Nelly Maes stopt ermee. Veertig jaar lang speelde ze een belangrijke rol in partijen die constant hun eigen voortbestaan ter discussie stelden. Maar eigenlijk heeft ze maar één politieke liefde gekend: de Volksunie. ‘Ik ben een erfgename van die partij’, zegt ze. ‘En dat kan niemand mij ooit nog afpakken.’
Minister is ze nooit geworden. Zelfs geen fractieleider, en dat was ze nochtans heel graag geweest. ‘Bij de Volksunie wisten ze ook dat ik dat kon’, zegt Nelly Maes. ‘Maar ze vonden me wellicht te links en te kritisch. Ik was allesbehalve een dame uit een catalogus voor de goede huisvrouw, hè. Ik ijverde zelfs voor het recht op abortus. Stel je voor.’
Veertig jaar lang was Maes politiek actief, en in die tijd leerde ze alle assemblees van het land van binnenuit kennen. Maar nu is het genoeg geweest. In 2004 verdween ze al uit het Europees Parlement, vorige week stapte ze uit de gemeenteraad van Sint-Niklaas en later deze maand geeft ze ook haar mandaat als voorzitster van de Europese Vrije Alliantie (EVA) terug. Wel blijft ze nog even in de partijraad van Groen! zitten om de integratie van haar laatste partij, de SLP, bij de groenen te begeleiden.
Maar een mandaat hoeft voor haar niet meer. Dat heeft ze lang genoeg gedaan. ‘Weet u wanneer ik mijn eerste stappen in de Kamer heb gezet? Toen ik eind jaren zestig op de publiekstribune ging protesteren tegen de grendelgrondwet’, zegt ze. ‘De militaire politie greep me beet en bracht me bij Kamervoorzitter Achiel van Acker. ” Ach, we zien wieder ook joenk geweest”, zei hij. En dat was dat.’
In 1971 werd ze dan zelf parlementslid. In de Kamer zaten toen nog maar acht vrouwen, en geen van hen maakte zoveel kabaal als Nelly Maes. ‘Bij de stemming riep de voorzitter de naam van mijn man af’, zegt ze. ‘Maar zo heet ik helemaal niet en dus reageerde ik ook niet. “De wijven moeten niet zoveel complimenten maken”, riep Louis Major geërgerd. Uiteindelijk heb ik twee jaar lang moeten vechten om onder mijn eigen naam zitting te mogen hebben.’
Vanaf de eerste rij maakte Maes ook de ondergang van haar partij mee. Toen de Volksunie in 2001 uiteindelijk uiteenviel, ging ze achtereenvolgens mee met de splinterpartij Spirit, de VlaamsProgressieven en uiteindelijk de SLP. Maar nog altijd heeft ze heimwee naar de Volksunie. En nog altijd wordt ze emotioneel als ze terugdenkt aan de gebeurtenissen die het lot van die partij hebben bezegeld.
Er bestaat een foto waarop Frans Van der Elst, een van de vaders van de Volksunie, na de goedkeuring van het Egmontpact aan het partijhoofdkwartier wordt uitgejouwd. U staat erbij en huilt.
NellyMaes:(met tranen in de ogen) Ik heb het nog altijd erg moeilijk als ik daaraan denk. Na meer dan dertig jaar. De toegevingen die we in het Egmontpact moesten doen, deden pijn. Veel pijn. Ik vond het inschrijvingsrecht echt klote en ik voelde enorm mee met de Vlaamse beweging. Maar ik begreep ook wel dat er íéts moest gebeuren. Verscheurend was dat. Uiteindelijk was het niet zozeer de pragmatische benadering van Hugo Schiltz die me over de streep trok, maar wel het vurige pleidooi van Frans Van der Elst, die voor mij nochtans allesbehalve een geestesgenoot was. Hij zei dat het Egmontpact noodzakelijk was, dat we dat móésten goedkeuren. En ik geloofde hem. Maar de schreeuwers aan het Barricadenplein dachten er anders over. Zij scholden Frans de huid vol en vielen hem frontaal aan. Heel aangrijpend allemaal.
Daarna is het politieke Vlaams-nationalisme uiteengevallen in allerlei groepen die elkaar constant van verraad beschuldigden.
Maes: Aanvankelijk was ik echt bang dat de Volksunie in handen zou vallen van de rechtse vleugel, die zich luidkeels tegen het Egmontpact verzette. Dat waren mensen die mij met plezier in de bak zouden gooien als ze het voor het zeggen hadden. En ze zorgden ervoor dat ik me daar ook heel goed van bewust was. Ging ik bijvoorbeeld naar het Vlaams Nationaal Zangfeest, dan moest ik echt spitsroeden lopen. Ze scholden me uit, probeerden me op allerlei manieren te intimideren. Ik was ‘rooie Nel’, hè, en dat bedoelden ze echt niet als een compliment. Tot op vandaag zijn er mensen die op de grond spuwen als ze me tegenkomen, en die me dan sissend een verraadster noemen. En dat allemaal omdat ik ooit samen met de communisten tegen de bombardementen op Noord-Vietnam heb betoogd. Amadamilitanten hebben toen nog een cordon rond ons moeten vormen om ons te beschermen tegen de Vlaamse Militantenorde (VMO). Ach, ik had het constant aan de stok met die rechtse kliek.
Ook met Karel Dillen, de latere vader van het Vlaams Blok?
Maes: Toen ik in het partijbureau van de Volksunie binnenkwam, stapte hij eruit. Wellicht was mijn komst voor hem een brug te ver. Ik kwam ook recht van de barricaden die vergadering binnengewaaid. Letterlijk: met de verf waarmee we de spandoeken hadden geschilderd nog aan mijn vingers.
Na het Egmontdebacle stichtte Dillen de Vlaams Nationale Partij, die later met Lode Claes’ Vlaamse Volkspartij zou versmelten tot het Vlaams Blok.
Maes: Dillen en zijn medestanders zaten al lang te wachten op een reden om zich van de Volksunie af te scheuren. Voor Lode Claes lag dat anders: was hij minister geworden, dan had hij nooit zijn eigen partij opgericht. De Vlaamse Volkspartij had dan ook geen enkele structuur, en dat is meteen de reden waarom die partij uiteindelijk met Dillens VNP is samengegaan.
Van bij de start van het Vlaams Blok maakte ik me zorgen over het potentieel van die partij. Zeker omdat Hugo Schiltz banbliksems uitsprak over de hele Vlaamse beweging. Zo’n stommiteit. Hoe kon hij de beweging waaruit wij waren voortgekomen zo doelbewust van ons vervreemden?
Maar u was er op zich niet rouwig om dat de rechtervleugel van uw partij opstapte?
Maes: Dat was een mooie opkuis. Wel vond ik het spijtig en gevaarlijk dat die zoveel mensen met zich meesleurde. Aanvankelijk ging het vooral om Vlaams-nationalisten die het moeilijk hadden met het Egmontpact en het Vlaams Blok uit communautaire overwegingen volgden. Pas toen Filip Dewinter in beeld kwam, vond dat racistische discours tegen de gastarbeiders ingang en kreeg het Vlaams Blok ook succes bij andere groepen dan uitgesproken Vlaams-nationalisten.
Tien jaar later ging de deconfiture van uw partij verder toen een lading VU’ers voor de nieuwe VLD van Guy Verhofstadt viel.
Maes: Ook hun vertrek kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Al jarenlang werd er op elke partijvergadering gediscussieerd over het voortbestaan van de Volksunie. Sommigen vonden dat we onze historische opdracht hadden vervuld en dus maar beter in een groter geheel konden opgaan. Daarover werd ook daadwerkelijk onderhandeld met de toenmalige CVP, en ook met de liberale partij. Maar om allerlei redenen sprongen die gesprekken telkens weer af. Gaandeweg begonnen sommigen van mijn partijgenoten de drang te voelen om deel uit te maken van het systeem, om mee te regeren en macht op te bouwen. Velen waren in de eerste plaats met hun eigen carrièreplanning bezig.
Gold dat ook voor toenmalig partijvoorzitter Jaak Gabriëls?
Maes: Die man was gewoon niet te vertrouwen. In de tweede helft van de jaren zeventig had hij zich als burgemeester vooral ingespannen om in Bree zijn meerderheid samen te houden, en van de hele communautaire discussie in Brussel trok hij zich niet al te veel aan. Maar wie voerde op een van de eerste partijraden na het Egmontpact het woord namens de zogenaamde anti-Egmonters? Jaak Gabriëls! Ik wist niet wat ik zag. Later is hij dan partijvoorzitter geworden en droomde hij er hardop van om de Volksunie tot een grote volkspartij om te vormen. Daar had ik het erg moeilijk mee. Ik heb dan ook nooit deel willen uitmaken van zijn partijbestuur, want ik had geen enkele zin om week na week oppositie te moeten voeren in mijn eigen partij.
U bent blijkbaar geen fan van Jaak Gabriëls?
Maes: (lacht) Allerminst. Uit alles wat hij deed, kwam zijn pragmatische opportunisme naar voren. Met als orgelpunt natuurlijk zijn platte overstap naar de liberalen. Kijk, van iemand als Jef Valkeniers kon ik die beslissing begrijpen, want die man was altijd al een donkerblauwe liberaal geweest. Maar Gabriëls? Puur opportunisme. De meeste anderen zijn volgens mij vertrokken omdat ze echt geloofden dat de Volksunie haar doel had bereikt. Want ze hadden toen al te veel politieke ervaring om zich nog te laten verblinden door de manifesten van een man die er alleen maar op uit was om de macht te grijpen in zijn eigen partij.
We hebben toen echt een bangelijke periode doorgemaakt. Op elke fractievergadering zaten we ons af te vragen wie van ons de volgende zou zijn. Ik weet nog dat ik op een avond laat naar huis reed en op de radio hoorde dat ook Hugo Coveliers naar de VLD ging. Hugo, jij toch niet, dacht ik. Hartzeer dat ik daarvan heb gehad! Voor alle duidelijkheid: dat was niet de Coveliers die we vandaag kennen, maar de jongen met wie ik had samengewerkt bij de Volksunie Jongeren.
Na het vertrek van al die partijgenoten hing de Volksunie uitgeteld in de touwen.
Maes: Op een partijvergadering vroeg Vic Anciaux ons of hij zich weer kandidaat moest stellen voor het voorzitterschap van de partij. Ik antwoordde met volle overtuiging: ‘Niet jij maar je zoon.’ Want wat was ons grootste probleem? De Volksunie sprak jonge mensen niet meer aan. Dus hadden we een voorzitter nodig die dat wél deed. En ik had al vaak gemerkt dat Bert Anciaux alle aandacht naar zich toe trok als hij het woord nam op partijvergaderingen. Bovendien had hij iets jongensachtigs en kon hij erg humoristisch uit de hoek komen. Kortom: hij was de man die de Volksunie op dat moment nodig had. En ik heb gelijk gekregen, want Bert heeft wel degelijk jonge mensen warm kunnen maken voor onze partij.
En onderweg heeft hij telkens geprobeerd om zijn partij te laten opgaan in een groter geheel.
Maes: De Volksunie had toen natuurlijk al ervaring met pogingen tot politieke frontvorming, want Maurits Coppieters had meegewerkt aan het Sienjaal. Maar dat was eigenlijk niet veel meer dan een poging van de socialisten om hun eigen partij te vernieuwen omdat ze dachten dat ze in de oppositie zouden terechtkomen. Toen ze tot hun eigen verbazing toch weer in de regering belandden, werd die hele operatie in één beweging van tafel geveegd. Want als je in de meerderheid zit, zijn al die discussies alleen maar hinderlijk.
Daarna volgden de samenkomsten in Zaal F van de Senaat, waar Bert Anciaux aan deelnam. Bert kondigde aan dat hij samen met Guy Verhofstadt en Johan Van Hecke een nieuwe beweging zou oprichten. Hij geloofde dat echt, hè. Maar uiteindelijk is het tot een zware aanvaring gekomen tussen hem en Verhofstadt over wie de leiding van die vernieuwingsbeweging op zich zou nemen. Schelden dat Verhofstadt deed! En dat was meteen het einde van het hele project. Erg rouwig was ik daar niet om.
Stond u erachter dat Bert Anciaux daarna onder de vleugels van de Volksunie de vernieuwingsbeweging ID21 oprichtte?
Maes: Ja, want op die manier heeft men kunnen verhinderen dat de hele Volksunie aan de liberale partij werd vastgehaakt. In ID21 zaten een paar volbloedliberalen, zoals Vincent Van Quickenborne, en erg solide was dat allemaal niet. Maar onze partij bleef tenminste onafhankelijk, en daarom vond ik het geen slechte zaak. Maar anderen in de partij, onder wie Geert Bourgeois, zijn ID21 altijd als een vreemd lichaam blijven beschouwen.
ID21 wakkerde de tegenstellingen binnen de Volksunie alleen maar aan?
Maes: Dat klopt. Van bij het begin bestond het gevaar dat de stijl van Bert tot een nieuwe scheuring zou leiden, en ik vond dat we dat het koste wat het kost moesten vermijden. Want het ging toen niet meer om ideologische tegenstellingen. Anciaux en Bourgeois hadden op zich dezelfde idealen, maar ze verschilden van mening over de stijl en de strategie van de partij. Uiteindelijk heeft die controverse tussen hen een hoogtepunt bereikt naar aanleiding van het Lambermontakkoord. Nochtans was dat akkoord goedgekeurd door een nipte meerderheid van onze partijraad en had iedereen zich daar dus bij moeten neerleggen.
Samen met mensen als Johan Sauwens en Kris Van Dijck, met wie ik verder amper iets gemeen had, heb ik toen uit alle macht geprobeerd om een splitsing af te wenden. Tevergeefs. Afschuwelijk vonden we het dat onze partij uiteenviel om louter persoonlijke redenen.
De Volksunie is ten onder gegaan omdat Geert Bourgeois en Bert Anciaux elkaar niet konden luchten?
Maes:(fel) Natuurlijk! Eerst hebben ze de partij kapotgemaakt met dat geruzie van hen, en vervolgens gingen ze gezellig samen in de Vlaamse regering zitten. Onvoorstelbaar vond ik dat!
U was kwaad op Bert Anciaux, maar stapte toch in zijn nieuwe partij Spirit.
Maes: Wat moest ik anders? Ik kon me toch moeilijk aansluiten bij Geert Bourgeois en zijn N-VA? In het programma van Spirit vond ik best veel van mijn ideeën en overtuigingen terug. En ik zat daar in het Europees Parlement zonder partij. Dat is ook geen doen, hè. Dus ben ik lid geworden van Spirit. Niet wegens Bert Anciaux maar ondanks hem.
Wat vond u ervan dat Spirit zich al snel vasthaakte aan de SP.A?
Maes: Veel van onze mensen wilden in de eerste plaats een eigen, onafhankelijke partij. Maar dat was buiten Bert Anciaux en Patrik Vankrunkelsven gerekend, want zij wilden Spirit van meet af aan in een groter geheel inbedden. Alleen verschilden ze van mening over de partij waarmee we in zee zouden gaan. Velen waren verrast toen Bert in een interview zei dat hij met de socia- listen wilde samenwerken. Na Verhofstadt was het nu blijkbaar Steve Stevaert die Bert en zijn partij probeerde binnen te halen. En natuurlijk met succes, want wie voldoende op Berts ijdelheid inspeelt, kan hem tot om het even wat bewegen. Dat noodlot- tige ego van hem ook altijd. Bert voelt niet alleen de behoefte om de tragische held te spelen, hij wil er zelf ook altijd beter van worden. Let maar op: nooit gaat hij mee ten onder. Bert Anciaux is een overlever.
Uiteindelijk koos Spirit voor een kartel met de SP.A.
Maes: Toen duidelijk werd dat we op de een of andere manier bij de SP.A zouden belanden, is een aantal mensen vertrokken. Ook Els Van Weert, Geert Lambert en ikzelf hadden al besloten dat we niet in de SP.A wilden stappen. We waren geen socia- listen en wilden dus geen lid worden van de socialistische partij. We kwamen ook overeen dat Sven Gatz partijvoorzitter moest worden. Maar wat hoorden we de volgende dag? Ook Sven ging naar de VLD. Hij dacht wellicht dat hij op die manier de stekker uit Spirit zou trekken, maar zo snel gaven wij ons niet gewonnen. Els Van Weert en Geert Lambert namen het voorzitterschap over en uiteindelijk kozen we voor een kartel met de SP.A. Er was ook een strekking die aansluiting wou zoeken bij de groenen, maar die waren toen niet geïnteresseerd. Toenmalig politiek secretaris Jos Geysels staarde zich in die tijd nog blind op een samenwerking met het ACW. Het werd dus een kartel met de SP.A, maar dan wel op voorwaarde dat we te allen tijde onze eigenheid zouden kunnen bewaren.
Dat lukte aanvankelijk ook?
Maes: Ja, en Spirit zat in een luxepositie. Bij de eerste verkiezingen deed het kartel het heel goed en Spirit kreeg een overvloed aan mandaten. Veel meer dan we eigenlijk hadden verdiend. Zo werd de schijn gewekt dat we al een zeker maatschappelijk gewicht hadden, terwijl dat in werkelijkheid amper het geval was. Gevolg: iedereen was bezig met zijn eigen mandaat en we verwaarloosden de verdere uitbouw van onze partij. Aan vergaderingen met de achterban werd niet veel belang gehecht, en er werden weinig inspanningen geleverd om leden te werven. Maar tegen de volgende verkiezingen kregen we al veel minder kansen op de verkiezingslijsten, en de SP.A was bijlange niet meer zo vriendelijk. Het is duidelijk altijd de bedoeling van de socialisten geweest om ons op den duur in te lijven. Dat Bert na het afspringen van het kartel naar de SP.A is overgestapt, was dan ook allesbehalve een verrassing. Alleen had ik niet gedacht dat zoveel mensen hem zouden volgen. Heel spijtig.
Hebt u er als uitgesproken linkse politica nooit over gedacht om u ook bij de SP.A aan te sluiten?
Maes: Geen haar op mijn hoofd! Als ik iets in de socialistische partij had gezien, dan was ik daar toch al veel vroeger terechtgekomen? Dat zou in elk geval veel beter geweest zijn voor mijn carrière, want dan was ik zeker minister geworden. Maar ik geloof simpelweg niet in de vernieuwingskracht van de klassieke partijen, en Vlaanderen heeft vandaag meer dan ooit nood aan vernieuwing. Partijen als de SP.A zijn alleen maar met zichzelf bezig. Ze zijn veel meer bekommerd om hun eigen macht dan om de toekomst van Vlaanderen, Europa of de wereld. Daarom heb ik nooit deel willen uitmaken van de SP.A. Waarom zou ik dan op het eind van mijn leven nog van gedachte veranderen?
Omdat er niet zo gek veel alternatieven meer zijn?
Maes: Ik heb geen alternatief meer nodig: ik stop gewoon. Sinds ik uit de gemeenteraad ben gestapt, heb ik geen enkel politiek mandaat meer. Het enige wat ik nu nog wil doen, is de integratie van de SLP bij Groen! begeleiden. Want ik geloof echt in de toekomst van een onafhankelijke, linkse beweging die zorgt voor vernieuwing in het politieke, maatschappelijke en economische bestel.
Ook Groen! is een partij die uit onafhankelijke mensen bestaat, en hun visie op de samenleving strookt grotendeels met de onze. Op sommige vlakken kunnen we ook veel van elkaar leren. Zo zijn de groenen erg naïef als het over institutionele kwesties gaat, en daar kunnen wij hen bij helpen. Ik heb ook geen probleem met hun ecologische discours. Behalve dan met het dogma dat ze er soms van maken. Want ik heb de dogma’s van mijn jeugd achter me gelaten en ik ben echt niet van plan om nu andere te omarmen. Ook niet het ecologische dogma.
U hebt dertig jaar in partijen gezeten die constant hun eigen voortbestaan ter discussie stelden. Werd u daar niet doodmoe van?
Maes: Ik werd er zelfs letterlijk ziek van. Maar ik heb niet in zoveel partijen gezeten, hoor. Zo voel ik het toch niet. Ik heb één partij gehad: de Volksunie. Toen die ophield te bestaan, ben ik meegegaan met het progressieve deel, want ik gunde het Geert Bourgeois niet om met de erfenis van de Volksunie te gaan lopen. Want ook ik ben een erfgename van de Volksunie, en dat zal ik altijd blijven. Tot het einde.
DOOR ANN PEUTEMAN / FOTO’S FRANKY VERDICKT
‘Wie voldoende op Berts ijdelheid inspeelt, kan hem tot om het even wat bewegen. Dat noodlottige ego van hem ook altijd.’
‘Eerst hebben Anciaux en Bourgeois de VU kapotgemaakt omdat ze elkaar niet konden luchten, en vervolgens gingen ze gezellig samen in een regering zitten.’