Ook voor de wielerklassieker Luik-Bastenaken-Luik neemt ploegleider Patrick Lefevere weer plaats achter zijn tactisch schaakbord en schuift naar believen met zijn pionnen. Frank Vandenbroucke wordt gegarandeerd het koningsstuk van de ploeg van Quick. Step-Davitamon.
Tien jaar als ploegleider en manager hebben Patrick Lefevere een aura van onaantastbaarheid bezorgd. De West-Vlaming dondert met zijn wielerploeg Quick. Step-Davitamon als een tornado door het seizoen en zuigt alle publiciteit naar zich toe – zelfs als het net naast de overwinning grijpt of helemaal de mist ingaat zoals in Parijs-Roubaix. Dit verschijnsel moet zondag in Luik-Bastenaken-Luik een verlengstuk krijgen. Het parcours over de stekelige Ardense hellingen past als gegoten bij de kwaliteiten van Paolo Bettini, de fragiel ogende Italiaan die als de beste eendagsrenner van dit moment geldt en de oudste Belgische klassieker al twee keer op zijn erelijst gooide. Helaas, Bettini, geblesseerd, moet forfait geven. Dus krijgt de in de Ronde van Vlaanderen herboren Frank Vandenbroucke voluit de kans om verder aan zijn verrijzenis te werken.
Na twee minder succesvolle jaren bij Domo zijn de triomfen van Quick. Step-Davitamon een bevrijding voor Patrick Lefevere. ‘Als ik niet kan meedoen voor de overwinning lijd ik heel erg’, bekent hij. Lefevere (48) heeft de nieuwe ploeg eigenhandig gevormd. Dat gebeurde de voorbije winter vaak met de nodige beroering. Velen plaatsten plots kanttekeningen bij de competentie van de manager. Maar Lefevere legt dat allemaal naast zich neer met de onkreukbaarheid van een man die rotsvast in zichzelf gelooft. ‘De winnaar heeft in de sport altijd gelijk’, declameert hij. Zo schuift hij ook aan voor dit interview: rustig en zelfverzekerd. Lefevere wist zichzelf altijd al goed te verkopen. Ook al zegt hij dat hij van nature uit niet veel praat en thuis vaak in zwijgen vervalt. ‘Het is mijn manier om te recupereren’, beweert hij.
PATRICK LEFEVERE: De enige leemte van deze ploeg is dat we op Richard Virenque na over geen ronderenners beschikken. Daarom heb ik eerst onderhandeld met de Italiaan Stefano Garzelli, maar die brak zijn woord. Het probleem is dat er rond al die toprenners steeds meer managers cirkelen en dat er daardoor steeds meer rond de pot wordt gedraaid. We waren ook een tijdje bezig met de Spanjaard Aitor Gonzales , maar toen die de Vuelta won, schoot de prijs pijlsnel de hoogte in. Bovendien bleek hij een document te hebben getekend bij de ploeg van Mario Cipollini. Bij de internationale wielerfederatie UCI zeiden ze dat we van Gonzales moesten afblijven, want voor hen was dat contract geldig. Maar drie weken later tekende hij wel voor Fasso Bortolo, een andere ploeg. Dat begrijp ik niet goed. Je volgt het advies van de UCI en plots blijkt hij toch van ploeg te kunnen veranderen.
U bent anders ook niet bang om renners die nog onder contract staan aan te trekken. Zoals met Tom Boonen bleek.
LEFEVERE: Toen de manager van Boonen me in augustus zei dat er bij US Postal wat problemen waren omdat bepaalde beloftes niet werden nagekomen en me vroeg of ik geïnteresseerd zou zijn mocht hij vrijkomen, heb ik bevestigend geantwoord. Maar ik heb eraan toegevoegd dat ik geen miserie wilde om hem vrij te krijgen. Terwijl ik me net heel afzijdig hield, werd de conclusie getrokken dat ik het wilde forceren. Ik zei zelfs tegen Boonen: als je nu niet komt, dan maar volgend jaar. Maar Tom dreef zijn wil door. Ik kan de frustratie van iemand als adjunct-ploegleider Dirk Demol begrijpen, al valt de ploeg van US Postal natuurlijk niet met Boonen, maar wel met Lance Armstrong. Ik denk dan ook niet dat ploegleider Johan Bruyneel wakker heeft gelegen van deze affaire. Alleen: US Postal heeft een cosponsor, Berry Floor, die een concurrent is van Quick. Step. Beide bedrijven liggen zelfs in proces met mekaar. Dat speelt natuurlijk mee. Maar wij zijn natuurlijk blij met Boonen. Want het gaat erom dat je renners neemt met kwaliteiten, maar ook met een publicitaire uitstraling. Dan zit je met Boonen natuurlijk goed. Bovendien past Tom bij mijn filosofie. Ik heb graag dat er agressief wordt gekoerst.
Toch lag die overgang gevoelig. Toen Eddy Merckx zei dat renners hun contract moeten uitdienen en refereerde aan Boonen riep u: Merckx deed dat ook niet toen hij van Solo-Superia naar Peugeot overstapte. Achteraf bleek dat niet te kloppen.
LEFEVERE: In zulke momenten denk ik: controleer eerst iets voor je wat begint te roepen.
Doet u dat soort ondoordachte uitspraken niet meer dan vroeger?
LEFEVERE: Waarom zou dat niet mogen? Zoveel journalisten schrijven dingen die niet waar zijn. Roger De Vlaeminck wordt iedere week door de kranten opgevoerd om het tegenovergestelde te zeggen van anderen. Als zij dat spelletje graag spelen, dan mag ik dat toch ook doen. Los daarvan: ik lig niet wakker van al die verklaringen.
Want uw ploeg doet het uitstekend.
LEFEVERE: Ik denk dat we de juiste keuze maakten: ervaren renners aangevuld met jongeren. Ik wilde graag Paolo Bettini in de ploeg. Die wordt al jaren onderschat. Ik zag dat al toen hij knecht was van Michele Bartoli en soms beter reed dan zijn kopman. Alleen duldt een kopman natuurlijk niet dat een helper boven hem uitsteekt.
Ook het vertrouwen in Frank Vandenbroucke was onvoorwaardelijk.
LEFEVERE: Omdat iedereen in de ploeg wist wat hij er voor deed. Natuurlijk is hij uit de bocht gegaan toen hij dronken werd tegengehouden. Maar iedereen heeft de media ontdekt, dus ook justitie. Als er iets gebeurt, worden mensen getipt. Vroeger kwamen die dingen ook voor, maar werd er alles aan gedaan om dat uit de kranten te houden. Nu ijvert iedereen om dat zo groot mogelijk uit te smeren.
Maar Vandenbroucke moet daarmee wel kunnen omgaan.
LEFEVERE: Toch vraag ik me af waar we mee bezig zijn. Als de scheiding van Patrick Goots interessanter wordt dan een sportief verhaal over de wedstrijd tussen Anderlecht en Antwerp. Als de ene dag geschreven wordt dat Danny Boffin gaat scheiden en zijn Porsche moet verkopen en ’s anderendaags in de krant staat dat dit toch niet waar is. Ik kan het echt niet meer volgen.
Vandenbroucke blijft een complex geval.
LEFEVERE: Hij weegt op de ploeg, dat moet ik toegeven. Hij heeft meer aandacht nodig dan anderen, meer zorg. Problemen met de knie: dan moet kinesist Lieven Maesschalk komen. Je moet er enorm mee bezig zijn. Ik ben blij dat hij al zo ver staat. Want eigenlijk ontbreekt het hem nog altijd aan competitieritme.
Het moet voor u niet gemakkelijk geweest zijn om geloofwaardig te blijven na de misstappen van Vandenbroucke.
LEFEVERE: Nee, maar ze zouden toch een beetje onderscheid moeten maken. Neem nu die zaak van Jan Ullrich. Dat vond ik belachelijk. Hij is geopereerd aan de knie, revalideert, gaat uit met vrienden, ze stoppen hem wat in de hand, hij pakt het, achteraf blijkt er amfetamine in te zitten. Ze komen controle doen en hij is positief. Iedereen weet dat hij uit competitie is. Denk je dat jonge renners die na een koers al eens een discotheek induiken, nooit iets toegestopt krijgen? Ik vind dat ze Ullrich nooit hadden mogen schorsen. En zeker geen negen maanden.
Bij Vandenbroucke thuis werd doping gevonden: dat zijn wél harde feiten.
LEFEVERE: Wij zijn ervan overtuigd dat hij de waarheid sprak en dat hij die producten niet meer gebruikte. Dat is nog iets bij hem. Hij laat dingen liggen: lege verpakkingen, volle verpakkingen, het slingert maar in het rond. Dat maakt deel uit van zijn nonchalance. Hij is ook altijd een kous of een beenstuk kwijt, of heeft zijn helm vergeten.
Het zal Johan Museeuw niet overkomen.
LEFEVERE: Ik vind nog altijd dat Museeuw veel te weinig respect krijgt voor wat hij presteert. Er wordt vaak gezegd: hij is de beste, maar de concurrentie is minder dan vroeger. Daar ga ik niet mee akkoord. Vroeger kwamen altijd dezelfde vijftien renners in de finale. Wie als knecht mee in een kopgroep zat, werd bij wijze van spreken ontslagen. In mijn tijd waren helpers er vooral om de kopman de kans te geven aan hun broek te hangen. Ik heb zo in Milaan-Sanremo eens tweehonderd kilometer gereden met Patrick Sercu aan mijn broek. Toen kwam hij ten val en was ik plots vrij. Ik herinner me dat ik als derde de Poggio opklauterde. Plots kreeg ik een smak aan mijn trui: Ferdi Van den Haute. Die was meer beschermd dan ik en riep: wat doe jij nu? Ik denk dat ik toen 56e eindigde. En Van den Haute 55e.
Museeuw is veranderd na zijn valpartij.
LEFEVERE: Sinds hij op zijn hoofd is gevallen wel, ja. Een schedeltrauma werkt in op het karakter. Johan is spontaner geworden. Hij staat ook meer op zijn strepen. Natuurlijk was ik niet gelukkig met zijn verzuurde relatie met de pers. Van de andere kant is het voor de renners ook niet altijd even gemakkelijk. Als madame Clijsters naar België komt, zegt ze: ik geef geen individuele persconferenties. Ze staat de pers één keer te woord, iedereen samen, er mogen twintig vragen gesteld worden. Achteraf zegt iedereen: Clijsters, formidabel, we hebben er een halfuur mee gepraat. Maar als Museeuw voor de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix niet met iedereen exclusief wil spreken, is hij niet communicatief.
Hoe moeilijk was het om na die gouden jaren bij Mapei de voorbije twee jaar met Domo iets minder te presteren?
LEFEVERE: Ik heb vaak geleden. Ik schaak graag in een wedstrijd. Maar als je geen pionnen hebt, is dat moeilijk. Mijn probleem was dat ik over geen middenveld beschikte. Dan moet je bijsturen. Ik verdedig altijd mijn renners. Maar als ik de balans opmaak, ben ik keihard. Ik heb er geen problemen mee een renner te ontslaan. De renners beginnen dan van alles te roepen. Dat trek ik me niet aan.
Sommige renners kunnen uw bloed drinken. Robbie McEwen bijvoorbeeld. Of Max van Heeswijk die zegt: Lefevere maakt en kraakt renners.
LEFEVERE: Van Heeswijk heeft veel talent. Maar het is een zachtgekookt ei, hij is niet hard genoeg voor zichzelf. Vorig jaar sukkelde hij met een depressie: thuis ruzie met zijn ouders en zo. Je probeert hem nog te helpen, maar het ging niet. Maar later gaan ze wel van alles over je roepen. McEwen is nog zo’n geval. Ik kan je een hele lijst geven van renners: geef ze tien miljoen frank en ze presteren niet. Als je geduld na twee jaar op is en ze in extremis nog een ploeg vinden die twee miljoen frank betaalt, dan verandert dat. Ze worden opgenaaid, want hun vrouw is zwanger, ze zijn een huis aan het bouwen en ze moeten terug naar Australië zonder werk. Plots worden ze dan wakker. Dan blijken die vier kilo die ze altijd te veel met zich meesleepten weg te zijn, dan presteren ze plots. En dan roepen ze: zie je wel dat Lefevere ongelijk had. Ik wil daar niet op reageren want vroeg of laat vallen ze toch weer in hun oude gebruiken. McEwen kwam bij mij toen ik de ploeg van Domo opstartte. Ik moest zijn contract van cosponsor Farm Frites overnemen. Hij zei: die bende van Farm Frites, ik ben blij dat ik daarvan verlost ben, dat ik niet meer met Peter Van Petegem en zijn mannen moet rijden. Maar nu rijdt hij weer met die bende. McEwen moet zich niet negatief over mij uitlaten. De ploeg werd gemaakt door de sportdirecteurs, Marc Sergeant en Hendrik Redant. Alleen kan hij die nu moeilijk gaan bekladden. Want hij werkt met hen bij Lotto-Domo.
Twee en een half jaar geleden werd u aan darmkanker geopereerd. Toen zei u: ik ga meer relativeren en me niet meer zo snel druk maken.
LEFEVERE: Ik relativeer meer voor mezelf. Ik ben blij dat ik er nog ben. Ze gaven me slechts twintig procent kans om te overleven. Uiteindelijk hebben ze die tumor maar ontdekt na een hartonderzoek. Toen ze me vertelden dat ik kanker had, verviel ik geen moment in paniek. Ik wilde meteen geopereerd worden, ik hoefde geen second opinion. Het enige lastige moment was de avond voor de operatie, toen ik afscheid nam van mijn kinderen. Ik wist niet of ik ze nog ging terugzien. Ik heb me nadien voorgenomen om meer vakantie te nemen, maar ik constateer dat het niet gemakkelijk is om het werk los te laten. Je blijft tenslotte verantwoordelijk voor 42 families. En ik voel me veel beter dan vroeger.
Meer dan ooit lijkt u onbewogen te blijven bij alles wat over u wordt verteld.
LEFEVERE: Ik zit tien jaar in het vak. Ik denk dat ik iets gepresteerd heb, ze mogen altijd proberen om me dat na te doen. Wat moet ik met mensen die denken een mening over mij te moeten verkondigen? Zo’n Eric Vanderaerden bijvoorbeeld, die er zich over verbaast dat ik hem niet als ploegleider binnenhaal. Hij zegt dat ik hem een job had beloofd, maar dat is pertinent onwaar. Ik heb hem duidelijk gezegd dat er geen plaats voor hem was. Daar had ik mijn redenen voor. Ik had me bij Mapei geïnformeerd over Vanderaerden. Welnu, ze waren niet tevreden over hem, ze zaten daar echt niet op hem te wachten. Onvoorstelbaar wat er allemaal wordt rondgebazuind.
Op een moment hoor ik: Lefevere wil niet met Tom Steels praten, zelfs niet als die een stuk van zijn prijs afdoet. Maar ik heb twee keer met Steels getelefoneerd. Hij zei dat hij liever had dat ik met Dirk Baert sprak. Ik vind Baert geen goeie manager, maar als ik met hem moet spreken, dan doe ik dat. Ik bel Baert, hij zegt: je kent Leen, de vrouw van Steels, zij zegt dat ze de lotto hebben gewonnen en het ticket niet willen afgeven. Ze had het over Steels’ contract bij Mapei. Baert vraagt me terloops of ik geïnteresseerd ben in Fabien Dewaele. Daar wilde ik best over praten. Hij zou me terugbellen, maar ik hoorde een volle maand niets. Dan telefoneerde Ferdi Van den Haute. Of ik Dewaele wilde. Ik vroeg hem: waarom bel je niet nóg een maand later? Zo gaat dat dus tegenwoordig. Mensen willen geen nee horen, ze bellen liever drie keer terug. En dan zeggen ze: ze hebben me aan het lijntje gehouden. Maar ik zeg meteen waar het op staat.
Bent u tevreden dat u voor Quick. Step-Davitamon opteerde en niet voor Lotto-Domo?
LEFEVERE: Natuurlijk. Ook al heb ik graag voor Domo gewerkt. Maar ik wilde me niet laten tackelen door mensen die me niet eens tot de knieën reiken. Tijdens de Tour werden achter mijn rug vergaderingen gehouden met renners en kaderleden van Lotto. Dat kan voor mij niet door de beugel. En als er voor die vergadering gezegd wordt wat er over mij gezegd moet worden, dan houdt het voor mij helemaal op.
Wat hadden ze tegen u?
LEFEVERE: Als je schrik hebt van iemand, probeer je die met alle mogelijke middelen eruit te houden. Dat is natuurlijk geen teken van sterkte.
U hebt het over Christophe Sercu, manager bij Lotto-Domo.
LEFEVERE: Die bedoel ik, ja. Die zit dan tijdens de winter in de problemen omdat hij één miljoen euro tekortkomt. Terwijl hij de helft van de ploeg dankzij mij heeft. Dat politiek gemanoeuvreer ligt me niet. Mensen ergens neerzetten en ze dan beschermen, dat is niets voor mij. Ik heb een lijn en daar wijk ik niet van af. Anders stop ik er liever mee.
Jacques Sys
‘In de krant staan zoveel dingen die niet waar zijn. Dus doe ik mee aan dat spelletje.’
‘Ze gaven me twintig procent kans om te overleven. Ik ben blij dat ik er nog ben.’