‘Ik heb geen gram spijt, dat is het mooie’

© JELLE VERMEERSCH

De jaartelling van het veldrijden is het jaar 1 na Nys ingegaan. De kampioen mist het veld niet. ‘Nooit wil ik terug naar de jonge Sven Nys, die veel won maar zich ook veel zorgen maakte.’

Vrijdag in Niel en zondag in Asper-Gavere duiken we het veld in voor twee van de zwaarste en tegelijk ook mooiste veldritten van de kalender. Nee, u krijgt geen bonuspunten als u weet wie in beide wedstrijden het zegerecord bezit. Sven Nys, natuurlijk. De veelwinnaar uit Baal zwaaide vorige winter af en werd sportief manager van de Telenet- Fidea Lions, de nieuwe, blitse naam voor het team waar Bart Wellens vroeger voor reed. De jonge manager heeft zijn vuurdoop al gehad. Een serie uitgekiend getimede artikels onthulde de zogezegd slechte sfeer bij Telenet-Fidea. Nys zou zijn team als een dwingeland bestieren, alle renners zochten de uitgang. Vooral op de relatie met kopman Tom Meeusen zat ruis, wist de gespecialiseerde pers. ‘Ik kan er nog altijd niet mee lachen, maar ondertussen kan ik wel plaatsen waar die verhalen, waar niets van klopt, vandaan kwamen’, zegt een strijdbare Nys. ‘Er lopen in het cyclocross mensen rond die mij graag op mijn gezicht zien gaan. Maar dat spelletje doorzie ik. Eigenlijk moeten we in het veldrijden afspreken nooit nog vragen te beantwoorden die beginnen met “Ik heb horen zeggen dat…” Want wie zegt het? Is het wel gezegd? Weet je hoe in onze sport negen op de tien mediarelletjes beginnen? Supporters verspreiden een gerucht op de sociale media, de krant schrijft ‘uit de entourage van renner x vernemen we dat’, renner y reageert en het spel zit op de wagen.’

Laten we dan voorbij de roddel gaan, want dit is een letterlijk citaat van u: ‘Sportief is Tom Meeusen niet kopmanwaardig’, schrijft de website Veldritkrant. Hij zal het graag lezen.

SVEN NYS: Dat zeg ik nochtans om Meeusen te beschermen. Wie van Tom eist dat hij elke week in duel gaat met Wout van Aert en Mathieu van der Poel legt die jongen verwachtingen op waar hij niet aan kan voldoen. Wat Meeusen wél kan, is af en toe een mooie klassieker winnen, als hij in topvorm is en het parcours of de omstandigheden in zijn kaart spelen. Als dat hem lukt, dan is Tom een populaire, geslaagde coureur, dan is hij graag gezien bij de sponsors en zijn wij als ploeg bijzonder tevreden. Dat is wat ik van Tom verwacht, niet meer en niet minder.

Meeusen hoort bij de onfortuinlijke tussengeneratie die het eerst moest afleggen tegen u, Zdenek Stybar en Niels Albert, en nu geklopt wordt door renners die zeven jaar jonger zijn. Zijn moment is nooit gekomen.

NYS: Zo moet Tom het niet benaderen. Zijn moment is er elk jaar, als hij het wil. Door mijn komst wordt de druk onbedoeld verder opgevoerd. Men dacht: Nys komt naar Telenet-Fidea, het zullen daar allemaal klonen van hem worden. Zo werkt het natuurlijk niet.

Zou iemand met uw status niet moeten werken met de absolute top?

NYS: Als je de manager van Wout van Aert of Mathieu van der Poel bent, dan mag je het goed aanpakken of slecht, de kans is groot dat je meedoet voor de overwinning. Je kunt je fouten permitteren. Als nieuwkomer – en dat bén ik, vergeet het niet – leer ik meer vanuit een underdogpositie. Vanaf 1 januari komt Lars van der Haar bij onze ploeg en wordt het weer een nieuw verhaal. Lars staat in de pikorde onder Wout en Mathieu, maar veel is er niet nodig om die twee te verslaan. De andere twee zijn bang voor zijn sprint. Als Lars lang in het spoor van de twee groten blijft, dan ontstaat er een situatie die Wout en Mathieu liever vermijden. Ik wil zien hoe ze daarop reageren.

U was een goed renner, maar er is geen enkele garantie dat u een goeie teammanager wordt. De twee staan los van elkaar.

NYS: Dat is waar. Ik moet me nog bewijzen in een heel nieuw verhaal, en zal vandaag niet beweren dat ik de beste manager ben die er rondloopt. Maar ik heb wel de ambitie om dat te worden, stap voor stap. Ik hoop dat men mij daar de tijd voor gunt. En mocht uiteindelijk blijken dat het me niet ligt, dan zoek ik zonder rancune iets anders. Ik heb me voorgenomen om mijn vleugels uit te slaan en zal landen waar ik mij het meest thuis voel.

Dat u het team van Hans van Kasteren overnam, waar u altijd tegen gestreden hebt, is opmerkelijk. Dat is zoals Anderlecht-sterkhouder Olivier Deschacht die trainer wordt van Club Brugge.

NYS: Ik wilde in het veldrijden blijven, maar zelf iets van nul opbouwen is lastig. De beste renners liggen vast. Bij Hans kon ik een omkadering overnemen met een interessant sportief potentieel, maar het is vandaag nog niet honderd procent mijn ploeg, als je begrijpt wat ik bedoel. Je zet zo’n team niet van de ene dag op de andere naar je hand.

De ploeg van Van Kasteren had het imago van een gezellige bende, eerder gericht op groepsgeest en plezier dan op discipline. Past dat wel bij u?

NYS: De speelsheid waar zij het mee deden, heeft ook succes gehad. Ik heb daar respect voor. Plezier kan een wapen zijn. Mijn insteek is anders, ik leg de nadruk op gedrevenheid en professionalisme. Misschien komen er op termijn andere renners bij de ploeg die meer bij die filosofie passen, we zullen zien. Ik kan u wel zeggen dat ik een plan heb. Ik weet waar ik naartoe wil.

Hoe beschadigd is uw lijf na 17 jaar profsport?

NYS: Ik stap ’s ochtends uit mijn bed als een achttienjarige voor wie zijn carrière nog moet beginnen. Voor een deel is dat geluk – je kunt je heup breken door een domme val en daar een leven lang last van hebben – maar toeval is het niet. Ik was 365 dagen per jaar prof, en daar pluk ik nu de vruchten van. Ik ben nooit verdikt, en hoefde dus nooit in overdrive te gaan om me weer op niveau te trainen. Andere mensen zeggen me dat ik streng ben geweest voor mezelf, maar zo heb ik het nooit aangevoeld. Het was geen klus. Nu mijn carrière voorbij is, laat ik de teugels een beetje meer vieren, maar ook niet té. Ik eet al sneller een frietje, maar alleen als ik weet dat ik de dag erna tijd heb om het er weer af te sporten. Mijn gezondheid blijft alles voor mij.

Klopt het dat u de renners van Telenet-Fidea op training nog uit het wiel rijdt?

NYS: Als ik daar mijn kicks uit zou halen, dan was ik beter coureur gebleven. Nee, dat is een kwakkel, u mag het mijn renners vragen. Ik vind het wel belangrijk om af en toe mee te fietsen. Dan krijg je het totale verhaal van een training, beter dan dat iemand het je kan vertellen. Je ziet waar die jongens echt mee zitten. Maar hen de loef afsteken? Alsjeblieft zeg. Ik zou het niet meer kunnen. Geef mij morgen een koersbroek, zet me aan de start van een veldrit en ik maak me belachelijk.

De grootste ster staat aan de kant. Hoe vermijdt u het Thierry Henry-effect? Hoe zorgt u ervoor dat de aandacht toch naar de renners gaat?

NYS: Door minder interviews te geven, afstand te nemen en af en toe niet naar de cross te gaan. Maar daar krijg ik dan ook weer kritiek op, want ik moet bij mijn renners zijn, vindt de goegemeente. Het is niet makkelijk om goed te doen.

Is het gezond dat de uitslagen van uw veertienjarige zoon in de krant staan?

NYS: Nee, maar wat doe je eraan? Ik zou kunnen proberen hem daarvan af te schermen. Dat kost mij veel energie, en je bereikt er juist het tegenovergestelde mee: hoe meer iets verboden terrein is, hoe meer journalisten het opzoeken. Gelukkig heb ik niet het gevoel dat Thibau eronder lijdt, of dat hij de aandacht opzoekt of misbruikt. Want dan zou ik wel ingrijpen.

Heeft hij talent?

NYS: Crosstechnisch gezien wel, maar heeft hij het karakter? En de fysieke capaciteiten? Dat zal de toekomst uitwijzen. Thibau zat deze week niet op zijn fiets, en zondag is het cross: dat wordt een probleem, vrees ik. (lacht) Maar die jongen trekt zich daar niets van aan en hij heeft gelijk, want een puber mag af en toe andere interesses hebben. Als hij crosser blijft, zal hij ondervinden dat het op die manier niet werkt. Ik laat hem die fouten graag maken. En als hij iets anders zoekt, dan is dat voor mij ook goed.

Ik heb nog eens Ik, Sven Nys gelezen, de biografie die u uitbracht toen u dertig werd. Voor iemand die zo vaak won en zo veel fans had, was u eigenlijk erg onzeker. Het is meer I, Claudius

dan Ik, Jan Cremer.

NYS: Ik ben een controlefreak en had mezelf als doel gesteld om elk weekend de beste te zijn. In een sport waarin pech, vorm en toeval meespelen, kan dat hoe dan ook niet, maar daar hield de jonge Sven Nys geen rekening mee. Let goed op wat je doet, anders draait het volgende week in de soep en ontgoochel je iedereen: dat idee zat er diep in. De vrees om niet te kunnen bevestigen, werd een obsessie. Alsof ik bang was dat alles wat ik bereikt had in rook zou opgaan.

De kentering kwam in 2013, toen ik voor de tweede keer wereldkampioen werd, in Louisville. Van dan af zei ik: oké, nu heb je iets bereikt. De stempel is gedrukt, de erelijst is af. Als het voortaan minder zou worden, kunnen ze je dít toch al niet meer afpakken. Die ontspanning bracht nieuwe overwinningen met zich mee, maar het verschil was dat ik er nu met volle teugen van genoot. Nog meer zelfs toen ik op het eind niet meer de kampioen van vroeger was. Vroeger won ik dertig koersen en kon ik kwaad zijn omdat het er geen eenendertig waren. Sinds Louisville begon ik daar afstand van te nemen. Gek genoeg maakte die kwetsbaarheid me populairder dan ooit.

Vorig jaar rond deze tijd behaalde ik in Koksijde mijn laatste, en misschien wel de mooiste overwinning van mijn carrière. Ik klopte Wout van Aert, een superkampioen in de fleur van zijn leven, in een rechtstreeks duel. Het orgelpunt. Ik heb het seizoen nog afgemaakt, maar mentaal nam ik die dag afscheid van het veldrijden.

Ze vragen u vaak of u het veldrijden mist. Ik zou het willen omkeren: viel er een last van uw schouders toen u stopte?

NYS: Ik had en heb veel passie in mij, maar de drang om te winnen is weg. In die zin was mijn afscheid een bevrijding: ik voelde dat het tijd was voor iets nieuws. Wanneer mensen vragen hoe het voelt om met pensioen te zijn, moet ik lachen. Mijn leven eindigt niet, het begint pas.

Gestopte sporters zeggen soms dat het mooiste voorbij is. Voor mij niet. Nooit wil ik terug naar de jonge Sven Nys, die veel won maar zich ook veel zorgen maakte. Nee, dan voel ik me vandaag beter in mijn vel. Ik heb geen gram spijt, dat is het mooie. Uit elke fout die ik heb gemaakt, heb ik iets geleerd. En ik heb vrede met elke koers die ik heb verloren. Het is gelopen zoals het moest.

Een Britse journalist vroeg me waarom Vlamingen zo verliefd zijn op veldrijden. Wat had ik moeten antwoorden?

NYS: Dat het de perfecte mix is van topsport en volksvermaak. Eén uur spanning van start tot finish, met het publiek vlak bij de renners. Je kunt ze zelfs aanraken. Er hangt een carnavalssfeer in de cross: pintje drinken, frietje eten, schlagermuziek. En veldrijden is gezinsvriendelijk, je hoeft geen supportersgroepen uit elkaar te houden, er zijn geen politiepaarden, geen prikkeldraad. Het is een Vlaamse kermis waar iedereen beter van wordt. De organisatoren, de ploegen, de renners, de sponsors: iedereen komt er beter uit. Ook voor de fan blijft het haalbaar, want de tickets zijn goedkoop.

Ik ken een renner die het volkse deel van de sport – de feesttenten, de biertogen – ondergaat, maar er eigenlijk erg tegen opziet. Voelt u zich thuis tussen de eeuwige leut en de polonaises?

NYS: Niet echt, nee. Als ik zo’n feesttent binnenstap, zijn alle ogen op mij gericht. Dat kan benauwend aanvoelen. Als ik er anoniem tussen zou staan, dan zou het anders zijn. Maar als Sven Nys op een tafel kruipt met een pint te veel op, dan staat hij de volgende ochtend op de voorpagina’s. Dan lokt die wereld je niet. Ik heb wel altijd goed beseft dat ik alles aan mijn fans te danken heb, en ik zou hen nooit in de kou laten staan. Je moet in die feesttent staan, ook al beleef je er geen plezier aan en kost het je je frisheid.

Wie zal uw fans erven? De organisatoren waren bang voor dit eerste seizoen na Sven Nys, maar tot nu toe valt het mee.

NYS: Omdat er een mooi sportief verhaal in de plaats komt. De twee tenoren van nu zijn aantrekkelijke, aanvallende coureurs, en het is nog een België-Nederland ook. Kan niet beter. Plus: het niveau van Wout van Aert en Mathieu van der Poel is zo hoog dat de mensen het veldrijden ernstig blijven nemen. Het helpt dat ze mij hebben geklopt voor ik met pensioen ging. Stel dat ik gestopt was als onbetwiste koning van het veldrijden. Dán had de kijker kunnen vragen: wat stelt dit nog voor?

Zullen Van Aert en Van der Poel nog beter worden? De kloof tussen die twee en de rest is nu al enorm.

NYS: Ze zullen geen grote stappen meer zetten, dat kan bijna niet. Ze zullen ervaring winnen en tactisch slimmer worden, maar er loeren ook gevaren om de hoek. Jaar in jaar uit naar Ruddervoorde, Koksijde en Gavere gaan, zoals ik heb gedaan, dat is niet iedereen gegeven. Op een gegeven moment is het nieuwe eraf, en waar vind je dan je motivatie? Ik vond dat tot op de laatste dag een plezier. Hoe Wout en Mathieu ermee omgaan moeten we afwachten, maar ik snap dat ze zich afvragen of ze een nieuwe uitdaging op de weg moeten zoeken.

Bestaat het gevaar dat veldrijden een jongerensport wordt? Een opstap naar het wegwielrennen, zoals bij Zdenek Stybar en Lars Boom?

NYS: Dat zou ik slecht vinden voor het imago van de cross. Onze sport is veel te mooi om tweede keus te zijn. Ze zullen het nooit hardop zeggen, maar ik garandeer dat de mannen die overstapten af en toe denken: was ik niet beter veldrijder gebleven? Stel dat alles meezit, en je wint een klassieker op de weg, dan ben je één van de vele winnaars. Wat ik tijdens mijn vijftien jaar in de cross heb verwezenlijkt, lijkt mij mooier.

Uw carrière weegt zwaarder dan die van Johan Vansummeren, die één keer Parijs-Roubaix won?

NYS: Met alle respect, maar ik vind van wel. Ik ben blij dat ik af en toe een zijstap kon maken en dat ik uit eerste hand weet hoe het er op de Olympische Spelen toegaat. Maar mijn basis, het cyclocross, heb ik nooit verloochend.

Uit dopingzaken in het wegwielrennen weten we dat er minstens tot in 2007 veel kon zonder betrapt te worden. Is het veldrijden daar dan helemaal aan ontsnapt?

NYS: We hebben een aantal kleinere affaires gehad, maar niets fundamenteels. Gelukkig, een grote dopingzaak in onze kleine sport had verschrikkelijke gevolgen kunnen hebben. Ik heb gebeden dat we daarvan gespaard zouden blijven. Of er werkelijk nooit iets gebeurd is, kan ik niet zeggen. Ik heb geen bewijzen, en ik verdenk niemand maar je moet niet naïef zijn: waar geld te verdienen valt, zullen mensen dingen doen die het daglicht niet verdragen. Ik kan me voorstellen dat mijn concurrenten mij ook weleens verdacht hebben.

Onder het motto: ‘Hij is zo dominant, die moet wel pakken’?

NYS: Zoiets, ja. Je kunt je daar niet tegen verweren. Ik vond dat ook niet erg. Laat ze maar praten.

Ook de vroegere Rabobank-ploeg, waar u uw eerste successen boekte, kwam in opspraak.

NYS: Als veldrijder stond ik binnen Rabobank een beetje apart, ook al reed ik af en toe mee met het wegteam. Ik kan alleen maar zeggen dat ik daar altijd goed en correct begeleid ben geweest. Ik schrok van wat er naderhand naar buiten kwam, maar ik heb nooit iets verdachts gezien. Als je er zelf niet om vraagt, houden ze je daar ook buiten, blijkbaar.

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO JELLE VERMEERSCH

‘Geef mij morgen een koersbroek, zet me aan de start van een veldrit en ik maak me belachelijk.’

‘Ik snap dat Van Aert en Van der Poel zich afvragen of ze een nieuwe uitdaging op de weg moeten zoeken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content