Gerard Mortier maakt beroerde tijden door. Hij werd ontslagen als artistiek directeur bij de opera van Madrid en – wat erger is – hij vecht tegen een agressieve kanker. Knack zocht hem op in zijn Brusselse appartement voor een gesprek over kunst en geschiedenis, over Europa en politiek, over ziekte en lijden. ‘Een van de grote problemen van onze samenleving is dat we de dood niet meer aanvaarden. We kunnen niet eeuwig zijn, we mogen daar ook niet naar verlangen.’
‘Ik ken het boek Job uit de Bijbel zeer goed. Ik weet dat je diep kunt vallen als je hoog bent geklommen. Maar toch was mijn ontslag bij het Teatro Real het meest kafkaëske wat ik ooit heb meegemaakt. Ik had in een interview met El Pais durven te beweren dat ik niet wilde dat mijn opvolger in 2016 politiek benoemd zou worden. Ik wilde dat het met een officiële commissie zou gebeuren, zoals dat overal gaat. Die uitspraak is de minister van Cultuur, José Ignacio Wert, in het verkeerde keelgat geschoten. Hij heeft me daarna tijdens een persconferentie, waar ik zelf niet aanwezig was, aan de deur gezet. Ik heb zelfs nooit een ontslagbrief gekregen. Op het moment zelf vond ik het zeer erg wat er gebeurde. Ik heb 35 jaar lang een briljante carrière gehad, en nu werd ik zomaar ontslagen. En dan nog net op het moment dat ik met chemotherapie begon. Intussen besef ik dat ik versterkt uit die affaire ben gekomen. Het heeft mijn zelfvertrouwen niet aangetast. Ik word dit jaar zeventig. Ik begin mijn fouten te kennen, maar ik weet ook wat ik wel kan. En ik weet dat ik perfect gewerkt heb in Madrid.’
Het is een zonnige herfstdag. Op de stijlvolle bank in het stijlvolle appartement bij het Jubelpark zit een strijdvaardige Gerard Mortier. Hij praat gloedvol, zijn ogen lichten op. Vandaag is een goeie dag, Mortier heeft zin in het gesprek. ‘Ik moet intellectueel bezig blijven’, zegt hij. ‘Dat is belangrijk voor mijn genezingsproces.’ Een eerdere afspraak werd uitgesteld omdat hij toen met een infectie in het ziekenhuis lag. Afgelopen zomer werd bij de operadirecteur tijdens een routinecontrole een agressieve kanker vastgesteld. Mortier werd met spoed geopereerd en verloor sindsdien al twaalf kilogram. Zijn wangen zijn ingevallen, zijn haar is uitgedund, de man is fysiek een schim van zijn vroegere zelf en wil daarom nu niet op de foto. Hij ondergaat een chemokuur, en die bikkelharde realiteit verjaagt het Madrileense gekonkel al snel naar de achtergrond. ‘Ik begin meer en meer in te zien wat wel en wat niet belangrijk is’, zegt Mortier met een breekbare glimlach om de mond.
‘Ik ben in mijn leven nooit ziek geweest, en nu overkomt me dit. Ik had dit niet zien aankomen. Ze waren er gelukkig snel bij, maar het is een mokerslag die je krijgt. Mijn leven is een Russische roulette geworden. Ik heb kansen om dit te overleven, maar ik moet zeer hard vechten want het is een gevaarlijke kanker. Ik blijf er filosofisch onder. Een van mijn beste vrienden, meneer André Leysen, heeft op zijn 68e parkinson gekregen. Er zijn dus nog veel ergere ziektes; tegen kanker kun je tenminste nog vechten. Mijn vader is dement geworden op zijn 86e. Ik heb hem lang thuis kunnen verzorgen, pas het laatste jaar ging dat niet meer. Toen hij 91 was, is hij gestorven. Als je dat hebt meegemaakt, kijk je anders tegen het einde aan. Dat heb ik al uitvoerig besproken met mijn arts. Ik wil een behandeling die me een goeie levenskwaliteit garandeert. Ik hoef niet per se tachtig jaar te worden. Mij gaat het om de kwaliteit, niet om de kwantiteit. Als ik er nog drie, vier goeie jaren kan bijdoen waarin ik geestelijk actief kan blijven, ben ik tevreden. Er zijn zo veel componisten en kunstenaars die jonger gestorven zijn dan ik…’
Slapen gaan als Mozart
‘Ik heb me met de eindigheid verzoend. Weet u, als kind al joeg de eeuwigheid me grote angst aan. Ik ben katholiek opgevoed bij de jezuïeten, en in de mis dacht ik daar veel over na. Iets wat niet eindigt, dat is toch niet menselijk? Dat vond ik toen al. De eindigheid is een essentieel element van het leven. We kunnen niet eeuwig zijn, we mogen daar ook niet naar verlangen. Een van de grote problemen van onze samenleving is dat we de dood niet meer aanvaarden als deel van het leven. In een van zijn brieven schreef Mozart dat hij iedere avond voor het slapengaan aan de dood dacht. Dat vind ik zo mooi. Het zegt veel over de persoon die Mozart was. Als de dood weer bij het leven zou horen, dan zou dat veel miserie voorkomen. We zijn allemaal maar bezig met geld verdienen, met status en prestige najagen, we potten op en willen altijd meer… En voor wie of waarom?’
‘Ik ben een groot bewonderaar van Balzac. Hij schreef dat er twee soorten mensen zijn: zij die op het einde milder worden, die gaan zingen. En zij die agressiever worden. De laatsten zijn het die de dood het meeste vrezen. Ik ben niet bang voor de dood, wel voor het lijden. Mijn moeder, die ook kanker had, heb ik een jaar zien afzien. Ik geloof niet in de verlossingskracht van het lijden. Ik heb altijd een grote waardering gehad voor Hugo Claus, die zelf beslist heeft wanneer het tijd was om te gaan. Hij wou waardig sterven en koos voor euthanasie. Daar sta ik volledig achter. Ik heb vrienden die jarenlang hun echtgenote die aan alzheimer leed hebben verzorgd. Daar heb ik grote bewondering voor. Maar zelf wil ik de ander ook niet tot last worden.’
‘Ik ben omringd door vrienden, maar ik hou ook van de stilte en de eenzaamheid. Ik ben graag alleen. Ik lees veel, ik schrijf veel. Ik heb pas een artikel af over het politieke engagement van Verdi, ik heb over Wagner geschreven, ik ben een voordracht aan het voorbereiden over Europa. Ik breng binnenkort een boek uit met mijn ideeën over de opera. Ik wil een geestelijk testament nalaten, daar werk ik nu aan. Als ik er dan fysiek niet meer ben, is dat er tenminste nog. Ik heb nooit kinderen gehad. Daar heb ik wel spijt van, maar ik heb zo veel geestelijke kinderen. Een pak Europese operahuizen wordt geleid door mensen die ik nog heb gevormd. Ik had op het Sint-Barbaracollege in Gent een retoricaleraar, Daniel Vandenbunder. Die man heeft me gevormd, ik zeg vaak dat ik zijn zoon ben. Op diezelfde manier heb ik veel geestelijke kinderen op wie ik net zo trots ben als een vader op zijn biologisch nageslacht.’
‘Ik praat nu over mijn ziekte omdat ik weet dat er veel mensen zijn met kanker en dat dit hen kan helpen. Natuurlijk, er zijn veel soorten en het is erg lastig, maar je mag je toch vooral niet laten gaan. Je moet blijven geloven. Ik volg een streng proteïnedieet. Ik eet geen koolhydraten meer; dus geen suiker, aardappelen, rijst, patisserie, zoete vruchten et cetera. Dat is zwaar, maar volgens mijn chirurg kan het helpen om de tumor af te zwakken. Ik ben daar zeer gedisciplineerd in – ik ben gedrild bij de jezuïeten, hè – maar ik ga wel nog graag op restaurant. Dan bel ik op voorhand naar een van de uitmuntende gelegenheden hier in Brussel, ik leg mijn situatie uit en zeg dat ik zin heb in bijvoorbeeld gepocheerde vis. En dan maakt de chef iets voor me klaar. Zo probeer ik mijn leven te organiseren. Nu het nog kan. Ik weet natuurlijk niet hoe het over twee, drie maanden zal zijn.’
Leven vol reflectie
De koffie is doorgelopen, Mortier staat op en stapt behoedzaam naar de keuken. Bij zijn terugkeer komt hij nog even terug op het debacle in Madrid. ‘Mijn ontslag brengt het Teatro Real enorme schade toe. Ik heb dat in drie jaar opgebouwd tot een huis met een internationale renommée. Mijn opvolger, Joan Matabosch, is een zeer vriendelijk man, maar hij heeft zeventien jaar het Gran Teatre del Liceu in Barcelona geleid. Ik geloof niet dat u daar ooit van hebt gehoord, of vergis ik mij? Matabosch laat een opera na met een slecht orkest en een slecht koor. Hij is vooral liefhebber van de negentiende-eeuwse belcanto. Dat is zoals u weet niet mijn ding. Het doet me uiteraard verdriet dat mijn werk niet voortgezet wordt in Madrid, maar zo gaat dat in het leven. De restauratie volgt altijd op de revolutie.’
‘Ik heb mijn appartement in Madrid opgezegd en ik kom weer in Brussel wonen, maar ik blijf nog een jaar voor het Teatro Real werken als artistiek adviseur. Er lopen nog zes producties die ik heb opgestart en die wil ik verder begeleiden, als mijn gezondheid het toelaat. Daarna is het afgelopen. Als je een ziekte hebt zoals de mijne, dan kun je niets meer plannen. Dan gaat het van dag tot dag. Ik moet me erbij neerleggen dat ik voor de rest van mijn leven onder dokterstoezicht zal staan en dat ik geen actief beroepsleven meer zal uitoefenen. Nu: ik heb dat gedaan tot op mijn zeventigste, veel mensen zijn dan al lang met pensioen. Er breekt voor mij nu een intellectueel leven aan vol reflectie, en een interview als dit biedt me de kans om mijn inzichten te delen.’
Mortier steekt meteen van wal. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de wereld sinds 1989 de meest fundamentele omwenteling doormaakt in vijfhonderd jaar. Ik vergelijk ze zelfs met de ommekeer die de renaissance heeft gebracht, en ze is de oorzaak van de fundamentele vertrouwenscrisis die we beleven. Een omwenteling is op zich iets goeds, maar men moet ze leren begrijpen en beheersen. Dat duurt vele jaren. De politiek heeft op dit moment geen vat op de grote veranderingen die we wereldwijd kennen, en dat maakt ons allemaal erg onzeker.’
‘De grootste verandering van onze tijd is uiteraard de digitalisering. Op zich is dat een uiterst positieve uitvinding, maar we hebben ze nog niet in de vingers. We experimenteren ermee als een klunzige tovenaarsleerling, en zo gaat er veel kapot. De keerzijde van de digitale revolutie is vooral dat de informatie de communicatie heeft verdrongen. We worden murw geslagen door een teveel aan informatie, en als gevolg daarvan kapselen we ons in onze eigen leefwereld in. We denken alleen nog aan onszelf en communiceren niet meer. Neem Facebook, op zich een interessant idee, maar het is geevolueerd naar een bord vol egocentrische mededelingen die totaal geen belang of waarde hebben. Door de digitalisatie verandert zelfs de liefde. Seks is overal op het internet, maar het is pornografie in plaats van erotiek. Er is te veel informatie. Het hele spel, de rijkdom en de suggestie van de erotiek zijn we aan het verliezen. En zo vergeten we dat de liefde zo veel meer is dan seks alleen.’
‘Een tweede element van de omwenteling is dat het absolute geloof in de permanente vooruitgang op zijn laatste benen loopt. Dat is goed. Het vooruitgangsdenken is een overblijfsel van de achttiende eeuw, en het is een totaal verkeerde zienswijze. Het leven, de natuur verloopt in cycli. Na de lente komt de zomer, dan de herfst en de winter en dan begint het weer van voren af aan. Zo moeten we ermee leren leven dat Europa – na meer dan tweeduizend jaar heerschappij – vandaag niet meer het centrum van de macht is. Dat zijn we al niet meer sinds de Tweede Wereldoorlog, en dat idee hebben we nog altijd niet verwerkt. We blijven hangen in eurocentrisme.’
‘Ik geloof niet meer in Europa als macht, maar wel nog als kracht. Er gaat nog altijd een grote werkzaamheid van uit. We hebben hier zo veel gerealiseerd. Denk aan de mensenrechten, de gelijkheid tussen man en vrouw, de scheiding van Kerk en Staat, ons denken over ethische kwesties als abortus en euthanasie enzovoort. Die principes blijven de wereld inspireren. Ik vergelijk het met de polisstaat van het antieke Athene. Die heeft zijn ondergang ook achthonderd jaar overleefd, want de Romeinen namen alles – met uitzondering van het recht – over van de Grieken.’
‘Waar we in Europa wel dringend van af moeten, is het nationalisme. De twintigste eeuw was de meest verschrikkelijke in de mensengeschiedenis – twintig miljoen doden onder Hitler en Stalin alleen al – en het nationalisme heeft daar voor een groot deel schuld aan. Vandaag duikt het overal weer op. We moeten het met grote ijver bekampen. Het nationalisme is opnieuw zo populair omdat we in een wereld leven waarin niets nog lokaal kan worden opgelost. Alle problemen zijn globaal: ecologie, mobiliteit, migratie, energie, de overbevolking enzovoort. Politici moeten zich dus steeds meer op dat hogere niveau bewegen, en als gevolg daarvan voelen burgers zich verwaarloosd. Daar spelen nationalistische populisten op in.’
‘Ik zie de oplossing in een Europese federatie met sterke regio’s. Dan zouden mensen zich beschermd voelen op lokaal vlak, zonder dat ze de geglobaliseerde macht afwijzen. De nationale staten mogen wat mij betreft verdwijnen. Ik zou nooit ten strijde trekken voor het voortbestaan van België. België is voor mij geen noodzaak, al wil ik daar meteen aan toevoegen dat een opsplitsing van ons land ook niets brengt. Kijk maar naar Tsjecho-Slowakije. Ik zie België – net als Frankrijk en Duitsland en alle nationale staten – als een tussenoplossing op weg naar meer Europese integratie. Ik ben overtuigd Vlaming, ik verdedig de Vlaamse cultuur, maar ik ben geen flamingant. Binnen dat federale Europa zie ik Vlaanderen trouwens niet als een regio. Wij horen bij Picardië en Artois, dat is glashelder als je de cultuurgeschiedenis bestudeert.’
‘Het zou best kunnen dat onze kinderen het minder goed zullen hebben dan wij, maar ook daar is het weer de vraag of dat zo erg is. We moeten dringend dat hardnekkige patroon van overconsumptie doorbreken. We moeten wennen aan het idee dat we niet ongelukkiger zouden zijn als niet ieder huishouden twee auto’s zou hebben, als niet iedereen met de nieuwste smartphone zou rondlopen, als we niet ieder lang weekend naar Mallorca of Turkije zouden vliegen. We moeten leren matigen.’
‘Ongebreideld consumeren leidt niet tot een vervuld leven. Ja, zeggen de economen dan, maar als je tegen het consumeren bent, dan gaat het bruto nationaal product naar beneden. Wel, dat het dan naar beneden gaat! Het is een totaal verkeerde redenering om steeds maar economische groei te willen. Ik ben uiteraard geen communist, maar ik ben het niet eens met theorieën zoals die van Friedrich Hayek dat de markt zichzelf maar moet reguleren. De ongelijkheid in de wereld neemt toe. De rijken worden steeds rijker en de armen armer. Ons humanitaire denken moet de markt corrigeren. In de eerste plaats binnen de Europese Unie. Ik begrijp dat men er moeite mee heeft dat er zo veel geld naar Griekenland gaat – de Grieken moeten nu vooral hun eigen stal opkuisen, ze moeten dringend af van de corruptie in eigen land -, maar men zou ook moeten inzien dat we door Griekenland te steunen op lange termijn vooral onze eigen zaak vooruithelpen. Er is geen alternatief. Alleen door genereus te zijn kun je iets groots realiseren.’
Kunst voor de werkman
‘Toen ik twaalf was, ging ik voor het eerst naar de opera, naar Die Zauberflöte van Mozart. Ik was meteen verliefd. Ik kom uit een zeer volks milieu. Ik ben opgegroeid in de Muide in Gent, mijn vader was bakker. De opera was een droomwereld, ik was betoverd door het pluche en het goud. Mijn ouders zijn maar tot hun veertiende naar school geweest, maar mijn vader heeft altijd veel gelezen en mijn moeder hield erg van muziek. Ze waren autodidacten. Ik geloof sterk in de emanciperende kracht van kunst. Ik geloof heel erg dat ze ook mensen uit minder gegoede milieus kan vormen en voortstuwen. Giuseppe Verdi was ook een autodidact. Zijn vader was een halve bandiet die een café openhield. Ik lijd het meeste als een werkman tegen mij zegt dat de kunst niet voor hem is, maar voor de hogere klassen. Nee! De kunst kan iedereen bereiken en beroeren.’
‘Het is typisch voor onze tijd dat er bespaard wordt op de kunst en de geesteswetenschappen. Dat is ook precies de reden waarom Europa het vandaag zo moeilijk heeft. Onze leerprogramma’s zijn volledig gericht op efficiëntie. Kinderen leren vooral waar ze later veel geld mee verdienen. We onderwijzen hen niet meer dat de gemeenschap waar ze deel van uitmaken groter is dan hun dorp, dat er een Europese culturele identiteit bestaat. In de leerprogramma’s is ook te weinig ruimte voor geschiedenis. Volgend jaar is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. In de vorige eeuw, die liep van 1914 tot 1989, is er in Europa veertig jaar oorlog gevoerd. Dat is meer dan de helft van de tijd. Jongeren moeten begrijpen uit welke hel we komen. Net zoals in de geneeskunde is in de maatschappij de anamnese belangrijk om een diagnose te stellen en een behandeling op te stellen. Pas als je het verleden kent, kun je de toekomst vormgeven.’
‘Wat men vaak vergeet, is dat Hitler in de jaren dertig in heel Europa gewaardeerd werd. Men had toen genoeg van de parlementaire democratie, de Derde Republiek in Frankrijk was een verschrikking, de Weimarrepubliek in Duitsland een mislukking. Om diezelfde reden lokt Bart De Wever vandaag zoveel stemmen. Ik bestrijd niet dat hij een intelligent man is, maar zijn populisme bevalt me niet. Neem zijn war on drugs in Antwerpen. Dat is zoals James Bond: boem boem, een revolver trekken en wat in het rond schieten. We weten dat een repressief beleid nog nooit het drugsprobleem in een stad heeft opgelost, maar dat spierballengerol slaat wel aan bij de bevolking.’
‘Ik vond Patrick Janssens een goeie burgemeester, maar ik had één groot twistpunt met hem. Hij zei tegen mij: “Jij bent een kunstenaar, en jij moet je niet met politiek bezighouden.” Ik antwoordde: “Fout, ik moet me wel met politiek bezighouden, en jij moet je met kunst bezighouden.” De drie grote werelden – de politiek, de economie en de kunst – moeten voortdurend met elkaar in verbinding blijven. Ze hebben elkaar nodig. Samen kunnen ze een fantastische staat maken.’
DOOR ILSE DEGRYSE, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE
‘Als ik er nog drie, vier goeie jaren kan bijdoen, ben ik tevreden. Er zijn zo veel componisten en kunstenaars die jonger gestorven zijn dan ik.’
‘Ik heb geen kinderen. Daar heb ik spijt van, maar ik heb wel geestelijke kinderen: in veel Europese opera’s zitten mensen die ik heb gevormd.’
‘Patrick Janssens zei tegen mij: “Jij bent een kunstenaar, en jij moet je niet met politiek bezighouden.” Ik antwoordde: “Toch wel, en jij moet je met kunst bezighouden.” ‘