Volgens minister van staat Philippe Maystadt (CDH) worden de komende vijf jaar cruciaal voor de Europese Unie. ‘We moeten de Europese bevolkingen laten zien dat Europa werkt. Anders komt het Europese project in gevaar.’ De man die als minister van Financiën België mee in de eurozone loodste, had zijn eigen partij ook liever in de federale regering gezien. ‘We hadden kunnen proberen wat CD&V nu probeert te doen.’
Philippe Maystadt zit rustig zijn mails te beantwoorden op zijn iPad in een vergaderzaaltje van de Europese Investeringsbank, die hij twaalf jaar lang heeft voorgezeten. Voor een man met zijn staat van dienst, is hij de eenvoud zelve gebleven. Wie hem schrijft, krijgt per kerende post een persoonlijk antwoord terug. Maar die bescheidenheid is bedrieglijk. Ook nu nog is Philippe Maystadt iemand naar wie geluisterd wordt in Europa. Hij is goed bevriend met Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker, werkt als raadgever voor de Commissie en kent alle ins en outs rondom het Schumanplein.
In de jaren 1980 en 1990 was de Franstalige christendemocraat met de uitgesproken wenkbrauwen een vast onderdeel van elke regering en werkte hij als PSC’er van de linkervleugel mee aan de gezondmaking van de Belgische overheidsfinanciën. Vandaag zegt Maystadt de nationale politiek alleen nog van een afstand gade te slaan, maar ook die onthechtheid is bedrieglijk – de minister van staat volgt de zaken nog op de voet.
Tijdens de vorming van de federale regering was u vóór deelname aan de onderhandelingen, niet?
PHILIPPE MAYSTADT: Volgens mij konden we op zijn minst onderhandelen op basis van de nota van Bart De Wever. Daar stond uiteindelijk niet veel meer in, de scherpe kantjes waren eraf gehaald. De N-VA is ook geen extreemrechtse partij en dus zie ik niet goed in hoe je vooraf kunt weigeren met de grootste partij van Vlaanderen te praten. Wat niet betekent dat we tot een akkoord zouden zijn gekomen.
U hebt vaak gezegd dat we onze verzorgingsstaat moeten hervormen om ze te kunnen handhaven. Is het voor een partij als het CDH dan niet interessanter om daaraan mee te werken in plaats van passief toe te kijken?
MAYSTADT: Dat klopt. Ik ben minister geweest in verschillende regeringen, maar de regering waarin ik de grootste invloed had, was de centrumrechtse regering Martens-Gol. Ik ben nochtans met lood in de schoenen in die regering gestapt. Mijn toenmalige partijvoorzitter Gérard Deprez heeft me overtuigd om toch te gaan. Hij had de post van minister van Begroting voor mij uit de wacht gesleept. Luister, zei hij me, je zult een sleutelpositie in die regering bezetten. Als je toch zo bang bent voor antisociale ontsporingen, kun je maar beter mee aan het stuur zitten want dan kun je nog ingrijpen. En dat is wat ik samen met Jean-Luc Dehaene, die net als ik tot de linkervleugel van de christendemocratie behoorde, in die regering heb gedaan.
Had de aanwezigheid van het CDH in de huidige federale regering kunnen helpen om de pil te vergulden?
MAYSTADT: Wie weet. We hadden kunnen proberen wat CD&V nu probeert te doen.
CD&V heeft het extra moeilijk door de afwezigheid van haar Franstalige zusterpartij.
MAYSTADT: Zeker, het is heel lastig voor hen. Ik probeer me soms in de plaats van Kris Peeters te stellen, helemaal alleen in het kernkabinet, tegenover de anderen. Dat moet haast fysiek eenzaam zijn. Wij waren op zijn minst met z’n tweeën. Bovendien had ik iemand van het kaliber van Jean-Luc Dehaene aan mijn kant.
U hebt toen ook moeilijke maatregelen moeten nemen.
MAYSTADT: Wij hebben drie indexsprongen doorgevoerd. Maar we hadden geen keuze. Begin jaren 1980 was België de zieke man van Europa. België had bijzonder slecht gereageerd op de tweede oliecrisis eind jaren 1970. Aangezien onze bedrijven het moeilijk hadden en de werkloosheid steeg, vond men het een goed idee om via een uitsluitend op de vraag gericht stimuleringsbeleid de koopkracht van de mensen te doen stijgen. Toen heeft men dingen bedacht zoals een 14e maand in de kinderbijslag en wachtuitkeringen voor jongeren die nooit hebben gewerkt. Maatregelen die vandaag onbetaalbaar zijn geworden. Bovendien deed men dat zonder zich iets aan te trekken van de concurrentiepositie van onze bedrijven. Hun extra koopkracht hebben de Belgen dan ook grotendeels aan geïmporteerde goederen besteed. Vooral Duitse bedrijven zijn daar beter van geworden.
Concentreert deze regering zich te eenzijdig op de aanbodzijde van de economie?
MAYSTADT: Dat denk ik niet. Er moet íéts gebeuren. De lasten op arbeid in ons land moeten inderdaad omlaag. Alleen is het de vraag hoe je dat verlies aan ontvangsten compenseert. Er zijn ook structurele hervormingen nodig. Het opleidingsniveau van onze jongeren moet beter. Meer jongeren moeten ook voor technische en wetenschappelijke richtingen kiezen. Onze langetermijngroei, dat wordt wel eens vergeten, is afhankelijk van de groei van de actieve bevolking en de groei van de productiviteit. De actieve bevolking neemt in ons land nauwelijks nog toe. Dus moeten we de productiviteit verhogen. U kent die beroemde uitspraak van bondskanselier Angela Merkel? Met 7 procent van de wereldbevolking brengen we 24 procent van de mondiale productie voort en financieren we 50 procent van de mondiale sociale uitgaven. Als we zulke ratio’s in Europa willen aanhouden, moeten we echt productiever worden. En daarvoor hebben we beter gevormde werknemers nodig.
U had een goede verstandhouding met Jean-Luc Dehaene. Wouter Beke en Benoît Lutgen spraken elkaar pas voor het eerst echt ná de verkiezingen van vorig jaar.
MAYSTADT: Dat was in mijn tijd inderdaad helemaal anders. Over sociale en economische thema’s waren er regelmatig informele contacten buiten de regering tussen Vlaamse en Franstalige christendemocraten. Wij stemden van tevoren onze standpunten op elkaar af, waardoor we binnen de regering sterker stonden. Het feit dat er geen nationale partijen meer zijn, is een van de moeilijkheden van het Belgische federalisme. Daarom ben ik voorstander van een federale kieskring. Dat zou politici toch dwingen om minimale contacten te onderhouden.
Veel waarnemers vragen zich af wat nog de bestaansreden is van het CDH. Uw partij zit structureel in een dalende trend en heeft geen duidelijke politieke smoel.
MAYSTADT: CDH is op dit moment volop bezig met een vernieuwingsoperatie. De voorzitter wil nagaan hoe we in heel wat beleidsgebieden de mens opnieuw centraal kunnen zetten.
Doen andere partijen dat dan niet?
MAYSTADT: Liberalen leggen de nadruk op het individu. De N-VA trouwens ook, met een blind vertrouwen in het individuele initiatief. Socialisten hebben nog te vaak de standaardreactie: de overheid moet ingrijpen. Christendemocraten vinden dat de mens in het centrum moet staan, maar dat individuen ook een collectieve dimensie hebben, namelijk de onderlinge solidariteit.
Vaak hoor je ook dat het CDH, met zijn centrumlinkse koers, de laatste jaren een filiaal van de PS is geworden.
MAYSTADT: Dat klopt niet. Tussen PS en CDH gaat het vaak hard tegen hard.
Uw partijvoorzitter is erg afwezig in het publieke debat. Is dat wel een goede zaak?
MAYSTADT: Lutgen is een voorzichtige kerel, die goed wil weten waaraan hij begint en graag beslagen ten ijs komen. Maar ik verwacht dat we in de toekomst, als de vernieuwingsoperatie van de partij op de sporen zit, veel meer van hem gaan horen.
Iets anders. Als u vandaag nog minister van Financiën was, welke houding zou u dan aannemen tegenover uw Griekse collega?
MAYSTADT: Ik zou ervoor pleiten om hem te helpen. Maar dat betekent niet: geld geven zonder daar voorwaarden aan te verbinden. Die voorwaarden kunnen wel verschillen van wat met de vorige Griekse regering is afgesproken. Er is op korte tijd te veel van de Grieken gevraagd. We moeten met de regering van Alexis Tsipras en Yanis Varoufakis over een nieuw hulpprogramma onderhandelen. De Grieken hebben gekozen voor verandering, daar moet Europa rekening mee houden. Maar zonder een nieuw hulpprogramma redden de Grieken het niet. De financieringsbehoefte van Griekenland wordt geschat op minstens 20 miljard euro en op de internationale kapitaalmarkt kan het land niet terecht. Het alternatief is Griekenland tot extreme oplossingen dwingen, met name de exit uit de eurozone, wat een ramp zou zijn voor de Grieken, maar wat ook de Europese landen veel meer zou kosten dan de huidige hulp. Want dan gaan de Grieken bankroet en betalen ze de crediteurlanden helemaal niets meer terug.
Volgens de Griekse minister van Financiën Varoufakis is zijn land nu al failliet.
MAYSTADT: Dat denk ik niet. We kunnen de Griekse schuld bovendien nog wat meer spreiden in de tijd en de rente over de schuld nog extra verlagen. De Griekse schuld is houdbaar, op voorwaarde dat er weer groei komt. Dus nieuwe hervormingen moeten vooral die economische groei voor ogen hebben.
Is het echt noodzakelijk om de Grieken binnen de euro te houden?
MAYSTADT: Het was om te beginnen een vergissing om ze bij de euro te halen. De Grieken zijn tot de eurozone toegetreden door hun rekeningen te vervalsen. Wist men dat of niet? Ik was op dat moment voorzitter van de Europese Investeringsbank. Ik heb de Ecofin-raad bijgewoond waar de ministers van Financiën de toetreding van de Grieken tot de euro hebben aanvaard. Niemand heeft toen bezwaar gemaakt. Ofwel was men niet op de hoogte, ofwel waren sommigen wel op de hoogte, maar heeft men gezwegen. Volgens mij had de Commissie aanwijzingen dat er iets niet pluis wat met de Griekse rekeningen. En dus draagt de Commissie een zware verantwoordelijkheid. Ze had dit moeten aankaarten. Waarschijnlijk heeft ze dat om politieke redenen niet gedaan.
Maar nu de Grieken in de euro zitten, moeten we ze ook bij de club houden?
MAYSTADT: Het lidmaatschap van de eurozone is in theorie onomkeerbaar.
Maar een verdrag is ook maar een verdrag, niet?
MAYSTADT: Toch is dat principe van onomkeerbaarheid belangrijk. Als de indruk ontstaat dat iedereen zomaar binnen en buiten kan wandelen, heb je geen muntunie meer, alleen nog een onstabiele monetaire overeenkomst. Wie eenmaal in de muntunie zit, moet zich aan een zekere begrotingsdiscipline onderwerpen. De Griekse regeringen hebben dat niet begrepen of niet willen begrijpen. Dankzij het lidmaatschap van de euro kon Griekenland spotgoedkoop lenen en heeft het zich tot over de oren in de schuld gestoken. De enige regering met wie ik problemen heb gehad als voorzitter van de Europese Investeringsbank, was de Griekse. Die verlangde dat de EIB buitenproportionele infrastructuurwerken zou financieren. Mijn medewerkers zeiden dan in hun analyses: ‘Dit slaat nergens op, die vier rijvakken zijn nergens voor nodig, twee rijvakken zullen ruimschoots volstaan.’ (lacht)
De Europese aanpak van de Griekse schuldencrisis heeft tot protestbewegingen zoals Syriza geleid.
MAYSTADT: Syriza is niet anti-Europees, maar een reactie tegen het Europese bezuinigingsbeleid. De manier waarop de functionarissen van de trojka (de Europese Commissie, de ECB en het IMF) in Griekenland te werk zijn gegaan, kon ook echt niet door de beugel. Er was geen enkele democratische controle. Op een gegeven moment vroeg ik aan een Europees commissaris die ik al jaren ken: hoe heb je in hemelsnaam kunnen aanvaarden dat men het minimumloon in Griekenland tot 580 euro per maand verlaagt? Ik heb dat net zoals jij via de kranten moeten vernemen, antwoordde hij. Die zaken werden dus niet eens met de Commissie besproken. De ambtenaren van de Trojka beslisten daar op eigen houtje over. Ontstellend.
Ook in andere landen keert de publieke opinie zich tegen Europa.
MAYSTADT: Brussel wordt gezien als de bron van alle kwaad. Populisten van alle strekkingen gebruiken de Europese Unie als zondebok, op dezelfde manier als ze zich keren tegen migranten en tegen de globalisering. Kijk naar het succes van Marine Le Pen, Nigel Farage of de Ware Finnen. Die laatsten zijn interessant. Ze laten zien dat anti-Europese populistische bewegingen zelfs kunnen ontstaan in welvarende Europese landen met solide democratieën. De uitslag van de laatste Europese verkiezingen loog er ook niet om. In Frankrijk was het Front National de grootste partij, in het Verenigd Koninkrijk was dat Ukip. Bij ons zijn die anti-Europese gevoelens minder sterk aanwezig, maar ze nemen ook toe. Ik word vaak uitgenodigd om te gaan spreken in hogescholen over Europa en over de uitdagingen waarmee de Europese economie is geconfronteerd. Ik merk dat jongeren het steeds moelijker aanvaarden als ik zeg dat Europa de oplossing is.
Waar heeft dat mee te maken?
MAYSTADT: Met angst voor de toekomst, denk ik. Heel wat zekerheden zijn de laatste jaren weggevallen. Het vooruitgangsgeloof, de overtuiging dat de volgende generatie het beter zal hebben dan de huidige, iets wat voor ons vanzelfsprekend was, is verdwenen. En begrijpelijk. Maar dat verandert ook de manier waarop jonge mensen naar de wereld kijken. Ook heel wat andere instituties die vroeger sterk stonden, worden vandaag gewantrouwd: de school, justitie, de representatieve democratie. Dus is het normaal dat jongeren ook vraagtekens bij Europa zetten.
Als je kijkt naar de interne en externe dreigingen waarmee Europa te kampen heeft, de Griekse crisis, een mogelijke Brexit, stijgend euroscepticisme, economische stagnatie, de oorlog in Oekraïne, kun je dan stellen dat het Europese project in gevaar is?
MAYSTADT: Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker heeft gezegd dat dit de Commissie van de laatste kans is. Dat is misschien een beetje overtrokken, maar als we er de komende vijf jaren niet in slagen de Europese burgers ervan te overtuigen dat de EU meer is dan alleen een budgettaire politieagent en een superbureaucratie, geloof ik inderdaad dat het Europese project in gevaar komt. Mijn generatie, met de oorlog nog vers in het geheugen, was haast vanzelfsprekend pro-Europees. Vanuit dat standpunt bezien is de Europese samenwerking ook een groot succes. We hebben op ons continent nog nooit zo’n lange periode van vrede gekend. Het komt er nu op aan jongere generaties, voor wie die vrede een verworvenheid lijkt, te laten zien dat er nog andere redenen zijn om door te gaan met de Europese integratie. Op de eerste plaats omdat Europa veel beter gewapend is dan de individuele lidstaten om de grote uitdagingen van onze tijd aan te gaan. Of het nu gaat om een efficiënter energiebeleid, om de strijd tegen terrorisme en klimaatverandering, of om het verzachten van de negatieve gevolgen van de mondialisering van de economie. Maar de komende jaren zijn scharnierjaren. We moeten de Europese bevolkingen tot elke prijs laten zien dat Europa werkt.
U bent opgegroeid nabij Charleroi, in het dieprode Henegouwen. Had u ook socialist kunnen worden?
MAYSTADT: Dat was heel goed mogelijk geweest. Ik ben me voor de politiek beginnen te interesseren toen ik leider was van Patro, de Franstalige Chiro, in een heel volkse buurt. Wij gingen toen de ouders bezoeken van de kinderen die ons waren toevertrouwd. Voor mij was het een schok om te ontdekken in wat voor armoedige omstandigheden die kinderen moesten opgroeien en studeren. Ik had thuis mijn eigen kamer. Zij moesten hun huiswerk maken in het midden van de keuken. Daar ben ik me bewust geworden van de sociale ongelijkheid in de samenleving, daar is mijn politieke engagement geboren.
Philippe Busquin zegt vaak dat ik evengoed een socialist had kunnen zijn. Maar in die tijd wilden de socialisten in Charleroi niets weten van een zogenaamde tjeef. Mijn vader was ook PSC-gemeenteraadslid, dus was het niet onlogisch dat ik in dezelfde partij terechtkwam. Maar het klopt zeker dat veel van mijn generatiegenoten die sociaal voelend waren, twijfelden tussen de socialisten en de christendemocraten.
HAN RENARD, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE
‘De manier waarop de functionarissen van de trojka in Griekenland te werk zijn gegaan, kon echt niet door de beugel.’