De plofkip is geen monster en de biolandbouw zal niet kunnen instaan voor de mondiale voedselvoorziening. Louise Fresco vloekt wel vaker in de groene kerk. In haar nieuwe boek Kruisbestuiving trekt de Nederlandse wetenschapster fel van leer tegen de verschraling van het onderwijs en het verzet tegen ggo’s. ‘Politici laten de oren hangen naar de publieke opinie.’
Louise Fresco heeft dan toch een gaatje in haar propvolle agenda gevonden: de terugrit van Brussel naar thuishaven Amsterdam. Gelukkig met chauffeur, dat praat makkelijker. ‘Ik heb ooit zelfs een interview gegeven tijdens het fietsen’, zegt ze bij het instappen op het Frère-Orbanplein.
De Nederlandse wetenschapster en schrijfster is een kei in multitasken, zoals blijkt uit de TED-lezing die ze in 2009 in Palm Springs gaf. Terwijl ze het deeg voor een volwassen brood staat te kneden, laat ze het publiek in vogelvlucht kennismaken met tienduizend jaar landbouwgeschiedenis, om vervolgens de kwestie van wereldwijde voedselveiligheid aan te snijden. Kern van het betoog: willen we de wereld voeden, dan is de toekomst niet aan het meergranenbrood van de biobakker om de hoek, wel aan het industriële groot wit uit de supermarkt of de automaat. Het publiek eet uit haar hand. Letterlijk, want aan het eind van de lezing breekt ze, Jezus achterna, het ovenverse brood om het met de toehoorders op de voorste rij te delen.
In Vlaanderen is Louise Ottillie Fresco (62) minder bekend, maar in Nederland klinkt haar naam als een klok. Ze schrijft columns voor NRC en is een vertrouwde gast in de populaire praatshows op televisie. Ze geldt als een invloedrijke denker over duurzame ontwikkeling. In het pas verschenen Kruisbestuiving, een bundeling van geactualiseerde columns en essays, berijdt ze een van haar favoriete stokpaardjes, de wisselwerking tussen wetenschap en cultuur. De verschraling van het hoger onderwijs, het verzet tegen genetisch gemodificeerde organismen, het wantrouwen jegens wetenschap, consumptieverslaving en islamofobie: het boek is een grabbelton van verrassende inzichten en scherpe meningen.
We duiken de Wetstraat in. Geen onbekend terrein voor Fresco: tot haar achttiende woonde ze in Brussel, waar haar vader filosofie doceerde. ‘Ik ging naar de Europese School’, zegt ze. ‘Een geweldige tijd, ik zat in de klas met kinderen van eurocraten. Duitsers, Fransen en Italianen, het was nog het Europa van de zes. We kregen les in vier talen, ik ben er spelenderwijs polyglot geworden.’ Het blijkt overigens geen toeval dat we voor het gebouw van de Europese Commissie hebben afgesproken. Fresco komt recht uit een onderhoud met de top van het Directoraat Onderzoek, ook al een klant die voor haar advies in de rij staat.
U schrijft ook over Europa en het democratische deficit in de samenleving. De Europese Unie kan de burger niet begeesteren: Brussel wordt gezien als een bureaucratische moloch. Maar dat houdt u niet tegen om voor de Commissie te werken?
LOUISE FRESCO: Ach, het is in Europa niet anders dan in de lidstaten. Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek hebben het erg te pakken, maar in feite wordt de hele samenleving steeds bureaucratischer. Regels, procedures, controle voor en na: we leven in het tijdperk van accountants. Elke euro wordt vijf keer omgedraaid en elke uitgave moet uitgebreid worden verantwoord. Zeker als het over onderzoek gaat, want dan speelt ook het groeiende wantrouwen jegens de wetenschap. De Europese en nationale bureaucratieën werken cumulatief, dat maakt het extra zwaar. Maar ik begrijp de behoefte aan controle wel: publieke middelen moeten goed worden besteed.
Toch zou men meer flexibiliteit moeten inbouwen. Net als kunst staat of valt wetenschap met vrijheid en creativiteit. Daar zit het conflict: echte wetenschap vertrekt met open vizier. Je duikt in een materie zonder precies te weten waar je zult uitkomen. Dat vecht met het wezen van de bureaucratie die alles op voorhand wil vastleggen. Maar laten we vooral niet negatief doen. De Europese Commissie wil – gespreid over zes jaar – tachtig miljard in wetenschappelijk onderzoek investeren. Dat is enorm, zeker in crisistijd.
U houdt een pleidooi voor lernen, het ideaal van levenslang leren. Worden we al niet genoeg om de oren geslagen met oproepen tot permanente bijscholing?
FRESCO: Klopt, maar lernen is iets heel anders. Het gaat om levenslang leren met de universiteit als vrijplaats voor de geest. We zijn dat een beetje kwijt, we doen alsof leren iets is voor mensen tussen 18 en 23 jaar. Vijf jaar studeren, en dan moeten ze klaar zijn voor de arbeidsmarkt. Het hele onderwijs is daarop ingesteld. Universiteiten zijn fabrieken die worden afgerekend op het aantal diploma’s dat ze afleveren, net zoals docenten op hun aantal publicaties worden afgerekend. Input en output, ook die accountantsmentaliteit weer. Bijscholen past in dat plaatje. Het gaat niet om kennis maar om skills, vaardigheden die direct nuttig zijn voor de arbeidsmarkt. Dat is niet waar ik een lans voor breek. Lernen staat voor een open geest, het vermogen om vragen te stellen en te leren uit je fouten. Kijken uit de ooghoeken, noem ik het graag. Zeker als wetenschapper moet je alert zijn voor ontdekkingen in andere vakgebieden.
Hebt u daarom een probleem met de tegenstelling tussen geestes- en natuurwetenschappen?
FRESCO: Ja, ik heb altijd geprobeerd om die kloof te overbruggen. Als student in Wageningen was het vanzelfsprekend dat je ook vakken uit de sociale wetenschappen volgde, zoals antropologie. Dat kan veertig jaar later nog altijd, maar de opleiding is schoolser en tegelijk specialistischer geworden. Ik heb niets tegen specialisatie, je moet je als wetenschapper heel diep in je vakgebied ingraven om nog mee te tellen, maar de beste wetenschappers vind ik net diegenen die hun vakgebied overstijgen en verschillende onderwerpen combineren. Maar weinig problemen kunnen vanuit één discipline worden opgelost. Verkeer is een perfect voorbeeld: het roept vragen op over engineering van auto’s, ruimtelijke ordening en wegenaanleg, maar evengoed over menselijk gedrag, robotisering en economie. Is het bijvoorbeeld nodig om al die goederen te vervoeren? Waarop je weer vragen kunt stellen over ons consumptiegedrag. De kloof tussen alfa- en bètawetenschappen verkleinen is een van mijn missies in Wageningen. Het mag niet volstaan een vak uit de geesteswetenschappen te volgen, idealiter maken onze studenten zich een heel andere manier van denken eigen.
Kennis is onze enige onuitputtelijke grondstof, schrijft u. Goed gevonden, het kan zo op een tegeltje aan de muur. Toch stuiten wetenschappers steeds meer op onbegrip van burgers en politici. Hoe komt dat?
FRESCO: Om met het beleid te beginnen: hoeveel bètawetenschappers zitten er nog in de politiek? Vijftig jaar geleden waren het ingenieurs en technici die bij de wederopbouw het voortouw namen. Nu is politiek een zaak van juristen of politieke wetenschappers, op een verdwaalde arts na allemaal mensen die weinig voeling hebben met wetenschap en technologie. Een land als China wordt zowat exclusief door ingenieurs bestuurd. China kiest voluit voor wetenschap en technologie. Dat gebrek aan voeling verklaart waarom onze politici de oren laten hangen naar de publieke opinie die angstig en afwijzend reageert op het onbekende. Denk aan nieuwe ontwikkelingen zoals nanotechnologie, robotisering en genetische manipulatie.
Hoe we dat tij kunnen keren? Via onderwijs. We moeten kinderen opvoeden tot nieuwsgierigheid. Dat vergt creativiteit. Hoeveel kinderen groeien niet op met vooroordelen? Wiskunde is moeilijk, en aan fysica is zelfs geen beginnen aan. Maar je kunt kennis ook op een speelse manier aanbrengen. In Amsterdam nam ik mijn studenten mee op supermarktsafari. We deden alsof we ons in een onbekende jungle begaven: we waren antropologen die klanten observeerden en zich tegelijk afvroegen waar al die producten vandaan kwamen. Buiten de lijntjes kleuren, dat kan evengoed op de lagere of middelbare school. Maar ook wetenschappers zelf moeten meer moeite doen. We zitten in onze ivoren toren. Alleen als we een spectaculaire ontdekking hebben gedaan, dalen we af om eureka te roepen. Dan krijg je vreemde reacties, zoals toen ze een muis met een menselijk oor presenteerden.
De bizarre foto staat ons nog voor de geest. Wat is het verhaal?
FRESCO: Amerikaanse onderzoekers waren erin geslaagd via weefselkweek een menselijk oor uit een muis te laten groeien. In de toekomst zouden slachtoffers van ongevallen geholpen kunnen worden met gekweekte lichaamsdelen. De wetenschappelijke gemeenschap was enthousiast, maar de publieke opinie reageerde met onverholen afgrijzen. Met wat meer alfakennis, een dosis antropologie of kunstgeschiedenis bijvoorbeeld, hadden ze dat kunnen weten.
Hoezo?
FRESCO: Ken je De tuin der lusten, het beroemde schilderij van Hieronymus Bosch? Het krioelt van misvormde dwergen en wanstaltige hybriden. Mensen met vogelkoppen, kruisingen van mens en vis, hoofden zonder lichaam, noem maar op. Bosch was trouwens niet de enige, de hele kunstgeschiedenis zit vol verwijzingen naar de universele oerangst voor monsters en hybriden. Zo bekeken is het niet verwonderlijk dat die muis met mensenoor vooral afschuw inboezemt. Het dier leek zo weggelopen uit een schilderij van Bosch.
We moeten dus uit onze ivoren toren. Precies daarom heb ik de Wageningse dialogen gelanceerd. Bedoeling is een permanent gesprek aan te gaan, met de samenleving maar ook met kunstenaars. Ik geloof heel sterk in de rol van kunst. Om vragen te stellen bij nieuwe wetenschap en uiting te geven aan de ambivalente gevoelens die ermee samenhangen, maar ook om het publiek anders te leren kijken en de soms verrassende oplossingen van de wetenschap niet a priori te verwerpen. Koen Vanmechelen is zo’n kunstenaar die pertinente vragen stelt. Wat is eigenlijk een gen? En zijn we niet allemaal de optelsom van een reeks genen? Erg verfrissend. We hebben allemaal een mening over gentechnologie, maar vraag een willekeurige voorbijganger wat een gen is, en er zal een pijnlijke stilte vallen.
Wat vond u van de vernietiging van een proefveld met ggo-aardappelen in Wetteren in 2011, door elf leden van de Field Liberation Movement?
FRESCO: Ik vond het geen goed idee van de Leuvense universiteit om een onderzoekster (Barbara Van Dyck, nvdr.) vanwege haar betrokkenheid te ontslaan. Niet dat ik haar actie goedkeur, ik vind niet dat vernielingen nog onder de noemer van burgerlijke ongehoorzaamheid vallen, maar met zo’n strafmaatregel geef je een verkeerd signaal. Op de universiteit moeten verschillende meningen, mits onderbouwd, naast elkaar kunnen bestaan en desnoods botsen. Bovendien bevestigt zo’n sanctie alleen maar het beeld van wetenschap en industrie die samen één machtig bolwerk vormen. Dat kunnen we missen als kiespijn, het Europese ggo-debat is zo al moeilijk genoeg.
Dat wetenschap en industrie onder één hoedje spelen is inderdaad een van de verwijten die activisten maken.
FRESCO: Maar dat klopt niet, net zomin als de bewering dat ggo’s de arme boeren meer dan ooit in de armen van de agro-industrie drijven. Neem nu de fameuze golden rice, een rijstvariant die door genetische manipulatie een bron van vitamine A vormt. Dat is toch vooruitgang? Vitamine A-tekort kan bij kinderen blindheid veroorzaken. In veel ontwikkelingslanden is dat een reusachtig probleem. En het mooie is: de zaden kunnen naar de volgende oogst worden overgedragen zodat boeren niet telkens weer bij een multinational moeten aankloppen. Golden rice is het resultaat van een samenwerking tussen bedrijven en overheden. De patenten zijn vrijgegeven en staan ter beschikking van arme landen. Indiase katoenboeren zul je niet horen klagen over hun ggo-planten. Grotere opbrengsten, meer inkomsten, en dat alles met beduidend minder bestrijdingsmiddelen. Dat is geen detail, want in India vallen jaarlijks ettelijke doden door het verkeerde gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Wat vindt u van het Europese verbod op ggo’s en ggo-onderzoek?
FRESCO: Ik heb er op vraag van Science een artikel over geschreven. Een patstelling, zo heb ik het omschreven. Europa heeft een uitstekend adviesorgaan, de European Food Safety Authority. Daarin zitten onafhankelijke experts die elke aanvraag voor ggo-onderzoek beoordelen. De EFSA heeft al heel wat positieve adviezen verstrekt, maar in de praktijk komt daar geen vervolg op, omdat nationale overheden geen verdere actie ondernemen.
Het hele ggo-verhaal is ongelukkig gestart met de herbicidetolerante soja en maïs van Monsanto. Een combinatie van genetica, chemicaliën en big industry, dat was achteraf bekeken dodelijk voor de perceptie. Maar intussen zijn het niet meer de bedrijven die in het onderzoek vooroplopen, wel overheden zoals China, India, Canada, Australië en Argentinië. Het is goed dat er in Europa een maatschappelijk debat wordt gevoerd, maar dat mag ons niet verlammen. Als we niet opletten, raken we wetenschappelijk en technologisch achterop. Dan kunnen we zelfs niet meer beoordelen wat er op ons afkomt vanuit landen waar ze voortvarend experimenteren, zonder veel maatschappelijk debat. Ik denk niet alleen aan de landbouw. Af en toe worden we opgeschrikt door een bericht over een of andere Koreaanse wetenschapper die een mens probeert te klonen.
Critici zeggen: Louise Fresco is de spreekbuis van de agro-industrie.
FRESCO: Maar nee. Ik pleit alleen voor nuance in het debat: we moeten geval per geval een scherp onderscheid maken. Dat is moeilijk in Europa, de publieke opinie denkt in zwart-wit: voor of tegen ggo’s. Intussen sluiten we de ogen voor onze eigen inconsequenties, want er wordt veel ggo-voedsel geïmporteerd, onzichtbaar in allerlei ingrediënten. En wat we ook niet willen weten: Europa produceert zelf op grote schaal ggo’s. Insuline voor suikerpatiënten? Gekweekt uit genetisch gemanipuleerde bacteriën. Stremsel voor kaas? Allemaal gemaakt van ggo’s.
Uw TED-lezing was een pleidooi voor grootschalige landbouw. En in verschillende boeken houdt u een pleidooi voor de plofkip. Luider vloeken in de groene kerk kan niet.
FRESCO: Ik pleit niet voor grootschaligheid op zich, maar voor de juiste oplossing voor specifieke situaties. We moeten weten wat we willen. De intensieve kippenhouderij in Nederland of België verbieden? Dat kan, maar de consequentie is wel dat we dan massaal kippen importeren uit Roemenië, Oekraïne of andere landen waar geen enkele controle op dierenwelzijn bestaat.
We lijden allemaal aan cognitieve dissonantie. Ik ben zelf net zo goed vatbaar voor de romantiek van de biolandbouw, de warmte en de gezelligheid van grootmoeders dorp. Alleen vrees ik dat we heimwee koesteren naar een verleden dat nooit heeft bestaan. In werkelijkheid was het boerenleven voor de komst van de intensieve, gemechaniseerde landbouw een keihard en miserabel bestaan. Dat is het nog altijd voor de arme boeren in het Zuiden. In de Andes zie je de vrouwen elke dag de bergen intrekken. Met een bijl staan ze urenlang in de kou op de rotsbodem in te hakken, om toch maar plaats te maken voor een extra knol. In Azië staan kleine rijstboeren dag in dag uit kniehoog in het water, met allerlei ziektes tot gevolg. Die mensen ga je niet helpen door ze vast te pinnen op hun traditionele methodes. Geef ze machines, meststoffen, zaden en plantgoed zodat hun werk lichter wordt en hun productiviteit en inkomen stijgen.
Ik vraag me trouwens me af waarom we zo’n moeite hebben met grootschaligheid, terwijl we tegelijk dol zijn op megasteden zoals New York. Hoe gaan we trouwens al die miljoenensteden voeden? Voedsel lokaal en liefst biologisch produceren? Goed idee, we moeten alle mogelijkheden benutten, maar dat zal niet volstaan. We kunnen de wereld niet voeden zonder intensieve landbouw. De voorbije vijftig jaar is de wereldbevolking verdubbeld, en toch is het aantal beschikbare calorieën per hoofd met een kwart gestegen. Dat is uitsluitend te danken aan de verbetering van de landbouw. In geen enkele sector is de productiviteit zo spectaculair gestegen. Wereldwijd zijn nog maar een dikke 500 miljoen mensen actief in de landbouw. Dat is ongezien en ook een tikje beangstigend: nooit eerder waren zo weinig mensen verantwoordelijk voor de mondiale voedselvoorziening.
Wat hebt u tegen ‘schaduwdenkers’?
FRESCO:(lacht) Doemdenkers is het courante begrip, maar ik vind schaduwdenkers mooier. Het zijn mensen die graag met worstcasescenario’s schermen, die ervan overtuigd zijn dat het met de wereld de verkeerde kant uitgaat. Vaak bewijzen ze hun gelijk door actuele trends vijftig jaar door te trekken zodat het in een crash eindigt. Ik heb daar een probleem mee. De toekomst is onvoorspelbaar, je kunt trends niet zomaar doortrekken. Wie had twintig jaar geleden kunnen voorspellen welke vlucht de informatietechnologie zou nemen?
Jammer genoeg vinden schaduwdenkers veel gehoor, vooral in Europa waar we het geloof in wetenschap en technologie als bron van vooruitgang hebben verloren. Dat is best ironisch als je bedenkt dat geen enkel continent zoveel aan wetenschap en technologie te danken heeft als Europa. Misschien komt dat omdat hier al twee generaties zijn opgegroeid die nooit schaarste hebben gekend. We missen perspectief op de lange termijn. Tweehonderd jaar geleden zouden twee op de drie mensen niet ouder dan veertig zijn geworden. Dat heet vooruitgang, met dank aan wetenschap en technologie.
De alarmerende prognoses over de klimaatverandering zetten vanzelf aan tot schaduwdenken.
FRESCO: Ook in dat debat mis ik de nuance. Globale cijfers over temperatuurstijging zeggen bitter weinig: we moeten per regio kijken naar de prognoses en de mogelijke impact. En wat ik ook mis: de positieve gevolgen. Als het noordelijk halfrond opwarmt, kan China zijn landbouwareaal fors uitbreiden. Scandinavië zal opnieuw graan kunnen verbouwen, in Schotland kunnen druiven groeien. Elders zullen ze negatieve gevolgen incasseren, helaas in landen die nu al tot de armste ter wereld behoren. Natuurlijk moeten we de uitstoot van broeikasgassen zo veel mogelijk beperken, maar zelfs met de meest stringente maatregelen zal de temperatuurstijging nog een hele tijd doorwerken. We moeten ons nu vooral op de gevolgen concentreren.
Louise Fresco, Kruisbestuiving. Over kennis, kunst en het leven, Prometheus-Bert Bakker, 194 blz., 19,95 euro.
DOOR ERIK RASPOET
‘Insuline voor suikerpatiënten wordt gekweekt uit genetisch gemanipuleerde bacteriën. Maar dat willen we niet weten.’
‘Schaduwdenkers zijn ervan overtuigd dat het met de wereld de verkeerde kant opgaat. Ik heb daar een probleem mee.’