‘IK KAN NIET DOEN ALSOF MIJN NEUS BLOEDT’

De Chinees Ai Weiwei vertegenwoordigt Duitsland op de Biënnale van Venetië. De kunstenaar zelf zal niet aanwezig zijn. De Chinese staat laat hem niet naar het buitenland reizen.

Elk jaar in april scheert Ai Weiwei zijn katten. Een daad van barmhartigheid. De Noord-Chinese winter is koud en droog, de zomer heet en zwoel. ‘Die dikke winterpels’, zegt hij, ‘waaraan ze anders urenlang moet likken, gaat eraf’. De lente in Peking is kort maar intensief. Als dichte sneeuw drijven de katjes van de wilgen door de straten. Ai is allergisch en wrijft buiten in de tuin voortdurend in zijn ogen. Binnen in het atelier bereiden zijn medewerkers vier tentoonstellingen voor die de kunstenaar deze zomer in Europa heeft. Sinds april 2011 heeft hij China niet meer verlaten. Toen had de overheid hem bijna drie maanden lang gevangengezet en hem slechts op borgtocht vrijgelaten. Zijn paspoort werd ingetrokken. Ai (55), zoon van de dichter Ai Qing, is China’s meest vooraanstaande kunstenaar. Als verdediger van de burgerrechten en internetactivist vormt hij een permanente provocatie voor de leiding van de communistische partij. Vanaf 1 juni is er werk van hem te zien in het Duitse paviljoen op de Biënnale van Venetië.

Hoe voelt u zich, op het hoogtepunt van uw artistieke carrière?

Ai Weiwei: Ik ben nog lang niet op het hoogtepunt. Ik ben me aan het warmlopen.

Het Londense magazine Art Review riep u uit tot een der invloedrijkste persoonlijkheden van het kunstbedrijf. Wat betekent dat voor u?

Ai: Die keuze slaat niet op mij, maar op de zaak waarvoor ik sta. En dat zijn twee basisfuncties van de kunst: expressie en communicatie. Ik begrijp kunst zo dat ze altijd naar nieuwe mogelijkheden vraagt en probeert om de grenzen van het bestaande te overschrijden. Een kunstenaar moet met zijn speciale gevoeligheid reageren op het leven en het veranderen.

Kan men dat, als men wereldberoemd is?

Ai: Ik ben 55 jaar oud en sta zo’n acht, negen jaar als kunstenaar in de internationale belangstelling. Maar sinds drie jaar, de drie waanzinnigste van mijn carrière, heb ik China niet meer kunnen verlaten. De roem heeft niet zo’n grote invloed op mijn leven van elke dag. Mijn vader was al een beroemde kunstenaar en ik heb ingezien hoe die bekendheid tegen hem werd gebruikt. Ik koester daar geen illusies over.

Deze zomer vertegenwoordigt u Duitsland op de Biënnale van Venetië — samen met drie andere kunstenaars. Er kwam al kritiek dat u de anderen in de schaduw zou stellen.

Ai: Dat is voor een deel wel juist. Maar ten eerste ben ik er zelf niet, en ten tweede stuur ik mijn werk toch niet om reclame voor mezelf te maken. Het gaat om de inhoud. Ik heb een zware, levensbedreigende tijd achter de rug. Ik werd fysiek verwond en opgesloten. Mijn atelier werd vernield, en ik kreeg ten onrechte een zware belastingdruk te verduren. Ik kom niet op voor mezelf, maar voor een zaak die mij ter harte gaat. Het gaat om gerechtigheid. Het gaat om hen die geen eigen stem hebben of die bang zijn om ze te verheffen. Ik ben intussen een symboolfiguur voor deze antiautoritaire houding, niet alleen in China, maar ook in andere landen die door een grote politieke of economische macht worden geregeerd — ook in de zogenaamde vrije wereld.

Hoe maakt u het op dit ogenblik?

Ai: Over het algemeen goed, zo goed als de meeste anderen hier. Het is nog altijd zwaar, maar dat ligt ook aan mij en aan het feit dat ik ruzie zoek. Ik zou een makkelijk leven kunnen hebben, als ik dat zou kunnen laten. Dat zou ook makkelijker zijn voor al de anderen, voor mijn familie, voor mijn vrienden, voor de staatsveiligheid.

Waarom wilt u dat niet?

Ai: Omdat ik mij niet goed voel, als ik daarvoor mijn rechten en die van ons allemaal moet opgeven. Als ik daarvoor moet voorbijgaan aan onrecht waaraan ik niet voorbij kan gaan. Ik kan niet doen alsof mijn neus bloedt. Daarbij spreek ik in de eerste plaats louter voor mezelf, want ik ben niet machtig, ik heb geen partij gesticht, ik trek niet met demonstranten door de straten. Ja, ik moet zelfs elke dag op het internet over de great firewall klauteren, om een paar zinnen op Twitter te posten. Als het alleen de machtigen in dit land zo verontrust, dan zouden ze moeten nadenken over wat er hier verkeerd loopt, vind ik.

Buiten China bent u niet alleen bekend door uw werk en uw tweets, maar ook omdat u, anders dan de meeste Chinezen, telkens weer met buitenlandse journalisten spreekt. Hoe zou u uw verhouding met de westerse media beschrijven?

Ai: Journalisten zijn professionals. Ze hebben een waarheidsbesef dat meer weg heeft van de expertise van artsen dan van het gevoel van de patiënten. Als kunstenaar probeer ik de waarheid uit te spreken op een manier die direct kan worden gevoeld en gedeeld. Kunst moet onschuldig zijn. Journalisten daarentegen geven voortdurend beoordelingen. Om die reden berichtten de journalisten in april zo uitvoerig over de aanslag in Boston — en zogoed als niet over de 122 Tibetanen die zichzelf in brand staken, de afgelopen maanden. En zo komt het ook dat velen over mijn strijd tegen de overheid schrijven, en dat de strijd van anderen geen aandacht krijgt.

Vindt u dat de media te veel aandacht aan u besteden?

Ai: Het verhoogt alleszins mijn verantwoordelijkheid. Ik ben juist bezig met een video over mijn arrestatie. De regering kreeg daar lucht van, de politie waarschuwde mij: ‘Dat kan je niet maken.’ Ik antwoordde: ‘Het spijt me. Als jullie dat erg vinden, waarom hebben jullie het dan überhaupt gedaan?’ Twee uur later werd een cameraman, die aan het project meewerkte, opgepakt. De aantijging: hij zou in een massagesalon met prostituees zijn gezien. De straf: tien dagen voorarrest. Toen hij ten slotte vrijkwam, vertelde hij dat twee mannen hem hadden uitgenodigd op een kopje thee.

Wat een Chinese omschrijving is voor een afspraak met de staatsveiligheid.

Ai: Hij zei dat hij zich eerst in het huis ernaast had verstopt om te kijken wie hem wilde ontmoeten. Daarop bestormde de politie het huis en dwong hem om zich uit te kleden. Hij verweerde zich, ze sloegen hem — en wilden dat hij het geheime nummer van zijn telefoon en van zijn computer gaf. Dat soort verhalen maken een mens bang, ze benemen je elk gevoel van veiligheid. Maar tegelijk gaat er een grote kracht van uit, als je de naakte waarheid in de media vertelt.

Zal het op de Biënnale in Venetië gaan om uw ervaringen met de staatsveiligheid?

Ai: Ik zal in Venetië drie projecten tonen. In het Duitse paviljoen, een abstract werk dat nog nooit getoond is. De beide andere projecten lopen buiten de Biënnale en hebben te maken met mijn ervaringen van de afgelopen jaren. Een ervan maakt deel uit van het project over de grote aardbeving van Sichuan. Het andere is een klassieke presentatie, zoals in een natuurkundig museum dat de tijd van de dinosaurussen nabootst.

Hoe richt u een ruimte in die u nog nooit gezien hebt? Hoe werkt u überhaupt voor internationale tentoonstellingen sinds u het land niet meer uit kunt?

Ai: Ik heb me lang beziggehouden met architectuur, en ik ken wel iets van ruimtelijkheid en licht. Zoals gezegd, mijn werk heeft te maken met communicatie. Ik werk als met een afstandsbediening, met assistenten en met vaklui die mij begrijpen, maar die ik ook aanmoedig om hun eigen oordeel en hun capaciteiten te vertrouwen.

Heeft het geen weerslag op uw werk, dat u niet mag reizen?

Ai: Natuurlijk voel ik me beperkt. Natuurlijk zou ik reacties willen zien en iets leren. Geen enkele kunstenaar werkt als eenzaam genie, dat alleen vanuit zijn innerlijk creëert. Je wilt dingen uitproberen, je wilt weten of een werk functioneert, je wilt jezelf corrigeren. Dat heb ik momenteel allemaal niet, ik beleef mijn kunst louter als op een foto, dat is pijnlijk. Anderzijds leef ik in een wereld die vol zit met andere impulsen en die mijn werk structureert. Er zijn wetenschappers die net eender werken. Ook zij moeten zich dingen voorstellen en ze kunnen de resultaten van hun werk alleen voorspellen, voordat zij ze jaren later zien.

Kent u Venetië?

Ai: Ja, ik was erbij op de Biënnale van 1999.

Hoe vond u het?

Ai: Ik ben een dag voor de opening afgereisd. Zoals de meeste kunstenaars ben ik niet erg gesteld op dat soort evenementen, dat handjes-schudden, dat hallo zeggen — ik deug daar niet voor.

En de stad zelf?

Ai: Ik had er de energie niet voor. Venetië is een oude schoonheid, zonder twijfel. Een waardevol oud tapijt. Maar waar hang je het op? Dit keer heb ik mijn moeder overtuigd om ernaartoe te gaan. Tijdens mijn gevangenschap heeft ze erg afgezien, ze is nu tachtig jaar en heeft mijn werk nog nooit in het buitenland gezien. Mijn zus zal met haar meegaan.

U bent naast Mao Zedong waarschijnlijk de bekendste Chinees.

Ai: ‘Liefde en haat hebben altijd een reden’, placht Mao te zeggen. Hij had allicht gelijk. Als ik een westers politicus was, zou ik dictators waarschijnlijk ook goed vinden. Want het is ook juist: ze treffen snelle beslissingen, ze ondertekenen elke cheque, zolang je vriendelijk naar hen kijkt. Wie bekommert zich nu om de voorwaarden waaronder dictaturen pas kunnen bestaan? Iedereen moet zien hoe hij zich redt, en je kunt tenslotte niet over alles inzitten. Ik begrijp die houding heel goed.

Kunstenaars en burgerrechtenactivisten anderzijds beschouwen de Chinese leiders als misdadigers die hun volk onderdrukken. Stoort u dat soort groteske versimpelingen?

Ai: Toch, maar hoe is die kritische blik op China ontstaan? Omdat er hier geen vrije stroom van informatie is. De argumenten over thema’s als Tibet of de onrust in Xinjang kunnen niet vrij worden uitgewisseld.

Anderzijds zijn er staten waarin u niet vrij zou kunnen spreken; staten waarin mensen zoals u niet meer zouden leven.

Ai: Ik heb ook nooit beweerd dat China het brutaalste systeem van allemaal is. Ik beweer zelfs niet eens dat ik geslagen werd — op een uitzondering na, waarvan ik altijd heb gezegd dat het een ongeluk was. Iets anders daarentegen is geen ongeluk: dat de staatsmacht doet alsof ze me nooit aangevallen heeft. Een staat maakt een zware fout als hij feiten loochent, louter om het systeem te beschermen. Maar zo is het hier. En niettemin: het zou nog veel erger kunnen zijn. Misschien kan ik me zelfs gelukkig prijzen: ik ben niet dood — en ik kan met jullie praten. Wat wil ik eigenlijk meer?

U bepaalt in hoge mate het beeld van China in het buitenland. Maar is het niet precies voor een kunstenaar moeilijk om de werkelijkheid te versimpelen, zonder haar complexiteit te verraden?

Ai: Nee, dat zie ik anders. Een paar dagen geleden zag ik een film van de NASA over de zon. Ze werkten jarenlang aan die video, maar de afgewerkte film duurt amper drie minuten — wat ik daarmee wil zeggen: de waarheid wordt veel eenvoudiger naarmate we dieper over iets nadenken. Ons bestaan is een toeval, we zouden het naar waarde moeten schatten. Ik hou van de Chinese uitdrukking over de korte duur van het leven: ,Bai ju guo xi’ — zo lang als een wit veulen nodig heeft om over een sloot te springen. Het leven is een waarde op zichzelf, elke dictatoriale poging om het te beroven van zijn verrassingen en zijn mogelijkheden is een misdaad.

Toen de Chinese schrijver Liao Yiwu de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel kreeg, zei hij over het huidige China: ‘Dit imperium moet uiteenvallen.’

Ai: Ik heb de toespraak niet gelezen. Maar ik betwijfel ook of deze staatsmacht een structuur en een orde overeind kan blijven houden. Deze staat is door zijn aard zelfdestructief. Wie de stem van de anderen niet wil horen, wie hem niet open laat spreken, ziet het gevaar niet komen. En hij is niet in staat om zich aan te passen. Maar het leven is niets anders dan voortdurende aanpassing.

Wie dertig jaar geleden voor het laatst in China was, zou het land vandaag amper herkennen. Heeft niet precies dit systeem zich verbazend sterk veranderd en aangepast aan de tijd?

Ai: Nee! China is welvarend geworden, dat kan niemand ontkennen. En misschien is het ook een meevaller voor het systeem, dat het eigenlijk geen principes meer heeft. Maar wat heeft de welvaart ons gekost? En hoe duurzaam is die verandering? Wij hebben roofbouw gepleegd op onze substantie, en het zal decennia duren om de gaten die we hebben geslagen weer op te vullen. De machtigen hebben noch de visie noch de passie noch de moed die ze daarvoor nodig hebben. Kijk naar het onderwijs. Enkele jaren geleden waren er maar weinig Chinese studenten in de Verenigde Staten. Nu zijn het er bijna tweehonderdduizend. Zelfs mijn buren, mijn ambachtslui vragen mij om voor hun dochters aanbevelingsbrieven te schrijven voor buitenlandse universiteiten. Dit is een natie die geen vertrouwen meer heeft.

Geen vertrouwen waarin?

Ai: Als we water drinken, zijn we argwanend. Als we levensmiddelen kopen, aarzelen we. Als we naar de dokter gaan, vragen we ons af of hij ons de juiste behandeling zal geven — en als we op een proces afstevenen, overleggen we hoe we ons eruit kunnen kopen, voor het zover is. Wat is dat voor een staat? Kan het nog erger worden?

De nieuwe president Xi Jinping zegt dat hij een ‘Chinese droom’ heeft: meer welvaart, een beter milieu, een waardig leven. Wat is uw droom van China?

Ai: Heel eenvoudig: geef de machtelozen een stem, geef hen het recht om te kiezen. En als u denkt dat u ze vandaag nog niet kunt laten kiezen, geef hen dan een termijn. Zeg dat u hen het stemrecht binnen tien dagen, binnen tien maanden, binnen tien jaar zult geven. Maar probeer hen niet wijs te maken dat ze al onder de best mogelijke voorwaarden leven. De Chinezen zijn geduldig, maar de lui aan de macht hebben hen verraden. Toen de communisten aan hun strijd begonnen, kregen ze zo veel steun uit het volk, dat ze het verbazend gemakkelijk hadden om een nieuwe staat te stichten. Vandaag kan je in China geen artikel publiceren van het soort dat de communisten in 1949 schreven. Toen eisten ze een democratische maatschappij, en ze zetten zich in voor persvrijheid en mensenrechten.

Zal hetgeen na de communisten komt, beter zijn?

Ai: Daarvoor bestaat er geen garantie, en daarom heeft dit land zijn kunstenaars nodig. De mensen vragen mij altijd weer: en als China op een dag democratisch wordt — wat doe je dan? Mijn antwoord is: dan zal ik mij ervoor inzetten dat ook de democratische orde verdwijnt. Alleen zo kan ik uittesten of er niet nog een heel andere mogelijkheid bestaat.

Kunt u zich binnen China vrij bewegen?

Ai: Ja. Ik mag ook vliegen, daarvoor volstaat mijn identiteitskaart. Toen de luchtvervuiling in de winter zeer extreem was, ben ik met mijn kinderen naar Fujian gevlogen. Het is niet fair om ze maandenlang bloot te stellen aan deze lucht. Op de luchthaven zat er meteen weer eentje achter ons aan. Ik heb hem even een schop tegen zijn achterste gegeven, maar hij draaide zich niet om. Ik heb de scène gefilmd, het is tamelijk amusant. Die lui hebben een heel duidelijke richtlijn: wanneer er een camera loopt — nooit uw gezicht tonen.

En sindsdien?

Ai: Voor de rest wordt mij niets in de weg gelegd. Het lijkt wel of ze me totaal vergeten zijn. Ze praten niet eens meer met mij. Vroeger belden ze me op wanneer ze wilden dat ik over een bepaalde zaak geen publieke commentaar gaf. Dat had ik hen zelf voorgesteld, maar ik hield me er natuurlijk niet meer aan, omdat er gewoon te veel gebeurde. Dan duurde het altijd één of twee weken tot ze erachter kwamen, tot de ene of andere Chinese regering in ballingschap mijn tweets vertaald had.

DOOR BERNARD ZAND EN WU DANDAN – © Der Spiegel

‘Elke dictatoriale poging om het leven te beroven van zijn verrassingen en zijn mogelijkheden is een misdaad.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content