Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

‘Zonder het Stabiliteitspact glijden we in België weer af naar de toestand van vóór de devaluatie.’ Eregouverneur van de Nationale Bank Fons Verplaetse over de nieuwe ‘zieke man’ van Europa, de derde wereld, een primeur bij de Nationale Bank en de vierde betonlaag op de weg naar Poupehan.

Hij moppert een beetje. Hij lacht. Maar hij is niet mis te verstaan. ‘Over de Belgische politiek mag je mij niets vragen’, zegt Fons Verplaetse. De eregouverneur van de Nationale Bank heeft nog steeds een kantoor aan de Berlaimontlaan – aan de overkant van de boulevard zetelt de huidige gouverneur en zijn directie. ‘Ik bemoei me niet meer met het monetair beleid in België. Met mijn opvolger ben ik dat zo overeengekomen: de dag dat ik de bank verlaat, spreek ik met geen woord meer over het geldbeheer van ons land. Ik heb dat tot dusver zo gedaan en zo wil ik het ook houden.’

Des te meer is hij begaan met het monetair beleid en de geldstromen in Azië en Afrika, en met de ‘grote problemen in derdewereldlanden’. Hij is voorzitter van het Corporate Funding Programme (CFP), een organisatie die geld inzamelt bij Vlaamse bedrijven om projecten van ngo’s te steunen in ontwikkelingslanden. En sinds 2001 treedt hij op als adviseur bij de Centrale Bank van Congo.

‘Voor mij is het duidelijk: uit de recente geschiedenis is gebleken dat een markteconomie een grotere welvaart schept dan een planeconomie. Maar omdat we sociale wezens zijn, bezorgd over het milieu en de verdeling van de rijkdom in de wereld, moet de markteconomie maatschappelijk gecorrigeerd worden. Vroeger gebeurde dat op nationaal vlak in de vorm van sociale wetgeving. Maar vandaag is de economie geglobaliseerd en is het heel wat moeilijker om een globale maatschappelijke correctie door te voeren.’

‘Nochtans is de toestand schrijnend. Een dertigtal geïndustrialiseerde landen die 15 procent van de wereldbevolking vertegenwoordigen, beschikken over zowat 60 procent van het globale wereldinkomen. Het inkomen per inwoner in die industrielanden ligt viermaal hoger dan het wereldwijde gemiddelde. Om een extreem voorbeeld aan te halen: een Amerikaan verdient gemiddeld zeventig keer het loon van een inwoner uit Sierra Leone.’

‘De inkomensverschillen tussen de derdewereld- en de industrielanden zijn het jongste decennium nochtans gedaald. Voor één derde is dat te danken aan de toename van het bruto binnenlands product. Voor twee derde is het een gevolg van een lagere bevolkingsgroei. Die afname zou ook de komende jaren nog aanhouden. Tegen 2020 zou de bevolkingsgroei in derdewereldlanden zelfs terugvallen tot het peil van de geïndustrialiseerde wereld in de jaren 1980-1990. Op vijftig jaar na zouden derdewereldlanden daardoor ook met de problemen van de vergrijzing opgezadeld zitten. Vandaag is er natuurlijk allereerst het probleem van de armoede.’

Eén mogelijkheid om die aan te pakken: Vlaamse bedrijven die geld pompen in projecten van ngo’s in de vorm van giften.

FONS VERPLAETSE: Dat is inderdaad wat we met het Corporate Funding Programme (CFP) trachten te doen. Helaas staan ngo’s nog te vaak als één blok tegenover de bedrijven. Maar er zijn uitzonderingen. In het CFP verenigen ze zich. Zo kunnen we rekenen op de terreinkennis van de ngo’s, terwijl de bedrijven de fondsen leveren. We hebben een respons van één op de acht bedrijven. Met de tegenvallende conjunctuur is dat zeker niet slecht.

Vóór uw huidige activiteit in de derde wereld had u jarenlang zitting in de raad van gouverneurs van het IMF. Hoe kijkt u vandaag aan tegen hun beleid?

VERPLAETSE: Ik ben het niet altijd eens met hun politiek, maar er is veel veranderd. Ook het IMF beseft dat armoede een aparte problematiek is en heeft zijn benadering aangepast. In Congo bijvoorbeeld heeft de instelling goed werk geleverd – ik ben er adviseur van de Centrale Bank en heb de veranderingsprocessen van nabij kunnen meemaken. Er werd een muntdevaluatie doorgevoerd van 85 procent – de devaluatie van de Belgische frank bedroeg bij ons in 1982 8,5 procent. De inflatie viel daardoor terug van 1,5 procent per dag – per dag – tot 8 of maximaal 10 procent op jaarbasis. Congo moest wel zware inspanningen leveren.

Blijft u adviseur bij de Congolese Centrale Bank? Bronnen bij het kabinet van Louis Michel menen dat uw regeringsopdracht is afgelopen.

VERPLAETSE: (verbaasd)… Ik zou niet weten waarom. Drie weken geleden nog heb ik de Congolese gouverneur in Brussel ontmoet met zijn voornaamste raadgever. Hij vroeg me wanneer ik naar Congo zou terugkomen. Trouwens, mijn taak als adviseur in Congo is geen formele opdracht. In 2001 kreeg ik een brief van minister Reynders die me aanmoedigde om mijn kennis en ervaring in Congo ter beschikking te stellen. Ik ben dan ook geen officieel vertegenwoordiger van België. Ik vertegenwoordig alleen mezelf, maar ik breng verslag uit van mijn activiteiten aan Louis Michel. Is dat een mandaat? Ik weet het niet. Ik verdien er in elk geval niets aan. Geen frank.

Wat vond u van het voorstel van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael om ontwikkelingshulp te koppelen aan de terugname van uitgeprocedeerde vluchtelingen? De Congolese ambassadeur voelde zich geviseerd en was furieus.

VERPLAETSE: Eerlijk gezegd, daar heb ik niet over nagedacht. Zoiets bevindt zich in de grijze zone tussen economie en politiek en daar heb ik me nooit mee ingelaten.

U deed nooit aan politiek?

VERPLAETSE: Nee! Laat me dit toch even preciseren. Tussen 1981 en 1987 werkte ik op het kabinet van Martens. Ik was chef van het sociaal-economisch kabinet, het zogenaamde B-kabinet, niet van het politieke of het A-kabinet. Mijn opdracht was dus veel minder belangrijk, en zeker niet politiek.

Daarna kwam ik terecht bij de Nationale Bank, toen het erop aankwam om Maastricht te halen. Dat had makkelijk kunnen lukken, was er niet die torenhoge staatsschuld die trouwens nog altijd véél te hoog is. Daarom moesten we alles zetten op de 3 procent op het begrotingstekort. En daar moesten we ver onder raken, of we maakten geen enkele kans. Ik heb me daar sterk voor ingezet. Maar is dat politiek? Ik heb ook nooit enige macht gehad. Invloed wel, maar geen macht. Macht is weggelegd voor politici. Ik ben blij dat ik nooit een politicus ben geweest en nog meer dat ik het vandaag ook niet moet zijn. In de Verenigde Staten moeten ze opstappen na een termijn van acht jaar. Ik heb de indruk dat ze ook bij ons na acht jaar op de politiekers zijn uitgekeken.

Het was vechten om ze te behalen, en toch worden de Maastrichtnormen vandaag verre van nageleefd. Het Stabiliteitspact wordt met voeten getreden en de betrokken landen, Frankrijk en Duitsland, worden niet gestraft.

VERPLAETSE: Ik had het er voor kort nog over met goede vriend Hans Tietmeyer (de vroegere gouverneur van de Bundesbank, nvdr). Wat hebben de Duitsers destijds geknokt om het Stabiliteitspact erdoor te krijgen! België zagen ze niet graag komen in de Europese Monetaire Unie. Toch hebben wij vandaag bijna een evenwicht in de begroting bereikt, terwijl Duitsland de grootste moeite heeft om de 3-procentnorm te behalen. Frankrijk en Duitsland groeien intussen almaar meer naar elkaar toe. Bijgevolg is het politiek bijna niet haalbaar om hen straffen op te leggen.

Maar de druk van het Stabiliteitspact moet wel behouden blijven?

VERPLAETSE: Absoluut. Anders glijden we weer af naar de tekorten tot 14 procent, zoals we die in België gekend hebben in 1981. Kijk naar wat er gebeurt in Amerika. President Ronald Reagan had een begrotingstekort van 6 procent van het bbp vooral door een daling van de ontvangsten. Bill Clinton wist dat om te turnen in een overschot van 1,5 procent, hoofdzakelijk door de ontvangsten te verhogen, in mindere mate door de uitgaven af te remmen. Datzelfde Amerika heeft zijn overschot nu weer omgezet in een tekort van 5 procent.

Het is duidelijk: zonder druk gaat het budgettair fout. Het is nochtans perfect mogelijk om een begrotingstekort te drukken. Ik ben wat dat betreft altijd akkoord gegaan met een goed resultaat, ook al werd dat bereikt op basis van een second best-methode. Een Nederlander zou daar beschaamd over zijn – voor een Belg is dat zeker geen schande.

Volgens Hans Tietmeyer zullen de begrotingstekorten van Frankrijk en Duitsland andere landen schade berokkenen.

VERPLAETSE: Vooral Duitsland zou als grootste euroland een negatieve invloed op de andere landen kunnen uitoefenen. Duitsland herstelt nog steeds van de gevolgen van de Wiedervereinigung. Karl Otto Pöhl, een van de voorgangers van Hans Tietmeyer bij de Bundesbank, vertelde me ooit zijn gesprek met toenmalig bondskanselier Helmut Kohl. Hij had hem voorgesteld bij de hereniging twee Ostmarken gelijk te stellen aan één Westmark. Maar Kohl had hem geantwoord: de koffers van de Trabantjes in Berlijn zitten al afgeladen vol. De Oost-Duitsers gaan massaal naar hier komen. De enige manier om ze daar te houden, is: een koers van één Westmark voor één Ostmark. Politiek gezien was dat een bijzonder schrandere zet. Maar de sociale kosten werden niet in rekening genomen. De kostprijs van de hereniging is toen zwaar onderschat. Met als gevolg dat Duitsland de plaats van the sick man of Europe van ons heeft overgenomen.

De uitbreiding van de Europese Unie kan leiden tot een herhaling van het scenario. De nieuwe lidstaten hebben gemiddeld een lager bruto binnenlands product en een lager niveau van productiviteit.

VERPLAETSE: De uitbreiding betekent een bevolkingstoename van 20 procent, het bruto binnenlands product en de koopkracht zullen slechts stijgen met 9 procent. Het grootste gevaar bestaat erin dat bedrijfsleiders hun fabrieken zullen overplaatsen. Ondanks de lagere productiviteit, zijn de arbeidskosten er bijzonder laag. Ze bedragen slechts 20 procent van de onze. Als we dat niet kunnen opvangen met een alternatieve werkgelegenheid, hebben we een groot probleem. De werkzaamheidsgraad bedroeg in België in 1980-1982 ongeveer 56 procent. Vorig jaar lag het cijfer iets lager dan 60 procent. Volgens de doelstellingen van Lissabon moeten we in 2010 naar 70 procent.

De klassieke toverformule: de loonlasten moeten omlaag. Marcia De Wachter, directeur van de Nationale Bank, berekende het effect van een halvering van de sociale lasten, gekoppeld aan een alternatieve financiering van een deel van de sociale zekerheid.

VERPLAETSE: Een lastenverlaging is inderdaad noodzakelijk. Anders halen we de doelstellingen van Lissabon nooit. Vergeleken met andere Europese landen legt België een zware nadruk op sociale bescherming uit arbeidsgebonden bijdragen. Samen met Noorwegen en Zwitserland behoren we dan wel tot de rijke landen van Europa: we hebben een overschot op de betalingsbalans van 5 procent van het bbp. Maar waar het ons aan ontbreekt, is werkgelegenheid.

Mevrouw De Wachter is vice-eregouverneur van de Nationale Bank. Een titel die voordien niet bestond?

VERPLAETSE: Sedert 1850 is het de eerste maal dat de titel gebruikt wordt in België. Het is een primeur voor ons land.

Een erkenning die ze zowaar verdient?

VERPLAETSE: Geen commentaar.

Het ziet er niet goed uit voor het sociaal Europa. Duitsland, Nederland, Frankrijk, onze drie grote buurlanden, moeten zwaar snoeien in de sociale zekerheid.

VERPLAETSE: Het aandeel van het bruto binnenlands product dat zij besteden aan de sociale zekerheid ligt bij hen wel 3 procent hoger dan bij ons – wij geven er 27 procent van het bbp aan uit, zij 30 procent. Voor Nederland geldt dan nog het probleem dat het land te sterk is gegroeid. Het had lang een groot overschot op de betalingsbalans, 4 à 5 procent, toen wij een tekort hadden in 1981. Hun overschot is inmiddels gedaald tot de helft van het onze.

Gaan we naar een Amerikaans model van de sociale zekerheid, naar meer privatisering?

VERPLAETSE: De gezondheidszorg in de Verenigde Staten slokt grosso modo ongeveer 12 procent op van het bbp – 55 procent moeten de mensen zelf betalen. Bij ons slokt de zorg 8 tot 9 procent op – slechts een vierde wordt betaald door de verzekerde. Ik denk dat we op termijn meer naar het Scandinavische model moeten evolueren. Zelfstandigen en werknemers genieten er dezelfde sociale zekerheid. De spreiding van de lonen is er minimaal. Dat leidt tot een grotere openheid in het denken.

U was een goede vriend van wijlen Jef Houthuys van de christelijke vakbond ACV. Wat vindt u van de evolutie die zijn beweging heeft doorgemaakt? Kunt u zich nog terugvinden in hun gedachtegoed?

VERPLAETSE: Samen met Wilfried Martens, Hubert Detremmerie (voorzitter van BAC, later BACOB, ivd) en ikzelf was Jef Houthuys een van de getrouwen van Poupehan. Ik had bijzonder veel respect voor die man. Hij zei altijd: ‘We doen het, als het moet voor het welzijn van de arbeider.’ De arbeider was voor hem iedereen – ook het hoogste kaderlid was een arbeider. Let wel, je mag me niet beschouwen als een fanaat van het ACW. Maar grosso modo kan ik me in hun ideeën herkennen.

Is de politieke samenleving niet grondig veranderd? Volgens de Leuvense socioloog Luc Huyse is de tijd van de loodgieters die compromissen sloten in kastelen voorbij. We zijn in het tijdperk van de weermannen aanbeland.

VERPLAETSE: Men stelt vandaag heel andere eisen aan de politici dan voorheen. Ik vrees dat weinig mensen die vandaag beginnen in de politiek er hun loopbaan ook nog zullen eindigen. Vroeger was dat anders. Is dat het verschil tussen weermannen en loodgieters?

Vandaag is er geen geld meer voor de wafelijzerpolitiek.

VERPLAETSE: Toen ik mijn carrière begon op het kabinet Martens-Gol, gold er tussen Vlaanderen en Wallonië een compensatiesysteem op het verkeerswezen. Vlaanderen kreeg geld voor de haven, Wallonië kreeg in ruil een compensatie voor werken, bijvoorbeeld aan de weg van Namen naar Aarlen. Ze hebben daar toen een vierde laag beton gegoten. Ik kon het weten, want het was de weg naar mijn buitenverblijf in Poupehan. Het was een tijd van verspilling.

Luc Huyse pleit voor meer staat. De marktwerking mag weer worden ingeperkt.

VERPLAETSE: Ik ben een voorstander van de creatie van welvaart door de ondernemingen, als ze maar maatschappelijk gecorrigeerd wordt door de ngo-wereld in brede zin. De markteconomie is noodzakelijk, een sociaal accent evenzeer.

‘Paars’ lijkt wel een ideale combinatie.

VERPLAETSE: Daar ga ik niet op in.

Ingrid Van Daele

‘Helaas staan ngo’s nog te vaak als één blok tegenover de bedrijven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content