We sturen de beelden online door naar de familie van de vrouw’, legt Ayachi uit. ‘Morgen gaan we ernaartoe. Zodra de “moordenaar” het geld ontvangen heeft, komen wij tussenbeide. We zullen de opdrachtgevers arresteren en berechten.’
En zo zijn we die avond getuige van een moord. Het slachtoffer moet geblinddoekt op haar knieën zitten, de ‘moordenaar’ schiet met een kalasjnikov zonder patronen, net boven haar hoofd. De vrouw valt opzij, waarop de sjeik haar hoofd besprenkelt met tomatensap. Het ziet er volkomen amateuristisch uit, maar op de wat wazige foto’s oogt het redelijk gruwelijk.
Drie Belgen in huis
De sjeik heeft drie andere Belgen in huis. Zijn lijfwacht Hamza uit Sint-Lambrechts-Woluwe, de 50-jarige Abu Rashid uit Laken (van Marokkaanse afkomst en naar eigen zeggen niet actief als strijder), en de 42-jarige Abu Mohammed uit Schaarbeek. Mohammed is een bekeerde moslim met een vrouw en twee kinderen in België. Hij trok zeven maanden geleden naar Syrië en sloot zich aan bij Isis: ‘Mijn moeder is Belgische, mijn vader komt uit een niet-moslimland in Afrika. Ik ben in België als christen opgegroeid, ik had een normale opvoeding. Op mijn 26e heb ik me bekeerd tot de islam nadat de profeet Mohammed ’s nachts in een droom was verschenen. Die ervaring liet me niet los, ik raakte geïntrigeerd door de islam, ik had het gevoel dat ik eindelijk had gevonden wat ik miste in mijn leven: zingeving. Ik geloof in de stichting van een kalifaat in Syrië. Daarom ben ik naar Aleppo vertrokken. Ik wil vechten voor Allah. Dát is mijn eerste doel, de bevolking helpen komt pas op de tweede plaats.’
In Aleppo kwam hij bij Isis terecht, in een groep vol buitenlanders. ‘Belgen, Duitsers, Nederlanders, Fransen, er zat van alles bij. We kregen een maand basistraining: schieten, sluipen, rennen, duiken, dat soort dingen. De training was in het Arabisch, degenen die de taal niet spraken, kregen van andere strijders uitleg in het Engels. Ik heb drie maanden bij Isis gevochten, in een groep van zo’n 100 man. Af en toe heb ik mijn wapen gebruikt, tijdens gevechten met het regime. Isis maakte enorm veel fouten, vaak uit pure onwetendheid. Ik heb geen moorden of onthoofdingen gezien, maar ik was er wel getuige van hoe ze de sharia toepasten zonder enige vorm van procedure. Met andere woorden: ze namen het recht in eigen handen, zoals het hen uitkwam. En ze vochten tegen andere rebellengroeperingen, in plaats van tegen Assad. Daar kon ik niet mee leven, op een dag ben ik vertrokken. Tijdens een gevecht ben ik naar Al Nusra overgelopen. Ik hoopte bij hen een eerlijke strijd te vinden, maar ook dat viel tegen. Jabhat al Nusra is me veel te nationalistisch, ze willen de Syriërs helpen om hun land te bevrijden. Ik zei het al: ik ben hier voor de stichting van het kalifaat, niet voor een vrij Syrië. Dus ging ik ook bij Al Nusra weg. Ze hebben me niet tegengehouden, ik kon gewoon vertrekken.’
Bij Isis heb je verschillen per regio, zegt Mohammed. ‘Sommigen die weg willen, worden gevangengenomen of bedreigd met de dood, anderen worden bij andere groeperingen ingedeeld – meestal bij Jabhat al Nusra -, nog anderen kunnen gewoon weg. Nu vecht ik bij Jund al Aqsa (soldaten van Al Aqsa, de moskee in Jerusalem, nvdr.), daar vind ik wel mijn gading. Ze hebben min of meer dezelfde ideologie als Isis en Al Nusra, maar ze vechten niet tegen andere rebellengroeperingen en ze zijn absoluut tegen democratie, net als ik.’
Al mist hij zijn vrouw en kinderen in België, hij is van plan om in Syrië te sterven. Mohammed is een paar dagen bij de sjeik te gast om uit te rusten. Over twee dagen gaat hij terug naar Jund al Aqsa, niet ver van Aleppo. Hoe groot de militie is, kan hij niet zeggen.
‘De meeste Belgische strijders zijn gelegerd in Atme, aan de Turkse grens’, zegt Abu Rashid uit Laken. Maar momenteel zou het merendeel vechten in de buurt van Homs. Abu Rashid blijft voorlopig bij de sjeik logeren. Al was hij naar eigen zeggen alleen naar Syrië afgereisd om humanitaire hulp te bieden in Aleppo, hij durft niet terug, ‘uit angst gearresteerd te worden’.
De sjeik is niet van plan ooit nog naar België terug te keren. Hij geniet steeds meer aanzien als rechter en dat bevalt hem duidelijk, zo merken we de volgende dagen. De zaak van de valse moord is nog niet voorbij. Toen de ‘moordenaar’ de foto van het ‘lijk’ aan de opdrachtgever liet zien, was die kennelijk zo in zijn nopjes dat hij meteen een andere moordopdracht gaf. Misschien zit er wel een hele organisatie achter, denkt de sjeik. Dat wil hij nu eerst afwachten voor hij tot arrestaties overgaat. Intussen is de 1000 euro voor de moord wel al betaald. Wordt vervolgd.
DOOR JOANIE DE RIJKE IN NOORD-SYRIË, FOTO’S ALBERTO PRIETO
‘Ik ben hier voor de stichting van het kalifaat, niet voor een vrij Syrië. Jund al Aqsa is tegen democratie, net als ik.’ (Mohammed uit Schaarbeek)
‘Nu we Isis uit Aleppo hebben verdreven, hoeven we niet meer de hele tijd om te kijken. We hebben nu één vijand: het regime.’ (Abu Kutaiba)
‘Ik ben bang om naar België terug te keren. Ze zullen me arresteren.’ (Abu Rashid uit Laken)