De kans dat kannibalisme de komende jaren vaker zal opduiken in literaire fictie en films, is groot. Volgens de Britse schrijfster Natalie Young manifesteert collectieve angst zichin tijden van recessie en onzekerheid als menseneterij. Met Hartig gekruid schreef Young een donkere satire over een vrouw die haar man opeet. Waarschuwing voor de lezer: gebraden kip zal nooit meer hetzelfde zijn.

In Surrey, een graafschap in het zuidoosten van Engeland, staat een klein huis aan de rand van een donker bos. In de tuin draaft een roodbruine hond in het rond, er kringelt rook uit de schoorsteen. Een vrouw van begin de vijftig staat in de keuken. Ze bereidt een maal. Ze trekt stukjes vlees van een gebraad en voegt ze toe aan een pittige roerbakschotel van rijstnoedels, gember, peultjes, zoete chilisaus en een halve rode kool. Tot zover de saaie normaliteit van Lizzie Prain. Ze heeft net de linkervoet van haar echtgenoot gebakken en is klaar om aan tafel te gaan.

Terwijl het Vlaamse publiek stormloopt voor feelgoodromans als Aards Paradijs van Seppe Van Groeningen of Vele hemels boven de zevende van Griet Op de Beeck viel Groot-Brittannië begin dit jaar als een blok voor Natalie Youngs roman Season to Taste. How to Eat Your Husband (vrij vertaald: Hartig gekruid). Publiek en recensenten gruwden van het verhaal van Lizzie Prain, de vrouw die haar man vermoordde en opeet, maar konden het boek niet wegleggen. Iemand vergeleek het met L’étranger van Albert Camus, een ander noemde het een verdorven sprookje in de geest van gothic-auteur Edgar Allan Poe. ‘Het boek heeft zeker elementen van de gothic novel, in die zin dat het zich voedt met onderdrukte emoties zoals woede’, zegt Natalie Young. ‘Maar ik zou het veeleer een groteske noemen dan een gothic novel. De groteske als genre is een vreemde, lachwekkende en grillige hybride. Mensen voelen hun maag samenkrimpen, maar moeten ook lachen. Bij groteske verhalen pendel je altijd tussen die twee reacties.’

Als literair genre is de groteske zo oud als het verhaal zelf: monsters, transformaties en gruwelijkheden lopen als een rode draad door de meeste mythes. De personages roepen zowel empathie als walging op: Gollum in Lord of the Rings, bijvoorbeeld, Victor Hugo’s bultenaar Quasimodo of Mary Shelleys Frankenstein. Thomas Mann definieerde het genre als antibourgeois. De Amerikaanse auteurs Mark Twain en William Faulkner schreven, beiden beïnvloed door Edgar Allan Poe, ook groteske verhalen, net als de Britse schrijver Charles Dickens. Ook de Britse kinderboekenschrijver Roald Dahl toonde zich een meester in het genre. Was hij een voorbeeld? Young nuanceert: ‘Het boek Truismes van de Franse schrijfster Marie Darrieussecq, over een vrouw die in een varken verandert, gaf me de focus die ik nodig had. En het werk van Louise Bourgeois, Destruction of the Father, waarin de kinderen rebelleren tegen hun vader, hem vermoorden en verslinden, zette me ook op weg. Maar ik groeide uiteraard op met Dahl. In zijn verhalen hebben de personages extreem lange benen, zijn ze erg kort, hebben ze harige neuzen. Hij schrijft vanuit een kinderlijk oogpunt, een vertekende realiteit zoals je die ook in Alice in Wonderland ziet. Op een heel eenvoudige manier schetst hij een kader voor donkere humor.’

Vleesgeworden eenzaamheid

De vrouwelijke kannibaal Lizzie Praine is het product van wat verbeelding en woede samen vermogen. Young schreef haar boek nadat ze ontslagen was bij het maandblad ProspectMagazine. ‘Ik was net gescheiden. Zoals veel media zit Prospect in moeilijke papieren’, vertelt ze. ‘De chef was een vrouw, iemand zonder gezinsleven, ze deed niets anders dan werken. Ik paste niet in haar plaatje. Ik hield van mijn werk, maar moest erg lange dagen kloppen. Dat was een zware uitdaging voor een alleenstaande moeder van twee, zeker als je omgeving je niet ondersteunt. Na mijn ontslag zocht ik nieuw werk, maar de recessie was me niet gunstig gezind. Na een paar maanden hakte ik de knoop door. Ik had een klein beetje spaargeld, ik verhuurde een deel van mijn appartement, we leefden van zo goed als niets. Die context voel je in het boek: ik was wanhopig. Het boek werd dus ook een persoonlijk onderzoek naar emoties als woede, uitputting, isolatie en frustratie.Toen ik het af had, hoorde ik dat er een verband zou bestaan tussen tijden van bezuinigingen en het fenomeen kannibalisme in artistieke en culturele creaties.’

Hartig gekruid spreekt tot de verbeelding, in meerdere betekenissen van het woord. Lizzies ogenschijnlijk emotieloze manier van stukken echtgenoot bereiden (in de oven, op de barbecue, in een cassoulet) wordt gecompenseerd door een voortdurende gedachtestroom die je doet beseffen dat ze geen echt personage is, maar de vleesgeworden eenzaamheid. ‘Lizzie Praine kwam ongefilterd uit mijn onderbewustzijn’, zegt Young. ‘Ik had geen controle over het personage. Die vrouw in de bossen heeft drie jaar in mijn hoofd geleefd voor ik wist wat ze daar deed. Tot ik besliste om haar te zoeken. Toen het me duidelijk werd hoe eenzaam die vrouw in mijn hoofd zich voelde, wist ik ook wat ze aan het doen was. Zomaar tijdens het drinken van een kop thee viel het me te binnen: ze had haar man vermoord, ze zou hem opeten om het bewijsmateriaal te vernietigen en ze zou ermee wegkomen. Een openbaring van dertig seconden, en je blijkt plots over kannibalisme te schrijven. Kannibalisme is een van de donkerste dingen die je als mens kunt onderzoeken, maar tegelijk heeft het proces iets opbeurends.’

Oudste taboe

Hannibal Lecter, de kannibaal uit TheSilence of the Lambs, en Patrick Bateman, de seriemoordenaar uit American Psycho, zijn culturele iconen. Met het nummerMein Teil schreef de Duitse metalband Rammstein over de Duitse kannibaal Armin Meiwes, die via het internet een man vond om op te eten. Too Much Blood van The Rolling Stones uit 1983 gaat over de Japanse kannibaal Issei Sagawa die in 1981 de Nederlandse studente Renée Hartevelt vermoordde en opat. Uiteraard focust populaire cultuur meer op het gore en het bloedige zonder te reflecteren over de betekenis ervan, maar ook hoge cultuur is niet doof voor de lokroep van de kannibaal. Het voorbeeld van Louise Bourgeois illustreert dat kannibalisme meer is dan een thema voor liefhebbers van het horrorgenre. Eens je er oog voor krijgt, is het overal. Arthousecinema kende kassuccessen met Peter Greenaways The Cook, the Thief, his Wife and her Lover en Delicatessen, over de eigenaar van een appartementsgebouw die zijn nieuwe huurders voert aan de andere huurders. Nobelprijswinnares Doris Lessing speelde graag met het thema, en Cormac McCarthy’s postapocalyptische roman The Road won in 2007 de Pulitzerprijs. Ook de bekroonde roman Life of Pi suggereert kannibalisme, en in de prestigieuze en mysterieuze Franse televisieserie Les revenants is de mensenetende Serge de grootste griezel.

‘Kannibalisme staat dichter bij ons dan we beseffen’, zegt Young. Het zit in ons onderbewustzijn, is sinds mensenheugenis een deel van onze verbeelding. De angst om verslonden te worden is, al van kindsbeen af, een van onze diepste irrationele nachtmerries. Maar waar komt dat beeld vandaan? En de fascinatie? Waarom is mensenvlees eten een van de oudste taboes ter wereld? Gedeeltelijk omdat het deel uitmaakt van de regels over wat je mag en vooral niet mag eten, schrijft de Ierse literatuurprofessor Jennifer Brown in 2012 in haar boek Cannibalism in Literature and Film. Maar dat is beslist niet alles. Van oud-Griekse mythes tot 21e-eeuwse postapocalyptische romans: de kannibaal zet ons aan het denken. Psychoanalytici zijn het erover eens dat kannibalisme over alle aspecten van eten gaat die niets te maken hebben met mondvoer, al komt dat er in extremis ook bij kijken.

In Totem en Taboe (1913) suggereerde Sigmund Freud dat door het tot zich nemen van delen van het menselijk lichaam we de kwaliteiten van die persoon tot ons nemen. De arts meende dat het tribale kannibalisme hogere motieven kon hebben dan puur honger. Het gebeurt dat men mensenvlees eet uit noodzaak, zoals in Alive,het in 1993 verfilmde, waargebeurde verhaal uit de jaren zeventig waarin de overlevende rugbyspelers na een vliegtuigcrash in de Andes hun overleden medepassagiers opaten om te overleven. Maar er bestaat ook iets als ritueel kannibalisme, waarbij een mens wordt geofferd en gegeten om een stukje van diens ziel op te nemen. Er is zelfs medisch kannibalisme, waarbij men organen eet omwille van hun helende werking.

Maar literatuurwetenschappers en psychoanalytici menen dat kannibalisme vooral een sterke metafoor is voor de maatschappij. Volgens Brown vertelt de kannibaal ons iets over onze diepste angsten, hoe die evolueren met de tijdgeest, en dus ook over de toestand van onze samenleving in het algemeen. Kannibalisme gaat dus niet puur over het eten van vlees: elke al dan niet denkbeeldige hap heeft een morele, ethische, religieuze, culturele en sociale betekenis. ‘De kannibaal dreigt de menselijke identiteit zowel letterlijk als figuurlijk te verslinden’, schrijft Brown. ‘Zijn metaforische kracht is extraordinair, vandaar zijn populariteit in fictie waar hij gebruikt wordt als beeld voor thema’s als kolonialisme, menselijke appetijt, consumentisme, overbevolking, waanzin, seksualiteit en machtsrelaties.’

Van wilde tot seriemoordenaar

De historiek van kannibalisme is lang en fascinerend. Brown onderscheidt drie fases. Er is de koloniale kannibaal zoals we die kennen van de eerste antropologische verslagen of van Daniel Defoes Robinson Crusoe, of Herman Melvilles Typee, waarin een beeld wordt opgehangen van de mensenetende wilde. Hij figureert in avonturenromans, wat het de lezer gemakkelijk maakt de beschaafde westerling te onderscheiden van de mensenetende primitieve. Behalve dat het racistisch is, dient dit argument ook een ander doel: het verdedigt de noodzaak en de voordelen van het imperialisme. Toch hield dat denkbeeld geen stand: in Joseph Conrads klassieker Heart of Darkness, verschenen in 1899, valt de auteur datzelfde imperialisme aan en stelt hij de vraag wie nu eigenlijk wie verslindt.

‘Ik las die brieven en verslagen geschreven door mensen die in de kolonies woonden ook’, bevestigt Natalie Young. ‘Dat was interessant. “Zelfs de wilden hebben zin voor humor”, schreef men. Dat racistische beeld maakte me zo kwaad dat ik over kannibalisme wilde schrijven op een manier die ons allemaal medeplichtig zou maken. Ik wilde het zo opschrijven dat je je als lezer een voorstelling zou kunnen maken van hoe het is om mensenvlees te eten. Dus maakte ik het normaal: bereid de voet zoals je kip klaarmaakt, met olijfolie, peper en zout. Als we ons kunnen voorstellen hoe het is om mensenvlees te eten, wat zegt dat dan over mens zijn? Wat gaat er door je heen als je een mens opeet? Waar denk je aan?’

In een tweede fase kreeg het kannibalisme een bekend gezicht: met de industrialisering verschoof het beeld van de kannibaal van de exotische avonturenroman naar de Europese en Amerikaanse gothic novel, waarin de angsten voor wat anders is evolueren naar de spanning tussen het traditionele landelijke en het nieuwe stedelijke. Brown haalt het voorbeeld van de cultfilm The Texas Chainsaw Massacre aan, over een marginale familie die zich beroofd weet van haar inkomsten door de aanbouw van fabrieken en zich dan maar op de handel in mensenvlees stort.

In een derde fase opereert de kannibaal in een stedelijke omgeving: hij is de mannelijke, witte middenklasser. Hij is Jack the Ripper, hij is de victoriaanse Sweeney Todd, hij is Patrick Bateman in American Psycho, hij is de gastronomische kannibaal Hannibal Lecter. De kannibaal verslindt mensen om zijn superioriteit uit te drukken. Hij is een product van het kapitalisme.

In Hartig gekruid is de kannibaal geen man, maar een vrouw. Nieuw is de vrouwelijke kannibaal niet. Mythes uit de Griekse oudheid hebben het over de Mainaden, nimfen die in bacchantische vervoering wilde dansen uitvoeren en toegeven aan grof geweld, seks, drank en verminking. Hun voedsel bestaat uit rauw vlees, dat ze met blote handen van hun slachtoffer afscheuren. Er is ook de demon Lamia, de minnares van Zeus die door Hera, de jaloerse echtgenote van de oppergod, werd vervloekt tot kinderen verslindende demon. IsLizzie Praine een verre achternicht van die bloeddorstige vrouwen?

‘Lizzie eet haar man op om geen sporen na te laten, maar ook om iets van hem in zich op te nemen’, legt Young uit. ‘Het huwelijk was liefdeloos, maar toch probeert ze haar man te begrijpen. Ze kan alleen verder met haar leven als ze hem heeft “verteerd”. Uiteindelijk blijkt dat niet helemaal te lukken, ze bewaart zijn hoofd. Waarom heeft ze het zo moeilijk om zich los te maken van zijn brein? Waarom kan een vrouw niet zonder een man? Het antwoord is: omdat de mannelijke geest onze maatschappij heeft gecreëerd. De structuren waarin we nu leven zijn door mannen bedacht en vrouwen kunnen er niet aan ontsnappen. We spreken hun taal, we gebruiken hun symbolen, we zijn gevangenen van het systeem dat werd ontworpen door mannen. Nog steeds is de optimale manier voor een man om vooruit te komen in het leven een vrouw hebben die hem voedt en verzorgt. En als een vrouw hogerop wil in haar carrière, dan moet ze zich gedragen als een man. Lizzie wil het systeem opvreten, maar het lukt haar niet. Ze sleept het overal mee, tot ze het in de tuin onder een boom plant. De feministische kant van mijn verhaal is dat mijn protagoniste een blanke man eet. Ze eet de grote haai, de bankier. Daarom wordt het boek gretig opgepikt door minderheden: vrouwen, homoseksuelen, zwarten, Ieren… Men reageert er zo sterk op omdat het patriarchaat opeten de enige manier lijkt om het omver te werpen.’

Manisch masker

Figuren als vampieren en kannibalen dienen als economische metafoor, zegt Jennifer Brown. Toen ze opdoken in de literatuur van de 19e eeuw illustreerden ze de dubbelzinnige gevoelens die mensen hadden bij hun snel veranderende wereld. In de monografie From Dickens to Dracula (2005) schrijft specialiste in de victoriaanse literatuur Gail Turley Houston dat er ook halfweg en eind de 19e eeuw financiële paniek en andere vormen van crisis heersten. Het gothic-thema was volgens haar een strategie om de verwarrende psychologische effecten van de crisis te registreren en te kanaliseren. De paniek kreeg een gezicht. Trouwens, merkt Brown op, ook in het economische discours vind je schrikbarende termen zoals ‘verslinden’, ‘verteren’ en ‘opslokken’.

‘In het dierenrijk is de wet: eten of gegeten worden’, stelt Young. ‘Zo overleef je. Hoe kwam de mens anders aan de top van de voedselketen terecht? Vandaag consumeren we, behalve elkaar, alles. Maar als je kijkt naar de manier waarop mensen elkaar behandelen op weg naar de top, zie je dat er geen verschil is met het dierenrijk. Men rijdt elkaar van de baan, behandelt elkaar rot. Die concurrentiestrijd is ook een vorm van kannibalisme. De drang om te overleven is zo primair dat hij empathie en verdraagzaamheid elimineert. In onze overlevingsstrijd zijn er momenten waarop we vergeten wat mens zijn betekent. Zeker als vrouw moet je je emoties het zwijgen opleggen als je wilt overleven in de politiek, de media of het zakenleven. De onderliggende toon is hoe de underdogs – de mensen die het slachtoffer zijn van besparingen – de rijken opeten. Ik kan me goed voorstellen dat ik een bankier zou opeten, ja. Zo veel machtsvertoon lokt furiositeit uit.’

De vrouw die haar man verslindt, het heeft iets mythisch. Freud en Jung zouden er wel weg mee weten. ‘Het is geen afrekening met mijn ex’, verzekert Young. ‘Hij vond het een goed boek. Maar het is wel zo dat het archetype van het monster een helende werking heeft. Het is zoals in het verhaal van Hans en Grietje: kinderen voelen instinctief aan dat sprookjes ambigu zijn, ze maken je bang maar ze zijn ook een ontlading. De volwassen wereld is dat mentale landschap kwijtgeraakt. Het wordt verdrongen zodra mensen opklimmen op de sociale en financiële ladder. Dan zijn dubbelzinnige gevoelens verboden. Gelukkig heeft Europa nog een sprookjestraditie waar ruimte is voor het vreemde, voor donkere emoties.’

Alleen heeft Walt Disney veel van die verhalen stukgemaakt, vindt Young. ‘Dat beeld van de zingende prinses in nood verdrukt ons. Welke boodschap krijgen onze kinderen? Dat volwassen zijn betekent dat je ongeacht wat er gebeurt in je leven moet zeggen dat alles oké en fantastisch is. Dat je alleen maar succesvol kunt zijn als je voortdurend een manisch masker ophoudt. Maar dat komt niet overeen met hoe we ons voelen. We ervaren elke dag verdriet, plezier, jaloezie, woede. Dat is gezond. Ik kan niet in een kamer zitten vol mensen die zich gedragen alsof alles oké is. Ik wil ze vastnemen en door elkaar schudden. Niets is oké, we leveren allemaal onze donkere gevechten. Uiteraard zijn er gelukkige momenten, maar aan de basis is het leven een strijd. Manische mensen zijn eng. Als iedereen breed lacht, denk ik dat er vroeg of laat iemand een mes tevoorschijn zal halen. Mensen worden gek van alleen maar opgewekt te zijn en die valse realiteit op te houden. Ze ontwikkelen op die manier een valse identiteit, een persona. Ze weten niet meer wat ze voelen. Ik ken mensen die hun woede verbergen achter een lieflijk en beleefd uiterlijk, terwijl ze onder die façade briesen als draken omdat ze niet zien op wie ze boos zijn. Nochtans is ervaren en voelen de enige manier om tot catharsis te komen en jezelf te bevrijden. Wees boos als je boos bent! Je moet je van je woede bevrijden, ze eruit laten, anders word je destructief en verandert de woede in een persoonlijkheidsstoornis.’

Natalie Young, Hartig gekruid, Manteau,287 blz., ?19,99.

DOOR CATHÉRINE ONGENAE, FOTO’S RAY WELLS

‘Kannibalisme is een van de donkerste dingen die je als mens kunt onderzoeken, maar tegelijk heeft het proces iets opbeurends.’

Psychoanalytici zijn het erover eens dat kannibalisme over alle aspecten van eten gaat die niets te maken hebben met mondvoer.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content