‘Ik heb me ongemeen laten gaan’
‘Het interview met mijn broer en mezelf in 1987 was een echte bom’, zegt oud-premier en gewezen voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy (74).
Wat zijn uw oudste herinneringen aan Knack?
Herman Van Rompuy: Ik herinner me nog het ontstaan van het blad. Er was toen geen wekelijks nieuwsmagazine in Vlaanderen, en in die nichemarkt heeft Knack vandaag nog altijd bijna een monopolie. Al hebben de kranten nu natuurlijk wel weekendbijlagen die in die richting gaan.
Wat is u bijgebleven van uw relatie met Knack uit de jaren dat u een actief politicus was?
Van Rompuy: Ik heb heel speciale herinneringen aan Frans ‘Sus’ Verleyen. Ik heb een paar grote interviews met met hem gedaan, het laatste toen ik nog vicepremier en minister van Begroting was. Het was het allerlaatste interview dat Verleyen heeft afgenomen. Hij was ziek, maar dat interview heeft uren geduurd. Tijd was voor Sus sowieso niet van belang, en dus waren er niet alleen vragen en antwoorden, maar ook allerhande beschouwingen daaromheen. Hij vertelde onder meer dat hij rust had gevonden in de vrijzinnigheid. Ik geloofde daar niets van op dat ogenblik, maar ik hoor het hem nog altijd zeggen. Achteraf is me verteld dat hij zijn laatste interview niet toevallig met mij had gedaan, hoewel ik zeker niet de innige band met hem had die hij bijvoorbeeld met Guy Verhofstadt (Open VLD) had. Maar er moet iets zijn geweest wat onze relatie bijzonder maakte. Misschien stond ik wat symbool voor het geloof van zijn jeugd dat hij grotendeels had verloren. Een jaar na zijn dood was ik op verzoek van Rik Van Cauwelaert, die ik toen al goed kende en met wie ik door de jaren heen bevriend ben gebleven, ook de spreker op een herdenking in Hotel Astoria.
Op de foto met Wilfried Martens, dat was een onwennig gevoel: we hadden jaren in onmin geleefd.
U hebt verschillende opmerkelijke interviews aan Knack gegeven.
Van Rompuy: Met name het interview met mijn broer en mezelf in 1987, dat was een echte bom. Eric was volksvertegenwoordiger, ik was directeur van het studiecentrum. Ik zat toen in een moeilijke periode, ook in de CVP, waar ik op een zijspoor was gezet, hoewel ik als directeur van het studiecentrum wel een politieke rol speelde. Maar ik had eigenlijk in de tweede regering-Martens moeten komen, en dat was niet gebeurd. En hoewel ik van mezelf denk dat ik zonder wraakgevoelens ben, heb ik me in dat interview ongemeen scherp laten gaan met een loodrechte aanval op de tweede regering-Martens, op Guy Verhofstadt, op de privatiseringen, op de liberale koers die toen werd gevaren. Eric zegt altijd: ‘Je was nog erger dan ik.’ En hoewel dat interview mijn loopbaan wellicht heeft gediend – want met wie niet gevaarlijk is, houdt men geen rekening – heb ik daar achteraf spijt van gehad. Martens heeft me dat interview ook altijd erg kwalijk genomen en ik zou bijna zeggen: terecht. Eric en ik hebben nog steeds de cover van die Knack, waar we met gekruiste armen rug aan rug staan. Bijna twintig jaar later heb ik me verzoend met Wilfried Martens.
Jullie hebben toen, in 2005, ook samen een verzoeningsinterview gegeven aan Knack.
Van Rompuy: Inderdaad. Er is toen ook een foto gemaakt waarop Wilfried en ik dicht bij elkaar stonden. Dat was een onwennig gevoel, omdat wij dus jarenlang in onmin hadden geleefd. Opeens stonden we bijna fysiek tegen elkaar aan. (lacht) Heel bijzonder, maar het gaf wel goed weer wat er was gebeurd.
Ziet u een toekomst voor nieuwsmagazines?
Van Rompuy: Alles wat verband houdt met lezen, schrijven en diepgang, en alles wat de redelijkheid stimuleert, kan niet genoeg worden aangemoedigd.