Staat de politiek nog in het teken van het algemeen belang? En waarom is er zulk groot wantrouwen tegen de vertegenwoordigers van het volk? In Wedervaren van een cabinetard klaagt econoom, filosoof en voormalig topambtenaar Rudy Aernoudt aan de hand van zijn persoonlijke ervaringen het machtsmisbruik inde politiek aan – met als doel de democratie in ere te herstellen.

Vanuit mijn liefde voor het algemeen belang had ik een droom: de meest efficiënte administratie van Vlaanderen uitbouwen. Vroegere medewerkers op het kabinet die ambtenaar waren, kwamen terug naar de administratie om met mij te werken. Ook mijn schitterende secretaresse nam ik mee. Ik maakte met hen een deal. Wij zouden een voorbeeldadministratie worden en aantonen dat het anders kon.

In mijn maidenspeech kondigde ik aan dat ik de prikklok zou afschaffen. De prikklok meet immers alleen de aanwezigheid op kantoor. Ik wilde de efficiëntie meten. De prikklok zou worden vervangen door een balance scored card, liet ik weten.

Toen ik pas was aangesteld, hingen overal affiches in de openbare gebouwen: Weg met Aernoudt. Na diverse onderhandelingen met de vakbond kwamen wij tot een compromis. De prikplicht werd afgeschaft, maar mensen die de prikklok absoluut wilden behouden konden dat. Tachtig procent van mijn mensen stopte met prikken. Veel andere administraties volgden ons voorbeeld.

Hoewel mijn departement Economie, Wetenschappen en Innovatie heette, was niemand al ooit in contact geweest met ondernemingen. Ik voerde dus een uitwisselingsprogramma in waarbij ambtenaren stage konden lopen bij ondernemingen. Er waren onmiddellijk twaalf geïnteresseerden die bij diverse bedrijven tijdelijk aan de slag gingen.

Het departement kreeg een nieuwe look. We lanceerden de EWI-review en creëerden een platte structuur. Medewerkers hadden toegang tot de secretaris-generaal en schreven bij mijn ontslag een open brief dat zij mij terug wilden, die zij publiceerden in alle kranten. Schitterend en gedurfd initiatief. De meeste medewerkers gingen immers mee in het dynamiseringsproject. We promootten telewerk, maar omdat veel ambtenaren telefonisch niet bereikbaar waren, kregen ze allemaal een gsm cadeau voor hun Nieuwjaar. Ik deed dat met een budget dat voorheen enkel diende om de top van de administratie met cadeautjes te overladen. In plaats van een exclusief weekend voor de top, nodigde ik al mijn medewerkers uit op een vrijdag in het casino van Oostende. Er kwam zelfs een theatergroep aan te pas die sketches opvoerde over het thema ‘een klantvriendelijke ambtenarij’.

Ik heb trouwens bij de ambtenarij parels van mensen ontmoet die alle clichés over ambtenaren ontkrachten. Zij waren gemotiveerd om ons project te voltooien.

Maar ik was een doorn in het oog van het kabinet [van toenmalig Vlaams minister van Economie, Wetenschap, Innovatie, Ondernemen en Buitenlandse Handel Fientje Moerman (Open VLD), nvdr] dat minder kon foefelen. Ook binnen de administratie ging een beperkte minderheid dwars liggen. Een Open VLD’er, langdurig ziek omdat hij zijn benoeming van mij niet kreeg die hem politiek was beloofd (in een administratie kan men 660 werkdagen ziek zijn zonder één euro te verliezen), moest in opdracht van het kabinet feiten opsnorren die tegen mij konden worden gebruikt. Zodra ik was ontslagen, kon hij zijn judaspenningen opstrijken in de vorm van de politiek beloofde benoeming.

Tijdens de paasvakantie trok ik op uitnodiging van de Amerikaanse regering twee weken door Amerika om er het innovatiebeleid te bestuderen. De missie kostte geen exorbitante bedragen, zoals de missie naar Amerika die ik had geweigerd te financieren voor mijn minister, maar was betaald door de Amerikaanse overheid in het kader van een programma waarmee ze invloedrijke mensen op een originele manier kennis van de Amerikaanse cultuur wil bijbrengen.

De pragmatische aanpak van de Amerikanen stond in schril contrast met onze provincialistische mentaliteit en inspireerde mij tot het boek Brussel, kind van de rekening dat ik in het vliegtuig begon te schrijven. Blijkbaar heb ik iets met vliegtuigen en luchthavens, want ook met dit boek werd een aanvang genomen toen ik de nacht moest doorbrengen op de luchthaven van Tripoli. Ook Karel Van Eetveldt, de baas van Unizo, was een gedeelte van de tijd van mijn trip naar Amerika bij mij. Ook hij was uitgenodigd door de Amerikaanse overheid. Ik vertelde hem in vertrouwen wat ik allemaal meemaakte. Ik vermoed dat hij mijn verhaal, althans een gedeelte ervan, ook aan de minister-president heeft verteld.

Ik kwam dinsdag terug. Het politieke werk werd hervat op maandag. Het kabinet van de minister nam maandagmorgen contact met mijn medewerker. De minister zou ’s middags haar administratie bezoeken. Ze wist dat ik er niet was en vond dat blijkbaar het goede moment om met haar lakeien een bezoek te brengen. Het zou haar eerste en enige bezoek aan de administratie worden. Een minister gaat immers zelden naar de administratie. Mijn medewerkers vertelden dat het gezelschap blijkbaar mijn spartaans ingerichte bureau zeer mooi vond, want er werden diverse foto’s van gemaakt.

Kort daarop ontving ik (per vergissing) een kopie van een e-mail van een zeer invloedrijke Vlaamse journalist. Leterme en co, stelde de e-mail, krijgen het op hun heupen van de secretaris-generaal die eigen ideeën heeft, een eigen website en die bovendien ‘goed bestuur’ au sérieux neemt.

EEN HALVE LITER MEER

De interne audit werd op mij afgestuurd in een eerste poging om mij te ontslaan. Vier mannen in zwarte pakken onder leiding van een door de Open VLD benoemde ambtenaar waren wekenlang bezig om alles ondersteboven te keren. Ze vonden enkel dat mijn Audi A6 meer verbruikte dan in de catalogus was voorzien. Ze belden Frankfurt: ‘Hier interne audit Vlaanderen. Is het mogelijk dat een Audi A6 een halve liter meer verbruikt dan in de catalogus is voorzien, bitte?’ Ze zullen nogal gelachen hebben bij Audi. Dat mijn chauffeur uren in de auto wachtte, met verwarming, en dat we allebei een pittige rijstijl hadden, vond de interne audit nadien een plausibele verklaring.

Het lijvige rapport heb ik zelf nooit gezien, alleen enkele extracten kon ik lezen in de krant. Het werd wel ostentatief verspreid in het parlement na mijn ontslag – toen mijn minister naar de reden van mijn ontslag werd gevraagd – hoewel het niet als officiële reden werd ingeroepen. Mieke Vogels reageerde kordaat voor de televisie: ‘Je mag je nestbevuilerrapport houden’, sneerde ze naar Moerman. Ik was ontslagen en nog probeerde men mijn reputatie verder aan te tasten.

Ook de tweede poging mislukte. De minister evalueerde mij en zei dat ik incompetent was op het vlak van economie en innovatie. Zeer geloofwaardig voor de laureaat van het examen voor economie die ook door haar tot tweemaal toe als vakkabinetschef was verkozen. De externe evaluator verontschuldigde zich dat hij alleen had genoteerd wat de minster had gedicteerd. Ik stel voor dat we in de toekomst die evaluatoren vermijden, want hun gage is nogal aan de hoge kant voor een loutere secretariaatsfunctie. Mijn medewerkers vonden echter dat ik na vier maanden al heel wat van de doelstellingen had gerealiseerd. Daardoor was ook de tweede poging mislukt.

Derde poging. Nu moest worden gezocht naar de grote middelen. Een advocaat, Patrick Devers, werd aangesteld zonder enige procedure. Hij moest uitzoeken welke feiten juridisch tegen mij konden worden gebruikt. Ik kende het scenario. Zoals eerder gezegd was hij ingezet om Koen Allaert, de baas van het agentschap Flanders Investment and Trade (FIT), te ontslaan. Alleen wanneer bleek dat de ontslagvergoeding te royaal was, liet men hem zitten. De vriendin van de minister, die hem zou opvolgen, moest vrede nemen met de functie van adjunct-directeur-generaal,in afwachting. Om haar die functie te kunnen geven, werd beslist om in alle administraties van meer dan vierhonderd mensen zo’n functie te creëren. Andere partijen konden zo ook hun mannetjes benoemen, en gingen vanzelfsprekend onmiddellijk akkoord. Een zet van Rutten waar alleen de belastingbetaler niet beter van wordt, maar wie kan dat wat schelen?

Voor mij liep de zaak anders af. Zes maanden intens speurwerk leverden niets op. Op de deadline van het openbaar maken van het ombudsrapport moest snel worden gehandeld. Een artikel in Le Soir – waarin ik zei dat men in Vlaanderen structurencreëerde die men niet nodig had louter om postjes te creëren – deed mij de das om. Sindsdien bevestigden heel wat officiële rapporten mijn stelling. De werkgroep onder Luc Soete die het innovatiebeleid evalueerde, kwam tot de conclusie dat er overbodige structuren zijn. Ook het IWT en de adviesraad voor wetenschapsbeleid trokken die conclusie.

De tweede officiële reden van mijn ontslag was de website die de optimistenbond had gelanceerd. Die riep op dat Aernoudt premier zou moeten worden. Ik had mij daartegen moeten verzetten. Eerlijk, ik heb er geen minuut aan gedacht om mij daartegen te verzetten.

NAAKTZWEMMEN IN OOSTENDE

Twee drogredenen leidden tot mijn ontslag. Individueel en collectief machtsmisbruik van de zuiverste vorm noem ik dat. Ik werd op de hoogte gebracht via een journalist op donderdag, de dag voor de beslissing. Ze gaan u ontslaan, zei de gezaghebbende journalist. Vrijdag 14 september werd het ontslag bekrachtigd. Ik kreeg in de namiddag een aantal sms’jes van vrienden: ‘Is het waar dat je ontslagen bent? Ik heb het gehoord op een bijeenkomst in Leuven.’ ‘Ik weet van niets’, zei ik. Ik kreeg van dezelfde persoon even later een nieuw bericht: ‘Nee, het zal niet waar zijn want Patricia (Ceysens) is hier ook (op een bijeenkomst in Leuven) en ze weet ook van niets.’

Vrijdagavond stond mijn telefoon niet stil. Het was partijbijeenkomst in Oostende. Naaktzwemmen na de vergadering is er een van de klassiekers. Dit jaar was de sfeer echter anders. Vele VLD’ers gingen niet akkoord met mijn ontslag. Ze stuurden mij een sms om hun medeleven te betuigen. Ze wisten van niets, zeiden ze. Nadien bleek inderdaad dat, buiten de Vlaamse Open VLD-ministers, waarbij de viceminister-president de baas is van de twee anderen (Marino Keulen en Dirk Van Mechelen), niemand in de Open VLD op de hoogte was van de manoeuvres en van mijn ontslag dat die morgen in de Vlaamse ministerraad was beslist. Dat ik bovendien zou worden opgevolgd door een CD&V’er, waardoor een belangrijke Open VLD-post naar de CD&V ging, zal vermoedelijk ook bij velen niet in de smaak zijn gevallen. Blijkbaar was geen enkele prijs te hoog. Het was dus alweer eens hommeles die avond in het Andromeda in Oostende. Maar na de peripetieën van de laatste jaren werd zoveel mogelijk geprobeerd dit binnenskamers te houden.

Ik wist officieel nog altijd niets, maar kon nu wel vermoeden dat het waar was. Ik voelde mij als iemand van wie het doodsbericht in de krant staat, maar die zelf nog niet weet dat hij gestorven is. Pas zaterdagmorgen zag ik de ontslagbrief die de deurwaarder vrijdagavond laat in mijn brievenbus had achtergelaten. Die avond was ik niet thuis want ik gaf een speech in Charleroi over Wallonie – Flandre, je t’aime moi non plus.

En zondag zat ik bij RTL-televisie over hetzelfde thema te praten. Niemand wist het. Aan de uitgang sprak ik met Luc Van den Brande en Jean-Marie Dedecker, die beiden ook in het programma zaten. Consternatie alom, dat kon niet, zeiden ze beiden. Van Luc heb ik niets meer gehoord, Jean-Marie heeft mij door dik en dun verdedigd, waarvoor ik hem nog altijd dankbaar ben. Ook Mieke Vogels nam het voor mij op. En zelfs het Vlaams Belang, waarmee ik helemaal niet het ideeëngoed deel over de toekomst van België, verdedigde mij door dik en dun in het parlement. Maar in een meerderheidsstelsel waar alle klassieke partijen aan de macht zijn, wordt de oppositie niet au sérieux genomen.

Op weg naar Francorchamps belde ik mijn secretaresse, zodat zij het niet via de pers zou moeten vernemen. Het was zeer stil aan de telefoon. Ik stuurde vanuit een internetcafé in Francorchamps een korte nota naar enkele journalisten, met als titel: ‘Kroniek van een aangekondigd ontslag’. Ik schreef de nota vanuit een gevoel van onrecht en machtsmisbruik dat mij was aangedaan. Journalisten belden naar de Open VLD-partijvoorzitter en stelden dat als het waar is wat Aernoudt schrijft, de minister zal moeten opstappen. Bart Peeters deed alsof zijn neus bloedde, zijn naam was haas.

Tijdens de F1-race stond mijn telefoon roodgloeiend. Ik flirtte met het idee een persconferentie te organiseren – maar dat doe je toch niet voor een ontslag, dacht ik. Ik had het beter wel gedaan. ’s Anderendaags gaf ik van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat interviews. Van de andere kant klonk enkel dat alle samenwerking onmogelijk was geworden. Krachtig bestuur noemde Peeters het. Over krachtig of goed bestuur werd later nooit meer gesproken. De ‘goedbestuurballon’ werd voorgoed doorgeprikt veertien dagen later, toen de ombudsman zijn vernietigend rapport publiceerde, de minister de laan uitstuurde en even later zelf opstapte.

Heel wat politici belden mij dat ze geschandaliseerd zijn en mij steunen, maar dat ik moet begrijpen dat ze dat niet publiek kunnen zeggen. Vincent van Q., die ik de dag van mijn ontslag op de F1 van Francorchamps ontmoette, zei dat het niet waar kon zijn. Maar ook heel wat bedrijfsleiders belden mij. Quand les dégoûtés s’en vont, il n’y a que les dégoutants qui restent, kan ik hun boodschap samenvatten.

IJZEREN GORDIJN

Mijn ex-secretaresse belde mij maandagmorgen met de boodschap dat op vrijdagavond, de dag van mijn ontslag maar voor ik het wist, mijn computer was opgehaald en alle bestanden (adressenlijsten, agenda, documenten) en e-mails waren gewist, trouwens, ook op haar computer was dat gebeurd. Een ultieme poging om bewijsmateriaal te vernietigen. Ik was naïef, maar ik had al te veel meegemaakt. Ik verviel niet in hypocrisie, maar probeerde de schade door mijn naïviteit te beperken. Aangezien al mijn afspraken op één agenda stonden, zowel privé- als professionele afspraken, wist ik niet meer welke afspraken en speeches ik had. Mijn laatste print-out dateerde van een paar weken terug, en ik probeerde zo goed en zo kwaad als het kon mij te herinneren wat er nog allemaal relevant was. Ethiek en politiek, kan het nu echt niet samen, mijmerde ik.

Op radio RTL, diezelfde maandagmorgen, vroeg men mij wat ik nu zou doen. Mijn ervaring van het jaar ervoor indachtig, antwoordde ik spontaan dat ik een auto zou gaan kopen. Heel wat luisteraars sms’ten mij met voorstellen. Velen zeiden dat ik hun auto een tijd kon gebruiken. Ik deed ook onmiddellijk het nodige om mijn gsm op mijn persoonlijke naam te plaatsen. Niets gaat boven eigen ervaring.

Drie dagen na mijn ontslag wijdde Trends-Tendances er een speciaal nummer aan, met mij in de rol van hoofdredacteur. Opmerkelijk creatief initiatief van de échte hoofdredacteur. De teneur van de artikels kunnen we samenvatten met het adagio van Béart: le premier qui a dit la vérité, il doit être exécuté. Maar ook alle kranten in het noorden en het zuiden van het land schreven over mijn opzienbarend ontslag en stelden dat mijn gebruik van het spreekrecht en mijn antiseparatisme de motivatie waren van dit onrechtmatige ontslag. Van regeringszijde werd niets meer gezegd.

Ik vond inderdaad dat mij onrecht was aangedaan. Als ik nu in het zand zou bijten, zullen collega’s zeker hun spreekrecht, fundamenteel recht in een democratie, niet (meer) gebruiken. Ik nam contact op met een paar personen van de Raad van State. Onafhankelijk van elkaar wisten ze mij te zeggen dat in de Raad van State de loge samen met Opus Dei de spreekwoordelijke lakens uitdeelden. En bovendien, ik was geen ambtenaar. Ze zouden zich zonder problemen onbevoegd kunnen verklaren. En als ik ooit het proces zou winnen, kreeg ik mijn mandaat terug maar zonder loon. Immers, het loon is contractueel geregeld, en daarover beslist de arbeidsrechtbank. Hop, naar de arbeidsrechtbank. Via Tony Mary kreeg ik de naam van zijn advocaat. De beide aangehaalde feiten dateren van meer dan 72 uur voor het ontslag, merkte die fijntjes op. Dus ze kunnen arbeidsrechtelijk niet worden ingeroepen als ‘ontslag op staande voet’, dat juridisch moet zijn gebaseerd op feiten van de laatste 72 uur. Kunnen zij nu zo stom zijn, dacht ik, of zat hier een addertje onder het gras?

Irrelevant om over de inhoud van de twee redenen te spreken, zei mijn advocaat, gezien deze vormfouten. Maar toch, wat de petitie betreft, die komt niet van mij. Men kan toch niemand veroordelen voor feiten die niet van hem komen? En wat de krant betreft, daar werden zelfs geen namen genoemd en diverse rapporten bevestigen de juistheid van mijn verklaringen. De procedure wordt opgestart. Als alles verloopt zoals voorzien, spreekt de rechtbank zich uit op 18 december 2008, oftewel vijftien maanden na de feiten. Behoorlijk snel, vinden insiders.

Noch mijn ontslag, noch het vernietigen van alle materiaal, hebben echter kunnen beletten dat de ombudsman een vernietigend rapport schreef dat leidde tot het ontslag van mijn ex-minister. We hadden beiden betere tijden gekend. Het parket had op eigen initiatief het dossier naar zich toegetrokken. Net zoals ik al maanden had gevraagd, en uitgeschreeuwd via de pers, kon de regering nu plots ingaan op veel van mijn wensen: de interne audit kreeg toegang tot de kabinetten, consultancycontracten konden niet meer vanaf één januari 2008 (kwestie van de kabinetten de tijd te geven wat grote schoonmaak te houden), kabinetten mochten geen contracten meer beheren, enzovoorts. Mijn vraag om cabinetards te verbieden om in de raden van bestuur te gaan zitten, werd echter niet besproken. En ook op mijn voorstel om de omvang van de kabinetten te verminderen, werd niet ingegaan.

Kabinetsleden van mijn vroegere kabinet vertrouwden mij toe dat ze de minister nog nooit zo goed geluimd van de ministerraad hadden zien terugkeren (de dag van mijn ontslag), maar begrepen niet waarom. Het jolijt zou echter van korte duur zijn.

Journalisten die mijn kritiek op de werking van de overheid en de kabinetten hadden gebracht, werden geïntimideerd. Frans Crols nam het in zijn slotcolumn van Trends openlijk op voor die journalisten, wat ik heel erg apprecieerde. Na de topambtenaar te willen muilkorven zou men nu ook de pers aan banden leggen. Ambtenaren beschouwen als tweederangsburgers en de persvrijheid inperken als wat geschreven wordt de bewindsmakers niet goed uitkomt, doet mij denken aan toestanden die vroeger schering en inslag waren aan de andere kant van het IJzeren Gordijn. Kris Peeters laat even later informeel weten dat hij het publiek ontwerprapport van de ombudsman nooit had gelezen en dat hij ook niet wist dat de deadline voor officieel antwoord dichtbij was. Nochtans, het ontwerprapport van de ombudsman was publiek en stond zelfs sinds meer dan een maand op het web van verschillende media.

Andere Vlaamse (socialistische) regeringsministers klaagden, in een artikel in De Morgen, dat zij niet op de hoogte waren van het rapport en dat dit ook bij de bespreking van mijn ontslag op de ministerraad niet werd vermeld. Kortom, de gehele regering was in haar hemd gezet, maar niemand die openlijk durfde te zeggen dat zij een verkeerde beslissing hadden genomen, laat staan de moed zouden hebben om erop terug te komen. Het schepencollege deed zijn imago weer alle eer aan. Het vervolg van de soap was toen al bij iedereen bekend en insiders waren helemaal niet verrast toen veertien dagen later de minister haar ontslag aankondigde.

ONTSLAG MOERMAN

Veertien dagen later, ik gaf les Europese economie in Brussel van 17.00 tot 19.00 uur. Net voor mijn les telefoneerde de ombudsman mij. ‘Mijn rapport is klaar, kan ik het ergens brengen? Ik wil het tezelfdertijd aan jou geven als aan de betrokken minister en aan de voorzitter van het Parlement.’ Zijn medewerkster brengt het mij op het einde van mijn les, hijzelf gaat naar het kabinet.

Ik teken af en heb nog een afspraak met de politiek directeur van Open VLD om een paar zaken te bespreken in de Mort Subite . Dat was een beetje mijn kantoor geworden na mijn ontslag. Of het iets met de naam van het café te maken heeft, of met het oude interieur waarvan ik hou, laat ik over aan de psychoanalytici. Mijn gesprekspartner, die ook penningmeester van de Open VLD is en hoofd van het studiebureau van de Open VLD, vertelt mij dat hij het rapport van de ombudsman al heeft, en ook heeft gelezen. Ik had het nog niet gelezen.

Na een paar geuzen Mort Subite en een goed gesprek waarin mijn gesprekspartner aankondigt dat hij er ook genoeg van heeft en de Open VLD zal verlaten en een bedrijf heeft overgenomen, ga ik naar huis. Mijn gesprekspartner wordt later opgevolgd als hoofd van de studiedienst door Rik Daems, maar zou zelf terugkomen in de regering-Leterme I om kabinetschef te worden van Patrick Dewael, naast Jan Kerremans.

Thuisgekomen zet ik de televisie aan, waar het ontslag van Moerman wordt aangekondigd. Ik had nooit gedacht dat de ombudsman zijn rapport correct zou afwerken. Het was intussen een publiek geheim dat zijn contract volgend jaar ten einde liep en dat een paar mensen hem daar fijntjes op hadden gewezen. Ik had al zoveel meegemaakt en dacht dat hij zou bezwijken. Hij deed het niet en ik was niet verwonderd toen hij kort daarna aankondigde dat hij andere professionele horizonten zou opzoeken. Op de vraag van journalisten of zijn vertrek iets met mij had te maken, antwoordde hij zeer diplomatisch: ‘Nee, ik was al van plan om te vertrekken.’

Ik heb nooit het ontslag van Moerman gewenst, en haar verschillende mogelijkheden gegeven om bepaalde excessen recht te zetten, door bijvoorbeeld de fameuze fakecontracten niet meer te verlengen. Dit was de uiterste grens van mijn ethisch vermogen. Maar dat was blijkbaar te veel gevraagd. Bovendien wilde ik structurele maatregelen. Ik wilde niet dat iemand die te snel reed een snelheidsboete zou krijgen, terwijl de andere snelheidsduivels geluk hadden dat er geen camera stond. Nee, ik wilde vertragingsbumpers aanbrengen. Ik wilde dat misbruiken niet meer mogelijk waren door kabinetten te verbieden consulenten aan te werven. Dit moest de administratie doen via gestandaardiseerde en open procedures. In alle interviews die ik gaf aan de pers, na mijn ontslag, heb ik ook geprobeerd deze boodschap naar voren te brengen.

Het ontslag van de minister was eens te meer een bewijs dat ik, jammer genoeg, gelijk had over de hele lijn. ‘Il a raison, mais on ne lui a pas donné raison’, stelde Maurice Lippens in het speciale Trendsnummer. Maar ook nu hadden de regeringsleiders niet de guts om openlijk hun foute inschatting te bekennen, laat staan recht te zetten. Ik dacht aan Kant: wees niet te lui en te laf om zelf te denken. Eens te meer een bewijs dat de verlichtingsgedachte inderdaad de cenakels van de politiek nog niet had bereikt. Nochtans, het zou anders kunnen.

RUDY AERNOUDT, WEDERVAREN VAN EEN CABINETARD, ROULARTA BOOKS, 192 BLZ., 17,90 EURO.

DOOR RUDY AERNOUDT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content