Bij de dood van Patrick De Spiegelaere.
O nly The Good Die Young. Patrick De Spiegelaere, die vorige week op 45-jarige leeftijd onverwacht overleed, behoorde tot de beste Belgische persfotografen. Hij begon zijn carrière bij het dagblad De Morgen en was sinds 1994 de huisfotograaf van Knack. Die overstap had, behalve met persoonlijke vriendschappen, te maken met de aard van het beestje: Patrick was niet echt een nieuwsfotograaf. Op druk bezochte persconferenties stond hij altijd een beetje bezijden de fotografenmeute en, hoewel hij er het postuur voor had, was hij niet iemand om voor te dringen. Patrick bekeek de dingen graag van de zijkant. Ooit maakte hij een legendarische foto van Wilfried Martens die tijdens de openingsceremonie van het autosalon zijn aandacht niet bij de les kan houden en naar de ravissante Miss Rusland staat te loensen. Dat soort details ontging Patrick niet. Het beeld dat hij meebracht van de fluwelen revolutie in Praag was de gigantische, op een gevel geprojecteerde schaduw van het ruiterstandbeeld van koning Wenceslas. Meer moest dat niet zijn.
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Het leven leek voor Patrick wel een kinderspel. Harry Mulisch ontvouwde ooit de theorie dat alle mensen een absolute leeftijd hebben: sommige mensen worden oud geboren, anderen blijven eeuwig twaalf, of zestien. Patrick bleef zijn leven lang een groot kind, dat de gave van de verwondering bewaard had. En daarom zag hij wat andere mensen niet zagen.
Hij was een briljante portretfotograaf. De mensen die hij portretteerde liet hij weliswaar poseren, maar zijn foto’s maakten nooit een geposeerde indruk. Patrick was namelijk – er is geen ander woord voor – zo ontwapenend dat niemand die in zijn lens keek de pose langer dan twee seconden kon volhouden. Hugo Claus niet, Guy Verhofstadt niet, Raymond van het Groenewoud niet. Hoe vaak zaten we niet te antichambreren voor een interview. Dan keek Patrick eens rond, zag ergens een lichtval of een keukenstoel, en dan wist hij al precies waar en hoe hij na afloop van het interview zijn foto zou maken: ‘Ik heb al een beeld in mijn hoofd’, zei hij dan.
Patrick maakte geen foto’s maar ‘beelden’. Die beelden zaten in zijn hoofd, en om ze vorm te geven gebruikte hij stukjes werkelijkheid. Dat konden mensen zijn, maar ook landschappen – liefst lege landschappen. Op veel van zijn landschapsfoto’s wordt er flink geregend en als er al een levende ziel op te bespeuren valt, is het een scharminkel van een hond of van een paard. Fotografen, zo wil het cliché, zijn gemankeerde schilders: faux peintre, faux photographe. Maar al waren compositie en lijnenspel bij Patrick even belangrijk als bij de door hem zo zeer bewonderde Léon Spilliaert, met schilderkunst had hij niets van doen en hij had een broertje dood aan effectbejag.
Herman de Coninck heeft daar, kort voor zijn dood in 1997, nog een gedicht over gemaakt.
Kleurenfoto’s van Patrick de Spiegelaere:
zeegezichten. Ik vraag hem naar zijn trucs.
Geen, zegt hij. Wachten tot tien uur ’s avonds,
dan krijg je dit soort licht.
Wachten tot je vijftigste.
Dan krijg je dit soort gedicht.
En in zijn essay Intimiteit onder de melkweg schreef De Coninck dat poëzie en fotografie vergelijkbare dingen zijn. ‘Een roman en een film gaan over concrete personages in een concreet land, over Paul en Marie, in 1970, in Brussel. Poëzie en fotografie gaan over iedereen, altijd, overal. Ze abstraheren ze, veralgemenen ze, maken ze tijdloos. Journaalbeelden van oorlog gaan over deze ene oorlog. Een goede oorlogsfoto kan over vijfentwintig oorlogen gaan, vat ze allemaal samen in één beeld.’
In die zin was Patrick ook een dichter: de foto’s die hij de voorbije jaren in Afrika en Latijns-Amerika maakte in opdracht van Vredeseilanden tonen inderdaad de gestolde tijd, terwijl hij tegelijkertijd de valkuil wist te vermijden van wat de documentairemaker Joris Ivens ooit exotic dirt noemde. Armoede, gezien door de zonnebril van een toerist of de lens van een fotograaf dreigt algauw iets pittoresks te krijgen. Niet bij Patrick De Spiegelaere.
Patrick werkte hard – te hard. Zeven opdrachten en duizend kilometer per dag was niet ongewoon. Behalve voor Knack en voor Vredeseilanden maakte hij ook nog foto’s voor Vacature, De Tijd en een aantal theatergezelschappen. En dan was er natuurlijk nog zijn grote project om alle hoofdsteden van de Europese Unie te fotograferen dat nu eeuwig onvoltooid zal blijven. Maar zoals de onvoltooide van Beethoven ook weleens wordt uitgevoerd, moet iemand daar nu toch een fotoboek en een tentoonstelling van maken.
Patrick wordt zaterdag in zijn woonplaats Maldegem ten grave gedragen. Hij laat een vrouw en drie kinderen achter. De redactie van Knack deelt in hun verslagenheid.
DOOR PIET PIRYNS