‘Het zou nogal pretentieus zijn om te zeggen dat ik na 8 oktober geen fouten gemaakt heb. Maar één fout heb ik niet gemaakt: ik heb nooit gedacht dat iedereen lid zou worden van de fanclub van Patrick Janssens.’ Op audiëntie bij de 739e burgemeester van Antwerpen.

Avond op ’t Schoon Verdiep. Patrick Janssens drinkt van zijn glas Spa-rood. ‘Ze vergelijken u met Poetin, burgemeester.’ Hij verslikt zich bijna in zijn water, proest het uit. ‘Ik zal dat noteren.’

‘Vindt u dat een compliment?’

‘Néé’, roept hij. ‘Absoluut niet. Ik vind dat ronduit lachwekkend.’ Hij schudt het hoofd en kijkt naar zijn woordvoerster. ‘Poetin…’

Wat voorafging. Twee weken geleden schreven we een artikel over een actie van tien Antwerpse buurtverenigingen. Die waren kwaad. Omdat de baas van Antwerpen, net als de baas van Rusland, niet echt een fan zou zijn van het woord ‘inspraak’.

‘Het zal u waarschijnlijk niet verbazen dat ik dat stuk geen goede journalistiek vond’, zegt hij. ‘U interviewt twee mensen en doet alsof heel Antwerpen er zo over denkt. Heel wat andere buurtverenigingen zijn mij komen zeggen: “Burgemeester, we zijn het daar niet mee eens.'”

Ik kan moeilijk de hele stad interviewen. Het verhaal van die tien buurtverenigingen was vooral schrijnend. U luistert niet.

PATRICK JANSSENS: Flagrant onwaar! We hebben vorig jaar 212 publieke vergaderingen met buurtcomités georganiseerd. 212! Kom dan niet zeggen dat inspraak niet bestaat.

De inspraak komt altijd te laat, zeggen ze, als alles al beslist is. Antwerpen aan het Woord en het ACW vragen nu zelf de mening van de Antwerpenaar over de heraanleg van de Scheldekaaien. Nogal gênant voor u.

JANSSENS: Maar nee, dat is fantastisch! Dat bewijst dat Antwerpen lééft. Er is nog niet eens een voorontwerp over die Scheldekaaien. Ik kan toch moeilijk nu al zeggen: ‘ Allez mannekes, zeg nu eens allemaal wat ge wilt en dan zullen wij dat uitvoeren.’ Dat is de jukeboxdemocratie, en ik ben daartegen. Het college wil eerst een algemene visie ontwikkelen. En dan… Inspraak krijgen betekent ook niet per definitie gelijk krijgen. Stel dat we elke keer op dat buurtprotest zouden ingaan. Wat gaan ze dan zeggen? ‘Wat voor een bang stadsbestuur is dat! Die beslissen iets, en bij een beetje protest keren ze hun kar.’

U zou blij moeten zijn dat er kritische burgers in uw stad wonen.

JANSSENS: Ik ben daar blij om. Maar nogmaals: moeten we ze daarom altijd gelijk geven?

Maar u gaat zelfs nooit in debat.

JANSSENS: Ik heb een strategie over hoe ik me profileer in de media. Ik weiger vaak interviews, en ik doe zelden mee aan een debat voor de camera omdat een debat voor de camera verdéélt. Journalisten proberen de verschillen zo groot mogelijk te maken, terwijl ik wil verenigen. Wat niet wil zeggen dat ik buiten het zicht van de camera’s niet in debat treed met die buurtverenigingen. Integendeel.

Manu Claeys van StRaten Generaal zegt…

JANSSENS: (schamper) Manu Claeys! Van de oppositie! Ik was gechoqueerd toen ik merkte dat iemand die altijd beweert onafhankelijk te zijn plots op een kieslijst van Groen! stond.

Die man heeft één keer op de kieslijst gestaan, heeft nooit een mandaat gehad…

JANSSENS: Ik stel inderdaad vast dat hij zelfs niet in de gemeenteraad is geraakt. En nu probeert hij zijn maagdelijkheid te herwinnen.

Hij zegt: ‘Ik word meer geassocieerd met Groen! dan de burgemeester van Antwerpen met zijn eigen partij. ‘

JANSSENS: Moet ik nu kwaad zijn? Misschien is hij meer fundamentalistisch groen dan ik fundamentalistisch rood ben. Maar goed, Manu Claeys…

… vindt het huidige tracé van het Lange Wapperviaduct een ramp. Net als heel wat bewonersgroepen: ze vinden dat het veel te dicht bij de stad ligt. Ze verwijten u dat u Antwerpen niet verdedigt in Brussel.

JANSSENS: Om te beginnen klopt het al niet dat wij kritiekloos staan tegenover wat ze in Brussel beslissen. We hebben er zelf op aangedrongen om het alternatieve tracé van de tunnel te bestuderen. Dat alternatief bleek niet haalbaar. Er zijn vier publieke zittingen geweest en er komt er nog één. Ik heb nooit gezegd dat de Lange Wapper alleen maar positieve effecten zal hebben voor Antwerpen, maar het is noodzakelijk. Manu Claeys en StRaten Generaal moeten nu ook hun draagvlak bewijzen.

Maar wat is uw draagvlak? De helft van Antwerpen denkt dat de Lange Wapper een brug over de Schelde is.

JANSSENS: Ik ben er rotsvast van overtuigd dat de Antwerpenaren achter dit project staan. Ze weten dat er iets moet gebeuren of Antwerpen slibt dicht.

U bent toch wel een fenomeen. Anderhalf jaar geleden was u de redder van Antwerpen. En nu bent u…

JANSSENS:(grijnst) De prutser van Antwerpen?

Zo sterk wou ik het niet stellen.

JANSSENS: Het verschil is bij mij veel minder groot dan bij Yves Leterme. Wij hadden heel snel een sterke coalitie en een sterk bestuurs-akkoord. De sfeer in de stad is wel veranderd. Het is niet meer: ‘De stad is in gevaar en we moeten allemaal achter het stadsbestuur staan.’ Het zou heel pretentieus zijn te stellen dat ik na 8 oktober géén fouten gemaakt heb. Maar één fout heb ik niet gemaakt: ik heb nooit gedacht dat iedereen plots lid zou worden van de fanclub van Patrick Janssens.

Ex-schepen Kathy Lindekens zei vorige maand in Humo: ‘Als merk heeft Patrick Janssens het schitterend gedaan. Hij is de sympathieke jongen-van-naast-de-deur, met de uitstraling van een filmster. Maar achter dat masker schuilt een ijskoude, meedogenloze man die mensen gebruikt zolang ze in zijn persoonlijke planning passen. ‘

JANSSENS:(zucht) Ik heb alle begrip voor wat Kathy meegemaakt heeft. Ik begrijp zelfs dat ze nog altijd gekwetst en rancuneus is. Maar ik ga daar niet op reageren.

Doet dat u niets?

JANSSENS: Ik heb er niet van wakker gelegen. Net zomin als van uw artikel. (grijnst)

Ik zou van zo’n uitspraak een week niet goed zijn.

JANSSENS: Dan bent u totaal ongeschikt om in de politiek te gaan. Het zal misschien een verrassing zijn voor u, maar toppolitici worden wel vaker hard aangepakt. If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen. Ik laat mij niet beoordelen door journalisten of ex-collega’s. Maar wel door de 460.000 Antwerpenaren. Als ik op straat constant dat soort opmerkingen zou krijgen, dán zou ik mij zorgen beginnen te maken. Maar dat is niet het geval.

Spreken ze u vaak aan over het verbod om aan het loket religieuze symbolen te dragen?

JANSSENS: Geloof het of niet, maar dat gebeurt amper. Ook niet in de moskee. In Antwerpen was en is er zowel bij de politici als bij de mensen een groot draagvlak om die maatregel te nemen. Heel opvallend: de Antwerpse media hebben daar veel minder over bericht dan de nationale media. Ze hebben dat opgeklopt tot op een niveau waarop het zich in Antwerpen niet voordoet.

Onder meer door uw eigen socialistische collega’s Daniël Termont en Louis Tobback. Er was geen probleem, Janssens heeft een gecreëerd, klonk het.

JANSSENS: Ik ben eerst en vooral vertegenwoordiger van deze stad, niet van de partij. Ik was verrast dat het in Gent en Leuven op de agenda kwam. Dat betekent dus dat ze daar geen duidelijke bestuursafspraak over gemaakt hadden. Ik vind het heel verwonderlijk dat een stad blijkbaar niet nadenkt over diversiteit. Er is nog iets waaraan ik me in die hele discussie enorm geërgerd heb: iedereen heeft begrip voor de mens achter het loket, maar niemand denkt aan de man die voor het loket staat.

Het verbod werd wel op een – excusez le mot – lompe manier ingevoerd: zonder overleg.

JANSSENS: We hebben drie keer twee uur gepraat met de zes betrokken personen. Ik wil daar wel wat respect voor, want dat is allesbehalve evident in een stad met 20.000 man personeel. Wat wel klopt: we hadden meer en beter moeten communiceren over die maatregel. We dachten dat door te voeren met een interne stadsnota. Dat was fout.

En dat in de stad van de communicatie, de stad die vol hangt met stralende A’s. À propos, hier op ’t Schoon Verdiep hangen allemaal 19e-eeuwse schilderijen die beroemde Antwerpenaren voorstellen: Rubens en co. Velen hebben, net zoals u, ook zo’n rood ding op de revers van hun vest. U hebt dat…

(Janssens loopt verbaasd met zijn woordvoerster naar de gang, mompelt tegen haar). Nu heeft hij nog gelijk ook. (tegen mij) U bent de eerste die ons daarop attent maakt.

U hebt dat daar toch niet in het geniep op geschilderd? Dat zou een schande zijn!

JANSSENS: (gooit de handen in de lucht) Natuurlijk niet! Dat is van de Leopoldsorde, weet ik veel.

Ondanks al die stralende A’s en rode badges blijven de armoedecijfers in Antwerpen hoger dan in de rest van Vlaanderen. Het woord ‘citymarketing’ rijmt niet op ‘armoedebeleid’.

JANSSENS: Dat de armoedecijfers in een stad hoger zijn, is logisch. Maar wij voeren een sterk armoedebeleid. Het aantal leefloners in de stad is gedaald. Dat is toch het beste bewijs? Ik kom vaak in Brussel. Kijk maar eens hoeveel daklozen daar op straat zitten… Dat soort toestanden zie je niet in Antwerpen.

Nogal wiedes. In Antwerpen worden ze door de politie van de straat gejaagd.

JANSSENS: (blaast) Maar allez! De man die erin slaagt om alle daklozen binnen te krijgen, moet nog geboren worden.

Het schipperskwartier is wel schoongeveegd, maar de prostitutie en mensenhandel zijn intussen ondergronds gegaan. Op plaatsen waar de stad er geen controle meer over heeft.

JANSSENS: Dat is een wereldwijd fenomeen. Antwerpen ontsnapt daar niet aan. Ik heb nooit beweerd dat er geen problemen meer zijn in Antwerpen. Alleen: de oppositie heeft dertig jaar lang alleen de slechte dingen in beeld gebracht. Ik wil ook de goede dingen in beeld brengen. Het schipperskwartier was tien jaar geleden een kankerplek waar mensen doodgeschoten werden. Zij die zeggen dat daar niets verbeterd is, durfden daar tien jaar geleden niet te komen.

Dat is waar. Maar intussen kunnen de volksmensen er de huur niet meer betalen.

JANSSENS: Wij proberen daar iets aan te doen door krotten op te kopen, ze te renoveren en voor bescheiden prijzen te verkopen. Maar ik kan niet beletten dat mensen die panden daarna veel duurder doorverkopen. Draai het ook eens om: als de prijzen stijgen, wil dat zeggen dat de buurt erop vooruitgaat.

Het Zeemanshuis, een toevluchtsoord voor mensen die het niet breed hebben, wordt afgebroken. Terwijl er miljoenen in de renovatie werden gestopt.

JANSSENS: Het college heeft nooit gezegd: ‘Breek dat Zeemanshuis af’. We hebben een jury van deskundigen aangesteld om die site te herontwikkelen. Zij hebben beslist om het Zeemanshuis af te breken. Wat moet ik dan zeggen? ‘Sorry, jury, wij doen toch ons goesting.’ Dan moet je geen jury engageren. Zo was het vroeger, hè. Met het bekende resultaat: ik kan u een lange lijst geven van alle miskleunen die in Antwerpen gebouwd zijn. Ik vind trouwens dat we heel respectvol met ons erfgoed omspringen. Neem de Stadsfeestzaal. Dat is een schitterend voorbeeld van hoe de stad…

… een monument om zeep heeft geholpen. Dat is nu een winkelcentrum vol nepgoud.

JANSSENS:(zucht) De Stadsfeestzaal is een historische plek: duizenden Antwerpen zijn daar voor het eerst naar een fuif geweest, hebben er hun rapport gekregen, hun lief ontmoet… Door een gebrek aan evolutie raakte die zaal verkommerd. Het was zelfs zo erg dat ze op den duur in brand gevlogen is. Wij hebben ervoor gekozen om aan dat monument een nieuwe bestemming te geven, en zo de concurrentie aan te gaan met het Wijnegem Shopping Center en weer mensen naar de binnenstad te lokken. Is dat jammer voor de historische functie van de Stadsfeestzaal? Ja. Is er in 2008 nog plaats voor zo’n Stadsfeestzaal in de binnenstad? Nee.

Als je die redenering doortrekt, kun je alles afbreken. Het Noordstation wordt, tegen een advies van de stedelijke dienst Monumenten- en Welstandszorg in, gesloopt. What’s next? De kathedraal? Is er in 2008 nog plaats voor zo’n oude kathedraal in de binnenstad?

JANSSENS: U trekt het weer in het belachelijke… Maar ik begrijp die nostalgie wel. Alleen: ik kan geen stad leiden met alleen maar nostalgie. De dingen evolueren. Architect Renaat Braem zei: ‘Breek ook af en toe iets af.’ Ik maak me geen illusies. Er zal altijd wel iemand opstaan die zegt: ‘Ik vind dat dat moet blijven staan.’ Net naast de Oudaan staat een verschrikkelijk winkelcentrum in de vorm van een bijenkorf. Niet bepaald fantastische architectuur en goede stedenbouw. Maar de door mij zeer gewaardeerde B-Architecten zeggen dan: ‘Ja maar burgemeester, dat is wel iets.’ Of neem de IJzeren Brug, waar u geopinieerd over bent…

Die brug was zo lelijk dat ze weer mooi geworden was. Na 34 jaar was ze een begrip in de stad.

JANSSENS: Oké, maar er is ook nog iets anders: de leefbaarheid van een stad. Ik ben er heel trots op dat wij erin geslaagd zijn om een tijdelijke noodbrug na 34 jaar te slopen. Je kunt niet voor iedereen goed doen. Dat is een dooddoener, maar het is ook de waarheid.

Een Maurice De Wildevraag: waar was u op 27 maart 1993 om elf uur ’s avonds?

JANSSENS:(verbijsterde stilte)

De nacht van het horizontaal vuurwerk, burgemeester.

JANSSENS: Ik heb, net als heel Antwerpen, geen vuurpijl gezien.

Dat bedoel ik. In Antwerpen gebeurde vroeger altijd wel iets absurds, alsof er iets in het water zat. Maar dat maakte de stad ook tot wat ze was. In geen enkele stad ter wereld werden horizontale vuurwerken afgestoken. U wilt er een soort Singapore van maken: rijk, proper, veilig. Maar intussen verliest de stad haar tegendraadse karakter.

JANSSENS: Dat is nu toch wel een héél vreemde opmerking. U overschat de macht van een stadsbestuur. En ik ben, op z’n zachtst gezegd, toch niet de meest traditionele burgemeester. Weet u dat ik nog altijd regelmatig een das en een schoon hemd cadeau krijg? Ik gedraag mij ook niet als de meest traditionele burgemeester.

Inderdaad, u figureert zelfs in reclame voor Humo en voor een vastgoedmakelaar.

JANSSENS: (zucht) Dat laatste was fout. Op de huldiging van een zaalvoetbalploeg drukte ik de hand van een vastgoedmakelaar. Daar werd een foto van genomen. Die man vroeg of hij die foto mocht gebruiken, maar ik had moeten weigeren. Om alle onduidelijkheid te vermijden. Humo is een ander verhaal. Ik sta er nog altijd helemaal achter…

Dat een burgemeester reclame maakt voor een blad waar hij ook door geïnterviewd wordt?

JANSSENS: Ik zeg toch niet: ‘Lees Humo‘? Ik zeg: ‘Als Guy Mortier sterft, zit ik ook in de mis.’ En dat is de waarheid. Trouwens: de redactie en de marketing zijn bij een tijdschrift totaal onafhankelijk. Althans, dat zeggen journalisten toch altijd. Is dat bij Knack niet zo, misschien?

Bij ons is dat één pot nat.

JANSSENS: Jean-Luc Dehaene zei ooit: ‘Als ik De Morgen en De Tijd gelezen heb, weet ik alles.’ Zo’n uitspraak vind ik veel erger. Maar het is een interessante kwestie. Uw vraag veronderstelt dat u vindt dat een burgemeester neutraal moet zijn, boven de partijen moet staan. Ik beschouw dat als een compliment. Dat is namelijk altijd mijn bedoeling geweest.

Niet iedereen in uw partij is daar zo blij mee. Bob Cools zei onlangs: ‘Voor Janssens bestaat het verleden niet.’

JANSSENS: Ik ben misschien meer dan mijn voorgangers met de toekomst bezig. Ik kom niet elke dag met de rode vlag het stadhuis binnen. Antwerpen is jarenlang gegijzeld geweest omdat iedereen alleen maar aan het partijbelang dacht. Ik zit hier niet om de partij blij te maken, ik zit hier om de stad te besturen. Heel opvallend: sociaal-progressieve partijen verliezen nationaal, maar ze doen het wel goed tijdens gemeenteraadsverkiezingen. Dat is niet alleen in België zo, maar ook in Frankrijk en Nederland. Een goed progressief bestuur moet verder kunnen kijken dan partijbelangen.

Hoe belangrijk is het woord ‘schatplichtigheid’ voor u? Uw witte konijnen Leen Verbist en Guy Lauwers stonden op twee en drie op uw lijst. Zij waren voor de verkiezingen, ongeacht hun aantal stemmen, al zeker van een schepenpost. Ze zullen u nooit een mes in de rug steken en dat weet u.

JANSSENS: Je kunt mij toch niet verwijten dat ik een ploeg samenstel met goede mensen van wie ik weet dat ze goed zullen samenwerken?

Nee, maar democratisch klopt het niet helemaal.

JANSSENS: Ik heb dat toch gezegd voor de verkiezingen? Leen is nog jong… Als ze ambitie heeft, zal ze heel misschien braaf zijn. Maar de Guy? Die is fin de carrière. Als die morgen beslist om de ezel uit te hangen, krijg ik hem met geen stokken buiten. Wat is het alternatief? Dat ik moet samenwerken met mensen die meer stemmen gehaald hebben, maar elkaar het licht in de ogen niet gunnen? Ik wil het nog zien, Reynders en Leterme. Dat gaat fantastisch worden. Vooral voor jullie, journalisten.

Bedankt voor het gesprek.

JANSSENS: Vindt u eigenlijk ook dat ik iets goeds gedaan heb? Of schrijft u daar niet over?

Het is de taak van een journalist om u met de slechte dingen te confronteren.

JANSSENS:(grijnst) Ik hoop dat u die zin afdrukt.

DOOR STIJN TORMANS/FOTO’s: SASKIA VANDERSTICHELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content